Titelblad boek Economics, ethics and the market

Economics, ethics and the market ---- Ochtendgloren van een nieuwe economie

Publicatie: Routledge (2007, Oxon)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 17 augustus 2015

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Sociaal Consultatiekantoor, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

Economics, ethics and the market van de econoom J.J. Graafland is een uniek en origineel boek. In zijn conclusie verhaalt Graafland hoe hij zijn loopbaan begon bij het Centraal Planbureau. Hij werd daar getroffen door het grote verschil tussen enerzijds de collegialiteit van de medewerkers, en anderzijds de hardvochtige moraal van hun modellen. De gangbare theorie is gegrondvest op de neoklassieke ethiek van de homo economicus. Wie verre wil varen, moet vergaren en sparen. Het verschil heeft Graafland gemotiveerd om zich te specialiseren in alternatieve economische theorieën, die uitgaan van een realistischer psychologisch en sociologisch mensbeeld. Graafland presenteert de voorlopige uitkomst van zijn bevindingen in Economics, ethics and the market, dat daarmee een nuttige en tamelijk volledige inleiding is in de gelukseconomie, in de gedragseconomie, en in de economische ethiek. Bovendien voegt hij aan het einde enkele toepassingen toe. Dit alles resulteert in een boek, dat zijn weerga niet kent. Het is voor de bakker.

Hoewel Economics, ethics and the market met 448 pagina's een kloeke omvang heeft, dwingt de wijdsheid van het thema tot een zekere beknoptheid. Aldus heeft Graafland de gelukseconomie en de gedragseconomie min of meer ineen geschoven. Tezamen krijgen zij ongeveer evenveel aandacht als de economische ethiek, die kennelijk toch het stokpaardje van Graafland is geworden Op God vertrouwd, is nooit berouwd. In die zin heeft hij in de universiteit van Tilburg de ideale werkgever gevonden. Het ethiek-deel van het boek bevat niet enkel beschouwingen over Kant, Rawls, en Nozick, maar ook over het communitarisme en zelfs over de zorgethiek. Een baksteen is nooit alleen. Bij de reeds genoemde toepassingen van de theorie kiest Graafland nogal willekeurig enkele actuele problemen uit, en laat zien hoe die methodisch kunnen worden onderzocht. Elke casus verlaat al snel het algemene niveau, en analyseert nauwgezet de details van het betreffende probleem. Voor wie er belang in stelt, bieden zij een goudmijn van inzichten.

Wat passeert achtereenvolgens in Economics, ethics and the market de revue? Graafland is overtuigd, dat wegens de menselijke natuur er altijd een marktfalen zal optreden, tenzij de staat voldoende marktinstituties en reguleringen aanbrengt. De neoklassieke theorie voorspelt weliswaar een spontaan marktevenwicht, maar haar basishypothesen laten cruciale menselijke eigenschappen buiten beschouwing. Zij accepteert slechts rationeel gedrag, eigenbelang en individuele voorkeuren. Dat nu is te bruin gebakken. De staat zal van geval tot geval moeten nagaan wat het meeste oplevert, de onbeteugelde marktwerking of een bestuursinterventie. Goede manier in doen en laten brengt de mens tot hoge staten1. Na enige beschouwingen over externe effecten en maatschappelijke instituties pakt Graafland zijn volgende thema op, te weten de rationaliteit in het menselijke gedrag. Zij behoort tot het onderzoeksveld van de gedragseconomie.

In feite is de gelukseconomie hiervan slechts een specialisatie, omdat zij zich beperkt tot het utilitarisme. De gelukseconomie veronderstelt, dat het nut van personen gewoon kan worden gemeten. Het nut wordt nog gekenmerkt door een zekere rationaliteit. De gedragseconomie heeft een wijdsere blik dan de gelukseconomie, en betrekt allerlei psychologische eigenaardigheden in haar modellen. Natuurlijk kan Graafland dit enorme en multidisciplinaire vakgebied slechts in vogelvlucht behandelen, en daarbij concentreert hij zijn beschouwingen op de effecten van de moraal2. Hij voelt wel iets voor de idee van incommensurabiliteit, waarbij behoeften een verschillende prioriteit krijgen. Bijvoorbeeld zullen mensen niet willen onderhandelen over hun waarden. Op allemansweg wast geen gras. En wederkerigheid en altruïsme horen wel degelijk thuis in de menselijke rationaliteit. Dat vond Adam Smith al, de vader van de moderne economie.

Trouwens, mensen zijn evenzeer gehecht aan rechtvaardigheid. Daarbij sluipen emoties in, zoals de naijver. Een economie functioneert beter, wanneer mensen onderling een zeker niveau van vertrouwen kunnen opbouwen. Regelmaat versiert de straat. Als dit lukt, desnoods via instituties, dan spreekt men van een maatschappelijk kapitaal. Feitelijk doet hier de politiek haar intrede in de economie. Zij kan enkel succes hebben bij voldoende kennis van de psychologie en van de sociologie. Economics, ethics and the market is juist zo fascinerend, omdat in de laatste paar decennia deze beide vakgebieden veel vooruitgang hebben geboekt. Er wordt inderdaad gemorreld aan de poorten van het CPB (p.142). De bakens kunnen worden verzet. Graafland noemt de economie zelfs een culturele wetenschap. Nochtans staat men nog slechts aan het begin, en zijn helaas de recente vondsten te fragmentarisch om er een nieuwbakken universeel economisch model op te grondvesten.

Aangezien Graafland twijfels heeft over de moraal van het utilitarisme, analyseert hij ook andere vormen van de ethiek. Zo pleit Kant voor het categorisch imperatief3. Echter daarmee krijgt men in de economie geen slag aan de bak. Anderen, zoals Locke, beweren dat er een maatschappelijk contract bestaat. Deze gedachte blijkt wel vruchtbaar te zijn. Recent is zij onder andere toegepast door Rawls en (in een extreme gedaante, als een soort anti-Rawls) door Nozick. Het maatschappelijke contract perkt de individuele nutsmaximalisatie in. De grote verdienste van Rawls is dat hij een universeel billijkheidsprincipe heeft bedacht. Hierin krijgen de mensenrechten de hoogste prioriteit. Het rijk waar geen recht wordt gedaan, zal op een ander volk overgaan. Daarnaast zijn er opvattingen vanuit specifieke culturen, zoals de deugdethiek van Aristoteles, en de zorgethiek, vanuit feministische kringen. Uw recensent is er niet weg van.

Graafland concludeert dat de onbeteugelde marktwerking de burgerzin kan uitdrijven (p.246). In de ergste gevallen kan zij ontaarden in corruptie, waaraan de markt zelf tenslotte zal bezwijken. Zij is dan geen pijp tabak meer waard. De arme heeft veel gebrek, maar alles mangelt aan de vrek. Politici doen er goed aan om zich het betoog van Graafland ter harte te nemen, en zich bewust te zijn van de beperkingen van CPB-achtige visies. Anderzijds zal in een goed gereguleerde markt de handel juist de mensen disciplineren en hen dwingen tot samenwerking. Aldus komt Graafland tot een voorkeur voor een mengvorm van liberalisme en communitarisme. Hij sluit zijn boek af met een ethische afweging voor maar liefst acht concrete probleemvelden bij de beleidsformulering: over arbeidsparticipatie van ouders, pensioensystemen, cosmetische chirurgie, zondagsrust, ICT, mondialisatie, ontwikkelingshulp, en consuminderen.

Graafland besteedt aan elke toepassing een tiental pagina's. Dat is voldoende om de argumenten voor en tegen op te sommen, maar jammer genoeg niet om ze te onderbouwen met feiten. Aldus blijft onduidelijk of een argument werkelijk hout snijdt. Daarna toetst Graafland aan de hand van de diverse schema's van de economische ethiek hoe zwaarwegend de argumenten zijn. Inhoudelijk is dit alles interessant, en diverse politieke ideologieën kunnen er inspiratie uit putten4. Echter Graafland laat hier de gedrags- en gelukseconomie vrijwel achterwege, wat uw recensent betreurt. Immers wie aan de bak wil om het CPB te hervormen, zal juist op deze twee vakterreinen moeten beginnen. Wellicht erkent Graafland aldus toch, dat deze ambitie nog een stap te ver is. Gelukkig blijft ook met deze kanttekening Economics, ethics and the market een absolute aanrader. Als de spinnen vlijtig weven, zal de toekomst zeker mooi weer beleven.

  1. Psalm 37 vers 11 wijst al de zelfzucht af: De boze neemt, door hebzucht aangedreven, / met list ter leen, en legt de schuld niet af. / De oprechte, vol ontferming, mild in het geven, / bezit deze aarde, als het erf, dat God hem gaf. / Deze smaakt in rust de zegen en het leven; / de vloek vervolgt de andere tot in het graf. En vers 19: Let toch, en zie op vromen en oprechten; / want, wat men denke van de uitkomst hunner paden, / God kroont met vree het einde zijner knechten. / Maar, durft men stout des Heren wet versmaden, / dan zal Gods wraak de berg van hoogmoed slechten, / en het boos geslacht, ten grond toe, doen vergaan. (terug)
  2. Wie wil, die kan altijd iets vinden om over te klagen. Zo betreurt uw recensent, dat noch B. van Praag noch R. Layard worden genoemd in het boek, hoewel die toch cruciale inzichten hebben bijgedragen aan de gelukseconomie. Dat doet vrezen, dat Graafland nog meer belangwekkende literatuurbronnen ongenoemd laat. (terug)
  3. Kennelijk wordt Kant geïnspireerd door Psalm 19 vers 4: Des Heren Wet nochtans / verspreidt volmaakter glans, / dewijl zij het hart bekeert. / Het is Gods getuigenis, / dat eeuwig zeker is, / en zuivere wijsheid leert, / wat Gods bevel ons zegt, / vertoont ons het heiligst recht, / en kan geen kwaad gedogen. / Zijn wil, die het hart verheugt, / eist zuiverheid en deugd, / verlicht de duistere ogen. (terug)
  4. Datgene wat voor de ene het hoogste gebod is, dat kan voor de andere onbetekenend zijn. Een bak kan dit illustreren. De dominee verwijt aan zijn vrouw, dat zij praat in haar slaap. Ze antwoordt: "Bij jouw preken is dat juist omgekeerd. Want als jij praat, dan slapen de mensen". En een pastoor bezoekt zijn keelspecialist. Die concludeert: "U moet uw stembanden wat minder belasten". De pastoor antwoordt: "Maar als ik minder preek, dan ben ik bang dat mijn parochianen slaap te kort komen". Of een parochiaan heeft een hekel aan de nieuwe pastoor. Hij klaagt: "Als ik bij hem moet biechten, dan doe ik net zo lief geen zonde". In een dorp informeert de dominee bij de veldwachter, waarom die nooit aanwezig is bij de kerkdienst. De veldwachter antwoordt: "Als ik naar de kerk zou gaan, dan zou de helft wegblijven om te gaan stropen". In een andere bak heeft de dominee een positiever perspectief: "In vele dorpen komt de helft van de inwoners niet meer naar de kerk. Bij ons in de gemeente is dat gelukkig andersom". Kennelijk moet een priester beschikken over goede argumenten. Dat leidt tot een aardige beschrijving van de verschrikkingen van de hel: "Iedereen heeft wel eens het gesmolten ijzer in een hoogoven gezien. Nou, dat is nog roomijs vergeleken met de hel". (terug)