Titelblad boek Microeconomic Theory

Microeconomic Theory ---- Perfectie bestaat echt

Publicatie: Oxford University Press (1995, New York)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 18 mei 2019

E.A. Bakkum is blogger voor het Sociaal Consultatiekantoor. Hij denkt graag na over de arbeiders beweging.

Als uw recensent ooit wordt verbannen naar een onbewoond eiland, en maar één boek over economie mag meenemen, dan valt de keuze zonder twijfel op Microeconomic Theory van A. Mas-Colell, M.D. Whinston en J.R. Green. Uw recensent kocht het ooit bij De Slegte, vele jaren voordat die winkelketen helaas failliet ging. Het is, met bijna 1000 pagina's, en 23 hoofdstukken, een enorm boek. De auteurs kiezen voor een wiskundige benadering van de economie, wat uw recensent zeer verheugt. Er is een handige bijlage toegevoegd (45 pagina's), die de gebruikte wiskundige methoden nog eens uitlegt. Des ondanks, kennis van wiskunde op universitair niveau is onmisbaar om alles te begrijpen. Wie daarover beschikt, zal vreugde beleven aan Microeconomic Theory. De inhoud wordt glashelder uitgelegd, weliswaar bondig maar toch degelijk en volledig. Dat maakt Microeconomic Theory tot een prima naslagwerk.

Bijna alle gepresenteerde theoretische stellingen worden daadwerkelijk bewezen, en zelfs nauwgezet. Uw recensent kent geen ander boek, dat zo gewetensvol de economische theorieën analyseert. Kwaliteit verloochent zich niet. Maar natuurlijk heeft perfectie ook een keerzijde. Bij zo veel precisie is het zelfs in 1000 pagina's niet meer mogelijk om ook nog de economische practijk te behandelen. Het weglaten van toepassingen uit het boek heeft tot gevolg, dat de inhoud geheel bestaat uit een fantasie-wereld. In Microeconomic Theory bereikt het abstraheren van de realiteit een hoogtepunt. En het bewijs van een stelling, hoe inventief en elegant ook, draagt niet per se bij aan het begrip van de werkelijke oorzaken bij bestuurlijke problemen. Anderzijds, wie is aangespoeld op een onbewoond eiland, hoeft zich natuurlijk niet te storen aan wereldse zaken1.

Men kan snel verdwalen in zo een berg informatie. Immers, een koekoek en een sijs zingen niet gelijke wijs. Gelukkig hebben de auteurs de inhoud overzichtelijk geordend in vijf thema-groepen. De eerste groep (200 pagina's) betreft het traditionele neoklassieke model van de markt. De tweede groep (100 pagina's) behandelt de speltheorie, nogal verrassend, maar boeiend. De derde groep (200 pagina's) verdiept zich in markt-falen, zoals externaliteiten, publieke goederen, monopolies, onvolledige informatie en het principal-agent probleem. De vierde groep (250 pagina's) duikt diep in de theorie van het algemene evenwicht uit het neoklassieke paradigma. Dit laat niets onbesproken en is misschien wel het hart van het boek. De vijfde groep (100 pagina's) behandelt de welvaarts-economie, inclusief de social choice theorie.

Het moge duidelijk zijn, dat weinigen Microeconomic Theory zullen lezen van kaft tot kaft, zelfs niet degenen met een gedegen begrip van wiskunde. Daarvoor is de inhoud te abstract en divers. De diversiteit aan behandelde thema's zorgt wel, dat de lezer zich een stapel andere boeken kan uitsparen. Bovendien is het prettig om verschillende thema's in samenhang uitgelegd te krijgen. De meeste lezers zullen het boek gebruiken om in te grasduinen, op momenten dat verdieping in de fundamenten van een bepaald onderwerp nodig is. Het leent zich niet voor snel naslaan of een oppervlakkige oriëntatie. Bijvoorbeeld heeft uw recensent de vierde groep nauwelijks geraadpleegd, omdat het beroemde model van het algemene economische evenwicht niet zo relevant is voor politiek, beleid en bestuur. Er zijn tal van andere bronnen, die dezelfde kennis hapklaar aanreiken, zij het zonder diepgang. Waarom grondig, wanneer simpel volstaat?

Hoewel uw recensent dus niet veel meer dan een derde deel van het geheel heeft gelezen, voelt hij zich voldoende ingewijd om een goed afgewogen oordeel te geven. De kennismaking begon al zes jaren terug, toen hoofdstuk 3 nuttige theorie bleek te bevatten over het Leontief model van het Leninisme. In datzelfde jaar bleek hoofdstuk 6 een goede uitleg te geven over risico mijding, een onderwerp dat belangrijk is in de gedragseconomie. Drie jaren terug is hoofdstuk 20 geraadpleegd, om eindelijk eens het overlapping generations model te ontleden. De paragraaf over het Nash model van onderhandelen heeft een uitstekend niveau. En recent nog las uw recensent in hoofdstuk 3, om het netelige concept van de gecompenseerde vraag te bestuderen. Het zal de laatste keer niet zijn. Dit smaakt naar meer.

Het boek legt ook een solide basis voor de welvaarts-theorie, al is de Gazet intussen dieper in deze materie gedoken dan Mas-Colell en zijn ploeg. Het besteedt voorts (onverwacht, eigenlijk) veel aandacht aan thema's uit de public choice theorie. In hoofdstuk 20 kan men zelfs terecht voor het model van Solow, dat het groeipad van de Gouden Regel beschrijft. Helaas overzag uw recensent dat indertijd, zeven jaren terug. De auteurs schrikken gelukkig niet terug voor het gebruik van plaatjes, wanneer dat verhelderend kan werken. Het wiskundige aanhangsel is leerzaam, ook voor lieden met een gedegen scholing in wiskunde, zoals uw recensent (natuurkundige). Hier vindt men heldere uiteenzettingen, zoals de betekenis van de begrippen concaaf en convex. Zelfs de Kuhn-Tucker voorwaarden, de ingewikkelde variant van de methode van Lagrange, worden hier gedefineerd.

Afgezien van het hoge abstractie-gehalte en de afwezigheid van toepassingen is het moeilijk om aangrijpingspunten voor kritiek te vinden. Maar het beste schip lijdt soms schipbreuk op een kleine klip. Een min-punt is de totale afwezigheid van de neoricardiaanse theorie, die immers deels is bedoeld als een aanval op het neoklassieke paradigma. De neoricardiaanse theorie verdient te worden genoemd, en zelfs een eigen hoofdstuk. Wellicht hebben Mas-Colell en zijn ploeg deze theorie weggelaten, omdat zij vooral relevant is voor de macro-economie. Anderzijds, de irrelevantie op het micro-niveau geldt ook voor diverse onderwerpen, die wèl zijn opgenomen en worden uitgewerkt in Microeconomic Theory. De macro-theorie van Keynes wordt evenmin genoemd, wat logisch is.

Veel boeken behandelen ongeveer dezelfde materie als Microeconomic Theory. De neoklassieke micro-economie vormt nu eenmaal het verplichte en onvermijdelijke startpunt voor iedereen, die meer wil weten over de economie. Vaak wordt in één adem Intermediate Microeconomics genoemd, van H.R. Varian. Uw recensent vindt ook Mikroökonomische Theorie lezens waard, van W. Hoyer en W. Eibner. In Nederland verdient Microeconomie van F.J. Dietz, W.J.M. Heijman en E.P. Kroese een vermelding. Dit laatste boek besteedt hier en daar ook aandacht aan de economische geschiedenis en aan de instituties. Maar niet één van deze boeken evenaart de theoretische diepgang en wiskundige precisie van Microeconomic Theory2. Daarom kan deze recensie kort blijven. Immers, goede wijn behoeft geen krans.

  1. Zie ook de anecdote: waarom voorspellen economen de inflatie tot op een tiende procent nauwkeurig? Om te bewijzen dat ze gevoel voor humor hebben. Dat verbaast trouwens niet, want een herschikking van de letters in economics leidt tot comic nose. (terug)
  2. Uw recensent raadt met name economie studenten, die niet zijn geschoold met Microeconomic Theory, maar wel verslingerd zijn aan modellen, warm aan om dit boek aan te schaffen voor zelfstudie. (terug)