Titelblad boek Industrial organization in context

Industrial organization in context ---- De markt als institutie

Publicatie: Oxford University Press (2010, New York)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 8 augustus 2019

E.A. Bakkum is blogger voor het Sociaal Consultatiekantoor. Hij denkt graag na over de arbeiders beweging.

Volgens de neoklassieke theorie van de economie houden markten zichzelf in evenwicht dankzij een spontaan proces van wedijver. Maar alom wordt toegegeven, dat deze theorie een rigoreuze abstractie is. In werkelijkheid zijn markten maatschappelijke constructies. Zelfs de prijsvorming van de producten verloopt niet vanzelf, maar wordt aangestuurd door de ondernemingen. Dat maakt zelf-verrijking mogelijk. Vooral links-gezinde personen vrezen, dat dit leidt tot misstanden, en het geld belandt bij de verkeerde mensen. Boeken zoals Economics: an introduction to traditional and radical views en Monopoly capital klagen over de concentratie van economische macht in de monopolies. Socialisten zien het grootbedrijf en het bankwezen traditioneel als hun grootste vijand1. Deze beschuldigingen motiveerden uw recensent om Industrial organization in context van S. Martin te raadplegen. Is het echt zo erg?

Industrial organization in context is een dubbeldik boek (992 pagina's!) over markt-instituties. Maar liefst 26 hoofdstukken zijn verdeeld over vijf delen (te weten: marktmodellen, marktgedrag, organisatie, toepassingen, en anti-trust wetten). Uw columnist is na twee jaren blijven steken halverwege het vierde deel. Deel vijf (regelgeving) is niet zo zijn ding. Maar voor een oordeel is dat voldoende. Inderdaad heeft het boek de Gazet merkbaar beïnvloed. De kern van het verhaal is, dat de marktstructuur de prestaties van bedrijven bepaalt. In feite is het monopolie minder gunstig dan wedijver, omdat zij een deel van het consumenten-surplus vernietigt. Aldus komt de controverse van markt-efficiëntie ter sprake. Volgens Martin is dit een ideologische debat, dat voortduurt. Inderdaad zijn veel linkse mensen geenszins tegenstanders van het monopolie, omdat zij er een natuurlijke maatschappelijke ordening in zien.

De eerste hoofdstukken maakten al snel duidelijk, dat het doemdenken over monopolies onterecht is. Monopolies kunnen soms goedkoop produceren dankzij schaal-voordelen. En zij leven nooit eeuwig. Daarmee is de vraag beantwoord, die aan het begin is gesteld: nee, dat valt mee. Intussen kreeg uw recensent wel plezier in Industrial organization in context. Martin houdt de theorie simpel, en is daardoor in staat om een breed scala aan onderwerpen te behandelen2. Het is fascinerend, dat veel modellen feitelijk betrekking hebben op inter-persoonlijk gedrag, inclusief de strategie-keuzes. Bijvoorbeeld beschrijft het Cournot oligopolie, hoe twee producenten reageren op elkaars aanwezigheid in de markt. Dan raakt de markt vanzelf in evenwicht. Ook kan de producent zijn product licht differentiëren van de rest, waardoor hij een concurrerend voordeel verwerft. Deze wijsheid (waard, tap uit een ander vaatje) baseert op het bekende Hotelling model.

In het deel over marktgedrag onderzoekt Martin allerlei markt-structuren. Hij bedenkt strategieën, waarmee de monopolist zijn markt kan afschermen tegen mogelijke concurrenten3. Dat kan vrij onschuldig, bijvoorbeeld via adverteren. De nu en dan gehoorde kritiek op adverteren, vooral van links, is onterecht, want het helpt de consument wel degelijk om zijn keuze te maken. Het verlaagt zijn zoekkosten. Soms slaagt een producent er in om de kosten-structuur van zijn concurrent te achterhalen. Dat geeft hem een concurrerend voordeel. Dit wordt gemodelleerd als een Stackelberg monopolie. In het algemeen moet de monopolist zorgen, dat nieuwkomers op zijn markt geen uitzicht op winst krijgen. Hij kan een (dreigend) signaal afgeven via zijn eigen productie-capaciteit. Zo gezegd klinkt het als een vredige interactie. Maar dat is het niet. De marktleider stelt zich echt ten doel om eventuele nieuwkomers zo snel mogelijk te vernietigen. Om de poen is het al te doen.

Zeker wanneer er maar enkele markt-spelers zijn, is dit een persoonlijke krachtmeting, en een strijd op (economisch) leven en dood. Martin gebruikt op p.232 hiervoor zelfs de term predation4. Bijvoorbeeld: een producent kan een rivaal uit de markt drukken door voortaan zijn eigen producten nog enkel als bundel (pakket) te verkopen. Voorts kan bundeling worden gebruikt om hogere product-prijzen te berekenen aan de consumenten. Wie herkent dit niet uit eigen ervaring? Ook de verticale productie-kolom biedt allerlei kansen voor markt-manipulatie. Een voorbeeld is de prijs-discriminatie, waarbij de productprijs niet gelijk is voor alle afnemers. Een monopolist kan op die manier een afnemer ruïneren. Tenslotte kan de monopolist zijn productie-kolom helemaal integreren. Voorts wordt prijs-discriminatie wel eens ingezet tegen de consument. Maar soms wil de producent juist een reputatie opbouwen, dat hij de productprijs niet zal discrimineren.

Martin behandelt tal van markt-fenomenen. Bijvoorbeeld: hij besteedt ruimschoots aandacht aan fusies, een onderwerp dat opwinding blijft genereren, ook in de publieke sector. Dit wordt zeker gedreven door de hang naar marktmacht. Maar de organisatie-cultuur is vaak een obstakel voor de fusie. Een gerelateerd probleem is de organisatie-structuur van de onderneming. Contracten zijn een andere manier om de onderlinge activiteiten te coördineren. Een belangrijk thema is ook het vermogen tot innoveren. Innovatie draagt bij aan de economische groei, en aan het maatschappelijke welzijn. Zelfs is haar maatschappelijk rendement groter dan het private rendement. Het innovatie-vermogen is dus mede een staats-opdracht. De staat kan een marktstructuur en een onderwijs-systeem aanbrengen, die innovatie stimuleren. Het patent-recht is eveneens een prikkel voor innovatie.

Naast het inzicht in de marktmacht door concentratie en in het marktgedrag besteedt Industrial organization in context ruimschoots aandacht aan over de constructie van continentale markten, zoals die van Noord-Amerika en de Europese Unie. Uw recensent interesseert zich slechts terloops voor de regulering van markten. De Europese markt-integratie is evenwel een proces, dat de Europese ontwikkeling fundamenteel beïnvloedt. Er zijn schaal-voordelen mogelijk. Daardoor presteren de markten beter dan voorheen. De staatssteun aan nationale bedrijven verdwijnt. Prijs-discriminatie wordt verboden, evenals ander misbruik van marktmacht. Martin wijdt in het vijfde deel ruim 300 pagina's aan de analyse van de Europese en Amerikaanse wetgeving inzake marktgedrag. Deze tekst is vooral juridisch, met veel jurisprudentie ter illustratie. Uw recensent heeft zich voor alsnog niet gewaagd aan deze materie. Maar wie weet.

In conclusie: de inhoudelijke materie van Industrial organization in context is interessant en spitsvondig. Elke politiek econoom of bestuurskundige moet zo een boek bij de hand hebben. Des al niettemin heeft uw recensent nadien het onderwerp van markt-structuren grotendeels laten rusten. De reden is persoonlijk: uw recensent, opgegroeid in een middenstands-milieu, mist empathie voor de strijd om markt-macht. Het fatsoen hangt bij de goudsmid. Het moge zo zijn, dat de vernietiging van een onbekwame concurrent een verdienste is. Maar voor uw recensent is dat toch wat mager. Al snel bleek, dat de social en public choice theorieën meer bieden, vooral qua instituties, de speeltuin van de middenklasse. Maar ongetwijfeld kunnen andere, meer competitieve naturen, wèl hun roeping vinden in de theorie van de industriële organisatie.

  1. In 1957 plaatste het satirische tijdschrift Eulenspiegel uit de DDR een parodie op Noord-Amerika: Wir haben die dollars, wir haben die Banken, / wir kaufen Ideen, wir kaufen Gedanken, / wir korrumpieren und spionieren, / experimentieren und propagieren / (...) / Zahlen sind willig, Betrügen is leicht, / und Prahlen ist billig: wir haben's erreicht ...! Arme lezer, op zoek naar wat humor ... Het is een onhebbelijkheid om de eigen grofheden grappig te vinden. In later jaren zocht en vond Eulenspiegel de (galge-)humor vooral in de eigen Oost-Duitse economie. (terug)
  2. Zonet is al het concept van het consumenten-surplus genoemd. Ook vermelding verdienen de Lerner index, (quasi-)rente, rente zoeken, ingezonken kosten, compensatie beginsel, en de reserverings-prijs. Deze concepten hebben sindsdien een prominente plaats gekregen in de Gazet. Het boek bevat veel modellen en formules, wat altijd een pluspunt is. Overigens vindt men er eveneens historische beschouwingen over trusts en kartels. (terug)
  3. Martin en zijn collega's tonen zich in dit opzicht zeer vindingrijk. Ongetwijfeld doen zij hun inspiratie op door de historische gebeurtenissen op markten te bestuderen. Maar uw recensent kan niet beoordelen, of hun modellen inderdaad overeenkomen met werkelijk waarneembaar marktgedrag. (terug)
  4. De linkse bewering, dat ondernemingen hun klanten stelselmatig uitbuiten door hun marktmacht te misbruiken, moge onjuist zijn. De consument profiteert zelfs meestal van de machtsstrijd. Des al niettemin laten de modellen van Martin zien, dat zaken doen meedogenloos kan zijn. Dat is niet ieders ding, en wordt daarom goed beloond. (terug)