Het boek De kern van de sociale psychologie van P. Veen en H.A.M. Wilke heeft weinig te maken met de politieke economie, maar des te meer met de ontstaans-geschiedenis van de Gazet. Het boek behandelt namelijk menselijke relaties in al zijn gedaanten: interacties, ruil, regels, organisatie, status, en stabiliteit. Lang geleden, een kwart eeuw terug was uw recensent werkzaam als technisch adviseur. Toen al bleek, dat inzicht in management en bestuur minstens zo belangrijk is als de techniek. Uw recensent probeerde gedurende enige tijd deze lacune te dichten via zelf-werkzaamheid. Honderden boeken over menselijke relaties werden gelezen, waaronder De kern van de sociale psychologie, naast boeken zoals A new guide to rational living, van A. Ellis en R.A. Harper, en Law of success van Napoleon Hill. Dit laatste boek behandelt overigens management methoden, in de stijl van Dale Carnegie, en wordt selfhelp genoemd door de Amerikanen.
Vermoedelijk werd al in 1995 het fundament gelegd voor de Gazet. De supervision literatuur, die uw columnist ruim twintig jaren terug las, bleek later een boeiende column op te leveren over arbeidsmotivatie. En De kern van de sociale psychologie is verwant aan de werken van P. Frijters en J.S. Coleman, die de Gazet inhoudelijk zozeer hebben beïnvloed. Zoals dat gaat, is intussen het perspectief van uw recensent radicaal veranderd. Toch blijft het boek uitblinken, omdat de auteurs Veen en Wilke veel figuren, schema's, formules en vergelijkingen verwerken in hun betoog, meer dan de meeste psychologie-boeken. Een bijzondere verdienste van het boek is, dat de speltheorie op een natuurlijke manier is geïntegreerd in de uitleg. Dat opent de toegang tot de enorme hoeveelheid kennis en inzichten, die is opgebouwd door wiskundigen. Bijvoorbeeld H. Gintis ziet in speltheorie het fundament van alle maatschappij wetenschappen.
De sociale of maatschappelijke psychologie bestudeert de motieven van individuen (zeg, actoren) en hun daaruit resulterende gedrag. Hoofdstuk 1 legt de eerste beginselen uit. De actoren proberen hun omgeving cognitief te ordenen (homo economicus), maar ook worden zij gedisciplineerd (homo sociologicus). De goedkeuring door de groep is een beloning op zich. En wie van zijn gebreken hoort, wordt licht gestoord. Overigens worden de diverse actor modellen niet in detail beschouwd. In hoofdstuk 2 wordt de cognitieve ordening nader onderzocht. De befaamde theorie van de cognitieve dissonantie wordt uitgelegd. Zij bepaalt de stabiliteit van relaties.
Vervolgens wordt in hoofdstuk drie de moraal geïntroduceerd, en haar belang voor de ordening van alternatief gedrag. Individuen evalueren situaties en gedrag in termen van goed en slecht. Overigens spreekt uw recensent liever van voorkeuren dan van evaluaties! De individuele identiteit wordt verklaard met de sociale vergelijkings-theorie van Festinger. Ook verwijzen de auteurs hier naar de machts-afstand reductie (MAR) theorie van M. Mulder, een typisch Nederlandse theorie. De invloed van groepen leidt tot een sociaal zelf. Men moet zijn kleren eren. De eigen attitude (zeg, de rationele inschatting van de situatie) en de sociale norm dicteren tezamen de individuele voorkeur. Soms accepteert men noodgedwongen toch een besluit, dat dissonantie veroorzaakt.
In hoofdstuk 4 wordt beschreven, hoe de individuele voorkeuren leiden tot de keuze van gedrag. De auteurs passen het subjective expected utility model toe, wat uw recensent natuurlijk toejuicht1. Doelstellingen worden logisch opgedeeld in subdoelen. Met andere woorden, het plan wordt uitgewerkt in een samenhangend geheel van activiteiten. Omgekeerd ontstaat een hiërarchie van plannen, die tezamen de organisatie vormen. Het plan is altijd enigszins onzeker, want het moet meestal worden bijgesteld tijdens de uitvoering. De uitvoering wordt afgesloten met een evaluatie en een leerproces2. Vaak wordt gekozen voor routinematig gedrag3.
Hoofdstuk 5 behandelt de afhankelijkheid in groepen. Dit is de kern van de sociale psychologie. Men ruilt of werkt samen4. Op dit moment introduceren de auteurs de speltheorie. De actoren moeten elk een strategie kiezen. Zelfs de tragedy of the commons wordt genoemd. Hoofdstuk 6 werkt de ruil-mechanismen verder uit, aan de hand van spel- en nuts-theorie. Zelfs het compensatie-beginsel komt ter sprake, zij het onder de benaming correspondentie. Daarom leidt een individueel vermogen tot macht, die des gewenst kan worden omgezet in invloed. De ruil kan eventueel deels immaterieel zijn. De ruil is enkel evenwichtig, zolang die billijk wordt gevonden door alle actoren. Criteria zijn gelijkheid, behoeften of het eigen belang. De morele intentie van de actor (wedijver, altruïsme en dergelijke) wordt zijn oriëntatie genoemd. Recent ontdekte uw recensent verrast, dat dit soort theorieën ook wordt toegepast in de bestuurskunde.
Hoofdstuk 7 onderzoekt het effect van rollen, normen en de moraal. In de sociologie hanteert men de term instituties. Een gedeelde moraal leidt tot groeps-binding (cohesie). De moraal bepaalt, welke goederen en diensten kunnen worden geruild. Bijvoorbeeld kan gezag worden gekocht met een materiële gift. In beginsel neemt de kans op een overeenkomst toe, naarmate de mogelijkheden van ruil toenemen. Anderzijds hechten individuen aan een gelijksoortige ruil. Veel krakeel is om te weinig of te veel. Dit is evenwel een complex thema, dat nog slecht wordt begrepen5. In duurzame relaties kan men de kloof dichten door vertrouwen op te bouwen.
Hoofdstuk 8 gaat over de inclusie en exclusie van groepen. Integratie en differentiatie moeten in balans zijn. Individuen hebben baat bij de inbedding in een groep. De onderlinge interactie is taak-gericht, maar ook sociaal-emotioneel. Overigens beperkt de theorie zich tot kleine groepen, zoals een vergadering. De auteurs presenteren zelfs beknopt een netwerk-analyse. De centralisatie van de planning vergt enige tijd, maar blijkt toch vaak winst op te leveren. Alleen bij complexe projecten werkt de decentrale aanpak beter, althans bij aanvang. Kennelijk is het kiezen van de organisatie structuur een essentiële stap op weg naar de oplossing van problemen. Het thema van hoofdstuk 9 is de status en leiderschap in de groep. De persoonlijke eigenschappen van een goede leider worden geanalyseerd. Een leider of collectieve leiding wordt enkel geaccepteerd, zolang die meerwaarde heeft voor de leden van de groep. En het gedrag van de leider moet voldoende billijk zijn6.
Tenslotte analyseert hoofdstuk 10 de stabiliteit van groepen. Gewoonlijk ervaren individuen een groepsdruk om te conformeren. Deze druk geeft tevens een identiteit aan de groep en haar leden. Maar de groep moet natuurlijk ook in staat zijn tot aanpassing aan haar omgeving, en tot vernieuwing. In werkelijkheid heeft natuurlijk een groep altijd sub-groepen en coalities. Een theorie, die daarmee rekening houdt, verliest aan abstractie, en wordt complexer. Het boek draagt methoden aan, waarmee een minderheid haar macht kan vergroten. Zij kan oproepen tot reflectie. Wellicht is dit interessant voor netwerk sturing! Maar vaak zal natuurlijk toch de meerderheid van de groep domineren, en speelt de minderheid de dwarsfluit. Trouwens, in een groep zonder harmonie zit weinig muziek.
Nu uw recensent De kern van de sociale psychologie nog eens doorbladert, is hij onder indruk van de rijkdom aan aangeboden kennis. Vele thema's uit de Gazet zijn in de kern al te vinden in dit boek. Het is een boek om steeds weer na te slaan. Natuurlijk is dat tevens een zwakte. In 254 pagina's kunnen slechts de theoretische beginselen worden uitgelegd. Juist de practische toepassingen, die de eigenlijke bestaansreden zijn van de beginselen, brengen de stof tot leven. Maar zij komen weinig aan bod. De inhoud van het boek blijft daarom abstract. Het is dan beter om het boek even terzijde te leggen, zeg twintig jaar7.