Titelblad boek The economics of the welfare state

The economics of the welfare state ---- Samen onderweg

Publicatie: Oxford University Press (2004, Oxford)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 10 november 2019

E.A. Bakkum is blogger voor het Sociaal Consultatiekantoor. Hij denkt graag na over de arbeiders beweging.

Hoewel het bij de oprichting van de Gazet wellicht niet zo duidelijk was, wil zij vuistregels geven voor een deugdelijk openbaar bestuur. Datzelfde gold overigens voor de marxist Sam de Wolff, de naamgever en inspirator van de Gazet1. Het is veelzeggend, dat Karl Marx vooral een blijvende indruk heeft gemaakt op policologen en sociologen. De economen verwierpen de theorie van Marx al enkele jaren na haar verschijnen. Gezien deze achtergrond zal het niet verbazen, dat veel recente columns in de Gazet verwijzen naar het boek The economics of the welfare state, van Nicholas Barr. In dit uitstekende boek analyseert Barr de publieke diensten vanuit een economisch perspectief. Bestuurskundigen hebben de neiging om de economische effecten van beleid te negeren, zodat dit boek in het bijzonder een warme aanbeveling verdient voor hen2.

Het werk van Barr was in het jaar 2018 leidend bij de inhoudelijke koers van de Gazet. De stof is verwant aan de theorie van de openbare financiën, die een afweging wil maken tussen de kosten en baten van publieke diensten. Het boek wil een koppeling leggen tussen theoretische modellen en practische ervaringen met beleid. Dit is dermate geslaagd, dat de incidentele ideologische stellingname van Barr voor lief wordt genomen. Een boek mag moreel prikkelen, zij het met mate. Bijzonder (maar enigszins misplaatst) is het hoofdstuk 3, dat geheel gewijd is aan de politieke ideologie. Barr onderscheidt het libertarisme (klassiek liberalisme), liberalisme, en collectivisme. Hier komen filosofen ter sprake, zoals de rechtse ideoloog Nozick, de liberaal Rawls, en de linkse ideologen Marx en Crosland. Barr bekent zich ideologisch tot de liberale groep.

Welvaarts-beleid moet een juiste balans vinden tussen efficiëntie en billijkheid. De efficiëntie wordt bepaald door de allocatie van de beschikbare middelen. Billijkheid volgt uit de maatschappelijke voorkeuren. Mensen zijn enigszins altruïstisch. Een houtje in het vuur wil gezelschap. Goederen met een collectieve natuur kunnen vaak niet goed worden geleverd door de markt. Dit rechtvaardigt het bestaan van de staat. Barr geeft een beknopt overzicht van de historische ontwikkeling van de welvaartsstaat, met name gericht op Engeland. Gedurende de jaren 70 is de welvaartsstaat dermate uitgebreid, dat hij onbetaalbaar wordt3. Uw recensent was blij met hoofdstuk 5, dat een theorie van (sociale) verzekeringen presenteert. Soms kan een risico niet worden gedekt via private verzekeringen. Dan moet de staat ingrijpen, en deugdelijke instituties vormen.

Welvaart is deels materieel, maar zij heeft ook een immateriële component. Helaas is de immateriële component slecht meetbaar, onder andere omdat die subjectief kan zijn. Denk bijvoorbeeld aan de waardering voor vrije tijd. Barr verwijst hier naar de geluks-economie. Er zijn emotionele en culturele normen4. In hoofdstuk 6 reflecteert Barr tamelijk diepgaand op de oorzaken van verschillen in inkomen. Het is lastig om de ongelijkheid of de armoede zinvol te meten. Dit is een ingewikkelde materie, met nogal wat wiskunde. Hoofdstuk 7 beschrijft de diverse vormen van inkomens-overdracht. Hier besteedt Barr ook enige aandacht aan het systeem van belastingen. Hoofdstuk 8 verdiept zich opnieuw in verzekeringen op basis van premie-afdracht. Denk aan het verlies aan inkomen door werkloosheid, ziekte of ouderdom. Het is een morele keuze om de verzekering verplicht op te leggen.

Barr werkt vier beleidsvelden in detail uit, te weten de pensioenen, bijstand, zorg, en het onderwijs. Huisvesting ontbreekt als thema, omdat haar voorziening tegenwoordig vooral verloopt via private markten. De regulering van markten rekent Barr evenmin tot de publieke sector. Merkwaardiger wijze zwijgt hij eveneens over de groei van de staats-uitgaven, en de oorzaken ervan. De keel kost veel. De discussie van de vier beleidsvelden is complex, maar leerzaam en de moeite waard. Hoofdstuk 9 analyseert de pensioen-systemen. Mogelijk zijn de private kapitaal-dekking en het omslag-systeem. Uw recensent was gefascineerd door de inzichten in de werking van levens-verzekeringen en dergelijke. Ook in ander opzicht is de uitleg grondig. Om onduidelijke (wellicht cultureel-historische?) redenen verkiest Barr het omslag-systeem. Hij pleit voor een stijgende pensioen-leeftijd.

Hoofdstuk 10 behandelt de bijstand. Er zijn allerlei regelingen. Slechts een deel daarvan toetst het recht op een uitkering aan het inkomen van het huishouden. Ook hier somt Barr de voor- en nadelen van de diverse systemen op. Regelingen kunnen leiden tot gedrags-veranderingen van de ontvangers. Bijvoorbeeld kan er een armoede-val ontstaan. Lui zweet is gauw gereed. Hoofdstuk 12 analyseert de gezondheids-zorg. Opnieuw wijdt Barr uit over de morele beginselen van het systeem. Een belangrijke reden voor staats-ingrijpen is het gebrek aan informatie bij de consumenten. Merk op, dat de zorg-verzekering uitkeert in natura. Er is altijd enige over-consumptie van zorg. Barr besteedt in het bijzonder aandacht aan de Engelse NHS en aam het Amerikaanse systeem. Hij is tevreden over het functioneren van de NHS.

De hoofdstukken 13 en 14 behandelen respectievelijk het basis- en het hoger onderwijs. Natuurlijk is het enkel zinvol, wanneer het enig individueel of maatschappelijk rendement oplevert. Onderwijs is een individueel goed, maar het draagt ook bij aan de maatschappelijke socialisatie. Het dient dus tot meer dan louter het materiëele gewin. Maar opnieuw zijn de immateriële baten nauwelijks meetbaar5. In het onderwijs heerst wellicht een onder-consumptie, maar dit is omstreden. Barr prijst quasi-markten in het voorbereidend onderwijs aan. In het hoger onderwijs is marktwerking mogelijk, omdat de consument redelijk is geïnformeerd en zelf kan kiezen. Hoger onderwijs is vooral een individueel goed. Daarom eindigt de leerplicht. Gratis studeren is onbillijk en niet efficiënt. Barr pleit voor studie-leningen. Dit is een herverdeling van inkomen over de levensloop, net zoals het pensioen.

In het nawoord vat Barr zijn bevindingen samen. Natuurlijk zijn er meer boeken, die de economie van de publieke sector behandelen, en de lezer kan diverse verwijzingen vinden in de Gazet. Barr beperkt zijn voorbeelden meestal tot de Engelse practijk, en zegt weinig over de belastingen en de staatsquote. Maar datgene, wat wel wordt behandeld, is helder en grondig uitgelegd. Die kennis is echt nodig. Bestuurlijke fouten kunnen ernstige maatschappelijke gevolgen hebben, met gigantische kosten, mede omdat zij zo hardnekkig zijn. De staat moet terughoudend zijn in zijn interventies. De economie en bestuurskunde kunnen tezamen bijdragen aan een billijke en efficiënte staat, die de burger waar voor zijn geld geeft. Schippers en voerlieden zetten malkander over. Aan Barr en uw recensent zal het niet liggen.

  1. In de jaren 30 van de vorige eeuw was De Wolff onder andere de voorzitter van de Socialistische vereniging tot bevordering van de studie van maatschappelijke vraagstukken (S.V.M.V.). Deze vereniging oefende invloed uit in het debat over de sociaal-democratische partij-ideologie. Zij pleitte hierin voor het behoud van de marxistische orthodoxie. Hoewel De Wolff beschikte over een flexibele geest, kon hij zich niet losmaken van deze dwaalweg. De vereniging heeft de sociaal-democratische doorbraak-poging, direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog, niet overleefd. (terug)
  2. Uw recensent meent, dat de bestuurskunde en economie elkaar goed kunnen aanvullen. Maar kennelijk ontaardt in de bestuurskunde de affiniteit met het openbaar bestuur soms in een afkeer van economie. Economen met een belangstelling voor de publieke sector worden dan beticht van "economisch imperialisme"! Dat is een treurige manier van wetenschap bedrijven. Bovendien wekken bestuurskundige verhalen nogal eens de indruk, dat geld aan de bomen groeit. Die beroeps-deformatie komt waarschijnlijk, doordat de staat (althans in theorie) altijd meer geld kan ophalen door het verhogen van de belastingen. (terug)
  3. Lees: het verzet tegen de hoogte van de belastingen ondermijnt het draagvlak voor de voorzieningen. (terug)
  4. Gewoonlijk wordt het nationale inkomen beschouwd als een goede indicator. Maar eco-socialisten vinden de immateriële component veel belangrijker dan de materiële. Dit is een nagalm van de kerk in de negentiende eeuw, die eveneens het zieleheil plaatste boven de wereldse genoegens. (terug)
  5. In een stripverhaal Mafalda van Quino (J.S.L. Tejon) zegt Manolito: "Mijn vader zegt, dat mijn onderwijs hem een fortuin kost. Als hij het had geïnvesteerd in de handel, dan had hij een rendement van 30% gehaald. Ik heb toen uitgelegd, dat mijn onderwijs ook een kapitaal is. Hij trok dat in twijfel, omdat ik een talent heb voor bankroet". In een andere strip moet Susanita leren: "Papa fume une pipe". Ze klaagt: "Wat is de zin? In ons land rookt niemand een pijp. Op die manier moet iedereen naar het buitenland vertrekken om profijt te hebben van zijn kennis". Elders klaagt Miguelito: "Ik hoopte dat de school anders was. Niet een plaats, waar je oude stof leert. Columbus, de indianen, dat is allemaal even oud als Herodes". Mafalda vraagt: "Hoe wil je dan, dat ze geschiedenis onderwijzen?" Miguelito: "Op de toekomst gericht!" Nog later moet hij op school in zijn schrift schrijven: "Twee plus twee is vier". Hij verzucht: "Nooit heb ik mij meer vervreemd gevoeld van Einstein". Tenslotte: wanneer Manolito niet naar school wil gaan, balt zijn vader zijn vuist, en zegt: "Zie je die?". Manolito zegt tegen Mafalda: "Tegenwoordig hanteert men meer en meer de audio-visuele methoden". Zie Mafalda intégrale (2018, Éditions Glénat). (terug)