Een leefbare aarde ---- De vergissing van Tinbergen
Publicatie: N.V. Uitgeversmaatschappij Agon Elsevier (1970, Amsterdam/Brussel)
Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 10 augustus 2015
E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Sociaal Consultatiekantoor, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.
Met Een leefbare aarde wordt hier op de Heterodoxe Gazet alweer het vijfde boek van de beroemde Nederlandse econoom Jan Tinbergen besproken1. Dit boek verschilt van de voorgaande, doordat het betoog eerder politiek is dan economisch. In 1955 heeft Tinbergen het Centraal Planbureau verlaten, en vanaf dat moment verricht hij steeds meer werk ten behoeve van de Verenigde Naties (afgekort VN). Hij wordt er een gewaardeerde vraagbaak. In 1965 wordt hij de voorzitter van het comité voor ontwikkelingsplanning van de VN, wat in essentie een politieke functie is. Sterker nog, indertijd worden de VN verscheurd door een machtsstrijd tussen tenminste drie blokken, te weten de kapitalistische industriestaten, de Leninistische volksrepublieken, en de restgroep van ongebonden staten. Na eer en staat volgt nijd en haat2. De Derde Wereld bevindt zich dan nog in de periferie van één van de drie blokken. In terugblik is het een absurde en surrealistische epoche3.
Tinbergen is in zijn positie van voorzitter van het comité een woordvoerder geworden van de VN. Dat vergt het uiterste van zijn politieke handigheid en buigzaamheid, waardoor hij moeite heeft om boven de partijen te blijven staan. Het boek Een leefbare aarde is de finale proeve van zijn politieke bekwaamheid, want in essentie is het een popularisering van het door zijn comité in 1970 uitgebrachte VN rapport. In dat rapport wordt onderzocht, hoe de ontwikkeling van de armste staten (gewoonlijk de Derde Wereld genoemd) kan worden bevorderd. Tinbergen noemt dit in zijn boek vaak de armoedebestrijding, hoewel strikt genomen die natuurlijk niet gepaard hoeft te gaan met ontwikkeling. Hij erkent dat zijn comité onderling nogal verdeeld is, waardoor het rapport nogal onsamenhangend wordt, "en niet zozeer (ofschoon hier en daar) in de vorm van een compromis, dan wel in de vorm van een synthese" (p.169). Gebroken flessen maken het meeste lawaai.
Voorafgaand aan de beschrijving van het VN rapport geeft Tinbergen zijn eigen visie op een aantal voorwaarden voor de economische ontwikkeling van de Derde Wereld. Boeiend is vooral hoofdstuk vijf, dat beschrijft wat voor menselijk gedrag er nodig is voor de economische ontwikkeling. Cruciaal is dat de maatschappij waardering heeft voor ondernemerschap. Daarmee zijn eigenschappen verbonden als spaarzin, en de bereidheid om te investeren in een verre toekomst. Met hopen alleen komt geen zaad in het bakje. Men moet inzien, dat de materiële verbetering van de eigen situatie een haalbare kaart is, die bovendien bijdraagt aan het levensgeluk. De welgeordende liefdadigheid begint bij zichzelf. Terwijl het westen al enkele eeuwen terug hiervan het nut heeft ingezien, zijn de Derde Wereld staten blijven hangen in een feodale houding, vermengd met destructieve tradities en structuren. De traditionele leefwijze is een belemmering voor democratisering, voor samenwerking en voor het sluiten van compromissen.
Op p.67 stelt Tinbergen dat een nationale cultuur zich kan moderniseren, en daarin heeft hij ongetwijfeld gelijk. Zowel de staat als het bedrijfsleven kunnen daaraan bijdragen door te zorgen voor onderwijs, in combinatie met een algehele leerplicht. Men moet de bakens verzetten. Bovendien moet de bevolkingsaanwas worden geremd door middel van gezinsplanning. In Oost-Azië is deze modernisering goed gelukt, overigens vooral nà de publicatie van dit boek. Tinbergen en zijn comité eisen nu, dat het westen gaat meebetalen aan de voorzieningen in de Derde Wereld. Natuurlijk verrast dit niet, aangezien de Derde Wereld in het comité een meerderheid heeft. Tinbergen voegt nog toe, dat armoede een voedingsbodem is voor conflicten en geweld, waaronder ook het westen zal lijden. Lege kisten maken twisten. Uw recensent ziet ook het omgekeerde verband: een geweldddadig bestuur is een belemmering voor ontwikkeling. Midden-Afrika is een sprekend voorbeeld4.
Tinbergen meent dat staten, die rijk zijn aan grondstoffen, de opbrengst deels moeten reserveren voor investeringen (p.45). Ook dat is een vorm van spaarzin. Indertijd denkt men nog dat de ontwikkeling noodzakelijk moet verlopen via een fase van industrialisatie. Tinbergen verlangt ook hier dat het westen de kapitaalgoederen aanlevert. Helaas zullen de Derde Wereld staten daarmee weinig aankunnen, indien zij onvoldoende beschikken over het bijbehorende personeel5. Tinbergen zoekt de oplossing in het gebruik van simpele technieken, die vooral gebruik maken van de factor arbeid6. De wereld springt op krukken. Voorts komt hij met het ingrijpende voorstel om de internationale arbeidsverdeling centraal te regelen, door mondiale afspraken (zie p.106 en verder, alsmede p.164). De marktwerking wordt dan uitgeschakeld. In een tabel neemt Tinbergen al vast een voorschot op deze verdeling (p.108)7.
Tinbergen wil ook graag de economische conjunctuur beteugelen. Vooral op de markten van de grondstoffen gedragen de prijzen zich nogal grillig. Tinbergen gaat zo ver om deze markten labiel te noemen, en wil dat ze voortaan planmatig worden bestuurd via goederenakkoorden. Zoals reeds is opgemerkt, pleit Tinbergen bovendien voor een kapitaaloverdracht van het moderne westen naar de Derde Wereld. Hij wil daarvoor een mondiaal ministerie van financiën oprichten (p.192)! Vermoedelijk laten al deze voorstellen zich verklaren uit zijn grote angst voor een oorlog. Tinbergen wil een brug bouwen tussen het kapitalisme en het Leninisme. Om deze reden heeft hij ooit de convergentie theorie gelanceerd, die voor de toekomst een economische toenadering verwacht tussen de twee rivaliserende systemen (p.122). Men moet evenwel constateren, dat Tinbergen in zijn enthousiasme het westerse kapitalisme vergaand wil ontmantelen. Daarmee bewijst hij de mensheid geen dienst. De sterkste stopt de zwakke in de zak.
Uiteraard is Tinbergen van huis uit altijd een aanhanger van centrale planning geweest. Echter in 1970 was al duidelijk dat de planning niet het gehoopte wondermiddel is. Het is jammer dat de wetenschapper Tinbergen nochtans vasthoudt aan de planvorming, en zelfs steeds dogmatischer wordt. De ezel gaat uit zijnen tred niet. Het comité wil een kapitaaloverdracht vanuit de westerse staten van 0.75% van hun bruto binnenlands product (dus nog los van de investeringen door westerse ondernemingen; p.165). Op p.180 voegt hij toe, dat wat hem betreft 2% BBP ook bespreekbaar is. Nochtans is zijn onderbouwing voor deze enorme overdracht mager. En hij onderzoekt al helemaal niet, of ontwikkelingshulp wellicht contraproductief werkt, bijvoorbeeld doordat de ontvangers lui worden. Die met de bakker eet, weet niet wat het brood kost8.
Hoewel zijn VN rapport is aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN, moet Tinbergen verongelijkt constateren dat de meeste westerse staten geen vertrouwen hebben in een dermate rigoreuze kapitaaloverdracht Het voorstel krijgt geen slag aan de bak. Des al niettemin ontwerpt hij in het laatste hoofdstuk een blauwdruk voor een wereldregering. Die regering zou moeten kunnen beschikken over een "vredesmacht", al is onduidelijk wat Tinbergen daarmee precies wil beginnen (p.200). Uw recensent vindt dat de tekst hiermee het contact met de aardse realiteit verliest, en zuiver utopisch wordt - zelfs wanneer men bedenkt dat intussen de Leninistische ideologie is ingestort. Het is allemaal te bruin gebakken. Dat is de grootvader van de mieren, zei Egbert, en hij zag een olifant9.
Het is het wat trieste einde van een boek, dat her en der meer uitblinkt door verontwaardiging en goede bedoelingen dan door practisch bruikbare oplossingen (zie ook de voetnoten bij deze recensie). Uw recensent is in ieder geval blij, dat de door Tinbergen voorgestelde maatregelen nooit zijn doorgevoerd. Ze drijven als een baksteen. Natuurlijk zorgt Tinbergen met zijn talenten als econoom, dat Een leefbare aarde vele nuttige inzichten en argumentaties bevat. Tafelvliegen komen altijd weer tot de suiker. Maar als politiek document (en dat is het toch vooral) was het al achterhaald op het moment, dat het werd gepubliceerd.
- Net zoals veel andere boeken van Jan Tinbergen biedt de Erasmus Universiteit te Rotterdam ook Een leefbare aarde aan om gratis te downloaden. (terug)
- Het schoolvoorbeeld van de systeemstrijd is de burgeroorlog in Vietnam. Het Amerikaanse leger vecht hierin mee aan de zijde van de zuidelijke regering, die zelfs op het eigen grondgebied verzet ondervindt van haar boerenbevolking. Indertijd schrijft de Duitse protestzanger Dieter Süverkrüp de tekst Partisanenbekämpfung: Er hieß Da Ming Tsu, war so jung wie du. Sohn eines Bauern in Süd-Vietnam. Hatte nie genug zu essen, gestern hat man ihn vergessen. Und zwei grinsenden Ledernackenfressen schauen sich aus der Morgenzeitung an. Früh um viere sang der Knabe, weil da ein Vogel sang. Sang so froh, und deshalb wurden sie entdeckt. Das Militär hat ein Ohr für solchen Klang. Um halb neune lagen sie schön aufgereiht im Sonnenschein. Weit gerecht und fromm, ehrlich, es soll auch doch in diesem Krieg eine kleine Ordnung sein. (terug)
- Absurde toestanden hebben meestal iets hilarisch. Toevallig ontwikkelt de loopbaan van de cabaretier Wim Kan zich ongeveer gelijktijdig met die van Tinbergen, met als welkome consequentie dat er passende bakken over het buitenland beschikbaar zijn. Al in 1956 grapt Kan: "Er zijn zoveel Chinezen. Kun je wel twee keer per week Chinees eten, maar dat helpt niet". De zwart-wit televisie begint ingang te vinden, en brengt de wereld in de huiskamer. In 1958 verzucht Kan in zijn radioconference: "Is TV in staat om ons gelukkiger te maken? Het verrijkt het gezinsleven? Het verrekt het! 350.000 kijkers en geen zieners. En maar wachten of het soms leuker wordt". In 1973 zit Nederland midden in de oliecrisis. De Arabische staten in het OPEC kartel vinden Nederland te zeer pro-Israël, en reageren met een olieboycot. Het land lijdt onder een groot tekort aan olie, en ervaart haar economische afhankelijkheid van de Derde Wereld. Op oudejaarsavond dicht Kan, intussen op TV: "Zuinig over de drempel. Als zij in het oosten ons vrolijk zien proosten, dan krijgen we geen druppeltje meer. (...) Grote mensen in het donker bang. Kamelen op het behang. (...) Buigen wij in het witte zand voor het magisch monopolie? Of zeggen wij, Jan de Wit kreeg nooit een druppel olie?". En hij spot: "België heeft het nationale monument omgedoopt in Manneke Sjeik". Nochtans blijven de Leninisten de grootste bedreiging voor het westen. Kan zet dat scherp neer: "Marcus Bakker [de toenmalige leider van de CPN EB] zegt: er bestaan geen sheiks. Het is de Shell die daarvoor speelt". Gelukkig worden de olieleveringen vrij snel hervat, maar de olieprijzen blijven astronomisch hoog. Daarom verzucht Kan op oudejaarsavond 1976: "Vroeger kwamen de wijzen uit het oosten, nu de prijzen". En hij meent over de Russische (Leninistische) dreiging, nu weer actueel: "Ik denk wel dat de Russen komen, maar één voor één". In 1979 bespot Kan de minister van ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk, die indertijd bekend stond om zijn alcoholconsumptie: "Pronk was van ontwikkelingssamenzweren. In Afrika werd hij als een paus ontvangen. Soms werd hij uit het vliegtuig gedragen!". (terug)
- Op p.33 stelt Tinbergen, dat mensen onder armoedige omstandigheden meer geneigd zijn om een loopbaan te zoeken in de krijgsmacht. Dat argument overtuigt niet echt. Integendeel kan ontwikkelingshulp gewelddadigheden in stand houden. Immers de ontwikkelingshulp wordt nogal eens afgeroomd door de inheemse elite, die vervolgens deze opbrengsten besteedt aam de bewapening. Helaas rammelt de argumentatie van Tinbergen vaker; bijvoorbeeld stelt hij op p.41 dat het geld voor ruimte-onderzoek beter kan worden besteed aan de armoedebestrijding. Op p.198 noemt hij economen "lakijen van de politici", omdat zij hebben meegedacht over de inrichting van een oorlogseconomie. Al dit soort uitlatingen zijn geen pijp tabak waard, en ze verrassen bij de normaal zo nuchtere Tinbergen. Uw recensent denkt dat hij een tik heeft gehad van datgene, wat hij heeft gezien op zijn VN werkbezoeken. (terug)
- Dit probleem heeft zich voorgedaan in de practijk, toen in de zeventiger jaren er een overvloed van oliedollars was. De Zuid-Amerikaanse staten hebben toen grootschalig krediet opgenomen om snel te industrialiseren, maar zij zijn er vervolgens niet in geslaagd om die industrie rendabel te maken. Het is een fraaie illustratie van de hoge prioriteit, die men moet geven aan een goed bestuur en een goede organisatie. Zij zijn onmisbaar voor het welslagen van investeringen. Men moet niet bakker willen worden, als men een hoofd van boter heeft. (terug)
- Inderdaad gebeurt dit veelvuldig, bijvoorbeeld doordat men bij een bottelarij de doppen handmatig op de flessen laat schroeven. Nochtans zal soms de factor arbeid niet in staat zijn om de productkwaliteit te halen, die mogelijk is met de factor kapitaal. Aldus klinkt het voorstel van Tinbergen logisch, maar is het lastig omzetbaar naar de practijk. (terug)
- Eerder neemt Tinbergen nog het gangbare standpunt in, dat de internationale arbeidsverdeling tot stand zal komen via de marktkrachten. Zie International economic integration (1954, Elsevier). (terug)
- De misvatting van Tinbergen is deels te verklaren uit het succes van de Amerikaanse Marshall hulp, die in West-Europa heeft bijgedragen aan de razendsnelle economische groei. Tinbergen kon als toenmalig directeur van het CPB dit proces vanaf de eerste rang waarnemen. Sindsdien is men gaan begrijpen, dat het succes vooral te danken was aan de beschikbaarheid van menselijk en maatschappelijk kapitaal in Europa. Daardoor leveren kapitaalgoederen direct een hoog rendement op, en het is voor de bakker. Helaas moet de Derde Wereld het stellen zonder deze onmisbare ingrediënten. Men mag zich de vraag stellen of Tinbergen met zijn pleidooi voor een 0.75% BBP norm een enorme verspilling van kapitaal in gang heeft gezet. In Nederland gold de 0.7-0.8% BBP eis zelfs lange tijd als een schier onaantastbaar dogma. Maar wat allereerst nodig is, dat is een inheemse regering die bereid is tot spaarzaamheid en tot het opbouwen van moderne instituties. Zij moet bakzeil willen halen. Alleen in een dergelijke maatschappij zullen de burgers van de Derde Wereld hun lot in eigen hand willen nemen. Bovendien is het ergerlijk, dat de westerse burgers nauwelijks worden geïnformeerd over de feitelijke bestemming van hun verplichte afdracht. De besteding van hulpfondsen mist gewoonlijk voldoende transparantie, al is wel bekend dat daarbij corruptie geen zeldzaamheid is. (terug)
- Indertijd zijn alle linkse partijen (ook de niet-Leninistische) gegrepen door een revolutionaire geest, die meer romantisch is dan realistisch. Vermoedelijk heeft in die periode ook de nuchtere Tinbergen zich niet helemaal kunnen onttrekken aan alle emoties. Sommige staten zwalken wild heen en weer tussen marktwerking en een planeconomie, afhankelijk van wie op dat moment de staatsmacht in handen heeft. Een voorbeeld is Chili, dat onder president Allende sympathiseert met het Leninistische blok. Indertijd schrijft de Duitse protestzanger Walter Mossmann de tekst Poder popular: Was hörst du bei Nacht aus Santiago? Was hörst du aus Concepción? Ach, aus Chile. Ich höre da Schüsse und Stille. Und höre kein einziges Lied. Nicht aus Chile, nicht aus Chile. Das war ein Traum und doch wirklich wahr. Ein Weg in die Freiheit, Poder popular. Die Arbeiter vereint, nehmen die Fabrik. Die Bauern das Land, das ihrer Arbeit Früchte trägt. Das Haus wo die drin wohnen. Und die Macht, verteilt, damit sich keiner mächtig macht. Overigens keurt men in Europa het economische beleid van Allende af. En Tinbergen klaagt al op p.126 over de revolutionaire koers van het Chileense linkse blok. (terug)