Boeken komen in aanmerking voor een recensie, wanneer zij van belang zijn voor de Gazet, en daarbij uitblinken in hun soort, of iets unieks inbrengen. Het boek Gestion et théorie des jeux behoort duidelijk tot de laatste categorie. Het beschrijft een debat tussen Pierre Romelaer, een bestuurskundige, en Gisèle Umbhauer, een spel-theoretica. Zij willen samen nagaan in hoeverre de speltheorie een bijdrage kan leveren aan de beleids- en bestuurskunde. Wetenschappers zoals Ostrom, Scharpf, Sandler, Holzinger en Ferguson hebben aangetoond, dat de beide vakgebieden elkaar inderdaad kunnen aanvullen. Daarom had uw recensent hoge verwachtingen van Gestion et théorie des jeux. Helaas laten Romelaer en Umbhauer vooral zien, wat er kan misgaan in de communicatie, wanneer twee mensen niet elkaars taal (willen) spreken. Hun project mislukt. Overigens is ook dat leerzaam.
Het gesprek tussen Romelaer en Umbhauer is gestructureerd rond drie aspecten, te weten strategie, tijd en kennis. Romelaer begint met een uitleg van de beleids- en bestuurskunde (hoofstukken 3, 5 en 8). Umbhauer behandelt de tijd en de kennis met behulp van de speltheorie (hoofstukken 6 en 9). Vervolgens geven Romelaer en Umbhauer een commentaar op elkaars bijdragen. De overige zes hoofdstukken zijn bijdragen van andere auteurs, die wat afzijdig van het debat blijven. Inderdaad, het is een goed medicijn in de gramschap stil te zijn. Jacques Thépot is de redacteur van het boek. Hij schrijft zelf hoofdstuk 11, waarin hij het principal-agent probleem weergeeft als een spel in extensieve vorm. De agent zet zijn informatie strategisch in.
Romelaer heeft een tamelijk confronterende houding. Hij neemt er geen genoegen mee, dat de speltheorie een geschikte taal kan zijn om situaties te beschrijven. Hij inventariseert de problemen van de bestuurskunde, en vraagt aan Umbhauer hoe de speltheorie die problemen kan oplossen. In zijn ogen moet de speltheorie het slimme hulpje zijn van de bestuurskundigen. Steeds keert de vraag terug: "Question: la théorie des jeux peut-elle montrer aux praticiens et aux chercheurs de gestion que ....?" Het spreekt eigenlijk voor zich, dat de speltheorie niet bij machte is om zijn behoefte te bevredigen1. Umbhauer maakt zich ervan af met de Franse slag. Ze zoekt vooral naar vraagstukken, die toegankelijk zijn voor de speltheorie. De rest van de beleids- en bestuurskunde interesseert haar minder.
Volgens Romelaer in hoofdstuk 3 is een organisatie in beginsel gereguleerd (p.76). Maar de regels zijn complex en dynamisch (p.58, 60, 82). Het aantal regels is enorm (p.82). Zelfs het aantal actoren varieert in de tijd. Bovendien zijn spellen altijd genest (p.62). Vaak zijn voorspellingen onmogelijk (p.75). En formele regels worden soms massaal overtreden (p.73). De wereld springt op krukken. Umbhauer antwoordt hem, dat de speltheorie onderzoek doet naar coalities (p.191). Ze laat een spelschema zien, waarin de actoren reageren op elkaars acties (p.192). Vervolgens legt ze het begrip Nash evenwicht uit2. Ze laat zien, dat leerprocessen kunnen worden gemodelleerd met herhaalde spellen (p.196). Haar betoog is nogal technisch en lastig te volgen.
In hoofdstuk 5 legt Romelaer uit, dat in realiteit altijd diverse spellen gelijktijdig verlopen (p.117). Organisaties wedijveren met elkaar, en gebruiken informatie als een strategisch instrument (p.117). De strategie is dynamisch in de tijd, omdat zij moet rijpen (p.120 en verder). Op de lange weg komt alles terecht. In hoofdstuk 6 antwoordt Umbhauer, dat de factor tijd ook belangrijk kan zijn in de speltheorie. Soms heeft de initiatief-nemer een strategisch voordeel (p.128, 137). Ze beschrijft een inflatie-model, dat vermoedelijk weinig boeiend is voor Romelaer (p.132). Ook maakt ze opmerkzaam op de evolutionaire speltheorie (p.142).
In hoofdstuk 8 betoogt Romelaer, dat leren in organisaties een collectief proces is (p.174). Lerende organisaties zijn flexibel (p.186). Leren verloopt meestal continu, al treden soms crises op (p.175, 177, 183). Hij wijst op de puncterend-evenwicht theorie (p.176) en het garbage can model (p.180). Iemand neemt een initiatief, dat zich ontwikkelt, en tenslotte integreert in de organisatie (p.181 en verder). Het initiatief komt nogal eens van een nieuwe manager, dus van buiten (p.188)3. In hoofdstuk 9 erkent Umbhauer, dat het gedrag in de speltheorie gewoonlijk rationeel is (p.205). Maar in de evolutionaire speltheorie bepaalt enkel de herhaling de uitkomst (p.209). Het leerproces wordt voorgesteld als een mutatie (p.211). In een herhaald extensief spel bepaalt de leer-snelheid soms de uitkomst (p.218). In een commentaar betreurt Romelaer, dat Umbhauer zwijgt over de coalitie-theorie (p.229 en verder). In organisaties is een evenwicht altijd tijdelijk.
Het boek bevat vijf hoofdstukken van andere auteurs, die vooral de speltheorie behandelen. Hoofdstuk 1 gaat over strategisch gedrag van ondernemingen op de productmarkt. Hoofdstuk 2 beschrijft ondernemingen als een verzameling van spellen. Regels structureren de onderneming, maar zij passen zich ook aan bij de interne machts-verhoudingen. Dit betoog vat eigenlijk het bekende boek L'acteur et le système van Crozier en Friedberg samen. Hoofdstuk 4 bestudeert vertrouwen tussen ondernemingen met behulp van de speltheorie en de formele theorie. Het kan lonen om een reputatie op te bouwen. Hoofdstuk 7 onderzoekt een veldslag van Napoleon, en de strategie van de Engelse onderneming ICI. Bij ICI is er een interne strijd over de spelregels. Hoofdstuk 10 beschrijft de speltheorie van kennis-uitwisseling, bijvoorbeeld wanneer er diverse evenwichten mogelijk zijn.
Ook deze hoofdstukken slagen er niet echt in om de beleids- en bestuurskunde en de speltheorie te integreren. Idealiter zou de speltheorie de beginselen van de beleids- en bestuurskunde aandragen. Zij zou het fundament moeten leveren, waarna de complexiteit van de werkelijkheid kan worden uitgewerkt in de studie van beleids-casussen. Maar helaas weigeren de bestuurskundigen en speltheoretici van Gestion et théorie des jeux om zich buiten de grenzen van hun eigen vakgebied te begeven. Ze preken in hun eigen zak. Er ontstaat geen gemeenschappelijk project om de beleids- en bestuurskunde een eigen universele methodiek te geven. De diverse bijdragen aan het boek zijn zeker interessant en het lezen waard. Maar zij laten lezers met hoog gespannen verwachtingen teleurgesteld achter.