Het boek Political economy in macroeconomics van A. Drazen heeft weinig gelijken. Alle vis is geen bakvis. Op het eerste gezicht herinnert het aan de public choice literatuur. Maar bij een nadere inspectie blijkt de behandelde materie breder te zijn. Er worden allerlei modellen van de politieke economie behandeld, die men niet in andere leerboeken aantreft. De thematiek is breed: besluitvorming, verkiezingen, en publieke goederen, maar ook bijvoorbeeld politieke crises en hervormingen, de geloofwaardigheid van beleid, en de optimale omvang van de staat. De verhandelingen zijn bijna alleen theoretisch, met (te) weinig gedegen toetsing aan empirische gegevens. Political economy in macroeconomics mag daadwerkelijk een naslag-werk worden genoemd, gezien zijn omvang van 775 pagina's.
Wegens de aard van het onderwerp is de tekst natuurlijk grotendeels verhalend. Maar Drazen ziet er een uitdaging in om zijn betoog zoveel mogelijk te vertalen in wiskundige modellen. Dit leidt tot een hoog niveau van abstractie, wat de leesbaarheid niet ten goede komt. Daarom had uw recensent nooit verwacht, dat hij het boek helemaal zou uitlezen. Maar dat is wel gebeurd, zij het pas na vijf jaren, zodat kennelijk toch de materie een grote aantrekkings-kracht heeft. Het is een opwindende gedachte, dat bijvoorbeeld een politieke impasse of crisis kan worden gevat in een formule. Drazen en zijn geestverwanten werken hier aan een ambitieus project. Helaas is het resultaat niet altijd een succes. Ten eerste voegt soms een formule niets toe aan een verhalend betoog. En ten tweede gaat soms essentiële informatie verloren bij de omzetting naar wiskundige formules1. De tijd zal leren welke modellen waardevol zijn voor de practische beleids-analyse.
Het boek bestaat uit 14 hoofdstukken en 4 delen. Het eerste deel bespreekt de fundamenten van de politieke theorie. Het tweede deel verdiept zich in verplichtingen en reputatie. Het derde deel gaat in op botsende belangen ten gevolge van de maatschappelijke heterogeniteit. Het vierde deel is gewijd aan toepassingen in de analyse van beleid, met de nadruk op internationale economische vraagstukken. De rode draad door alle tekst is the tegenstelling van groeps-belangen (p.5). De politiek is een machtsstrijd, die niet per se leidt tot een maatschappelijk optimaal resultaat. Er bestaat geen onafhankelijk centraal plan-orgaan, dat het algemeen belang behartigt (p.30, 60). Hoofdstuk 2 introduceert het principal-agent probleem. Hoofdstuk 3 gaat in op aspecten van besluitvorming, zoals de grondwet, de vorming van de politieke agenda, de ruimtelijke modellen van Downs, en rente zoeken. Politici hebben hun eigen belangen.
Hoofdstuk 4 onderzoekt het probleem van de tijd-consistentie. Politici worden verleid om hun beloften te schenden. Eieren en beloften zijn erg broos. Denk aan een onverwachte lasten-verzwaring voor de burgers, of aan inflatie (Barro-Gordon model). Drazen gebruikt hier de Phillips kromme, hoewel die controversieel is (p.115-116)2. Hier krijgt de wiskundige elegantie de voorkeur boven het realiteits-gehalte. Hoofdstuk 5 behandelt instituties, zoals constituties, wetten, contracten en normen. Ook de onafhankelijke centrale bank is een institutie3. Hoofdstuk 6 onderzoekt het fascinerende effect van een goede reputatie, zoals geloofwaardigheid. Een centrale bank heeft er baat bij om geloofwaardig te zijn, met name inzake het inflatie-beleid. Drazen hanteert hier ook de speltheorie.
Hoofdstuk 7 is gewijd aan de pogingen van politici om de nationale verkiezingen te winnen. Met name de regering beschikt over middelen om in de gunst te komen van de kiezers. Zulke modellen nemen vaak aan, dat de kiezers vooral hechten aan werkgelegenheid. De regering kan de economie een financiële injectie geven. Aldus ontstaat er wellicht een politieke conjunctuur in de economie. Dit wordt gemodelleerd met de Phillips kromme. De resultaten hangen mede af van het kiessysteem, te weten proportioneel of gericht op een meerderheid. Soms houden de modellen ook rekening met tussentijdse (regionale) verkiezingen. Het huidige beleid kan de keuze-opties van een volgende regering inperken. De modellen reiken een kader aan om de realiteit te interpreteren. Helaas is het zeer moeilijk om al deze modellen te toetsen aan de empirische waarnemingen4. Waar gezworen wordt, staat de leugen aan de deur.
Hoofdstuk 8 beschijft de herverdeling van het primaire inkomen door de staat. Soms verloopt de herverdeling indirect, via de betaling van publieke goederen. De herverdeling kan zodanig zijn, dat de regering er de verkiezingen mee kan winnen. Een herverdeling kan een bepaalde belangen-groep gunstig stemmen. De belangen-groep zoekt een rente bij de staat. Logrolling wil zeggen, dat partijen onderling gunsten uitwisselen. Het pensioen is een herverdeling over generaties, en in mindere mate de zorg en de staatsschuld eveneens. Hoofdstuk 9 behandelt de publieke goederen. Hier benut Drazen natuurlijk weer de speltheorie. En hij put uit de groeps-theorie van Mancur Olson. Er dreigt zwart rijden op kosten van anderen. Dit kan worden verminderd door het goed te produceren en gebruiken binnen een kleine club. Overigens is de coördinatie zelf al een publiek goed.
Hoofdstuk 10 verdiept zich in de impasse en de crisis bij de uitvoering van beleid. Problematisch is, dat het nut van een hervorming soms onvoorspelbaar is. Vaak verzetten sommige groepen zich tegen een hervorming van het beleid. De regering moet de maatschappelijke weerstand tegen het nieuwe beleid minimaliseren. Drazen geeft hier zelfs een model van communicatie! Praatjes vullen soms toch gaatjes. Hoofdstuk 11 gaat over economische groei. Dit gaat gewoonlijk gepaard met de accumulatie van fysiek en menselijk kapitaal. In de modellen moet de regering kiezen voor een bepaalde belasting-voet, waarbij eventueel meerdere ("overlappende") generaties worden beschouwd. Groepen kunnen met elkaar strijden over de verdeling van de groei van de welvaart.
Hoofdstuk 12 beschrijft het internationale economische beleid. Hier is de wisselkoers een belangrijke variabele. Internationale coördinatie kan wenselijk zijn. Zij kan allerlei vormen aannemen (p.573 en verder). Vaste wisselkoersen maken de handel minder riskant. Het beste geloof is gereed geld. Helaas is soms een staat toch gedwongen om de devaluatie in te zetten als munitie. Dit wordt natuurlijk onmogelijk in een muntunie. Drazen besteedt speciaal aandacht aan de Europese monetaire unie. Staten kunnen via het belasting-systeem concurreren om het aantrekken van kapitaal. Als de staatsschuld niet wordt afbetaald, dan leidt dit natuurlijk tot een verlies van reputatie op de kapitaal-markt. Gewoonlijk zijn er dan her-onderhandelingen. Ontwikkelings-hulp kan armoede bestrijden, maar gaat gepaard met allerlei schadelijke prikkels.
Hoofdstuk 13 is gewijd aan economische hervormingen. De politici interveniëren in het economische systeem. Denk aan liberalisering, privatisering of democratisering. Vaak hervormt men om de doelmatigheid te verbeteren. De onzekerheid over de uitkomst van de hervorming is groot. Dan kan een fasering wenselijk zijn, waarbij de beste volgorde van de fasen moet worden gekozen. Maar ook de big bang is een optie. Soms is er een kansrijke periode voor de hervorming (window of opportunity). De privatisering zal vaak neerkomen op een herverdeling. De staat kan dit verminderen door een subsidie of toeslag te geven aan burgers5. Hoofdstuk 14 bestudeert de optimale omvang van de staat. Er worden verklaringen gegeven voor de uitdijende staat. In de late jaren 80 is er een omslag. Ook de staatsschulden zijn toegenomen. Dit kan worden bestreden via begrotings-regels. Drazen presenteert modellen om de optimale omvang van de staat te bepalen.
Al met al is het schrijven (en lezen!) van Political economy in macroeconomics een indrukwekkende prestatie, wegens de complexiteit van de gepresenteerde modellen. De tientallen links in deze recensie laten zien, dat het boek al vijf jaren lang een bron van informatie is voor de Gazet. De formele theorie blijft fascineren. Echter, de waarde van een model wordt bepaald door zijn toepassingen en niet door zijn wiskundige elegantie. Het is de vraag, of de modellen zo universeel geldig zijn, als het hoge niveau van abstractie suggereert. Dit moet worden onderzocht via een toetsing aan empirische casussen6. Inderdaad is de menging van methoden (formeel model, empirische casus, statistiek) wel beproefd. Maar helaas zijn zulke statistische analyses van de modellen nog weinig succesvol. Erger nog, de resultaten van de statistische toetsing zijn vaak afhankelijk van de willekeur van de analist.
Dit maakt de analyse met behulp van mixed methods voorlopig omstreden. Aldus blijft onduidelijk of (het bestuderen van) formele modellen werkelijk nut heeft7. Op zijn best hebben de modellen een begrensde universaliteit, waarbij de context essentieel blijft. Men moet zorgvuldig en met veel intuïtie nagaan of een casus kan worden gekoppeld aan een formeel model. Dit vraagt om een beleids-analist met veel kennis, tijd, ervaring, en toewijding. Maar misschien kan op deze manier het levenswerk van Drazen (en anderen) toch een (bescheiden) verrijking zijn voor de beleidskunde en sociologie. Spitten en delven betaalt zich zelven.