Iedereen die aan de bak wil met het algemene politieke beleid moet enige kennis opdoen van de conjuncturele begrotingspolitiek van de staat. De economische theorie achter de begrotingspolitiek wordt gewoonlijk toegeschreven aan de Engelse econoom J.M. Keynes, maar strikt genomen is dat niet helemaal juist. Namelijk, de Poolse econoom M. Kalecki heeft vrijwel dezelfde theorie gepubliceerd in 1933, en dat is drie jaren vóórdat Keynes zijn gedachten in de openbaarheid bracht1. Daaraan moet worden toegevoegd, dat de formulering van Kalecki begrijpelijker is dan die van Keynes, en bovendien vollediger. De saus is soms beter dan de vis. Daarom heeft het werk van Kalecki zijn populariteit behouden bij sommige economen, zelfs in Cambridge, de thuishaven van Keynes. Bijvoorbeeld de bekende econome Joan Robinson verwijst in haar boeken bij voorkeur naar de formules van Kalecki.
In 1954 is de theorie van Kalecki als leerboek verschenen, met de titel Theory of economic dynamics. Een pijp tabak verlet niet, en ruim dertig jaren later heeft de kwaliteitsuitgeverij Metropolis-Verlag de Duitse bundel Krise und Prosperität im Kapitalismus van Kalecki gepubliceerd, waarin het zojuist genoemde Engelse leerboek grotendeels is opgenomen. De bundel is alleszins de moeite waard. Allereerst worden er de maatregelen uitgelegd waarmee de staat de binnenlandse effectieve vraag min of meer stabiel kan houden, zodat hij de economische conjunctuur kan afzwakken. In latere artikelen werkt Kaleki zijn formules uit tot een volledige conjunctuurtheorie, die een verklaring geeft voor de schommelingen van het nationale inkomen, inclusief de crisis. In 1955 keert Kalecki na een lang verblijf in het buitenland terug naar Polen, en zet zich daar in voor de opbouw van de Leninistische staat. Eigen haard is goud waard. De bundel bevat ook uit deze tijd enkele van Kalecki's artikelen.
Men vindt in de teksten van Kalecki regelmatig kritische opmerkingen jegens het bedrijfsleven, zoals inzake de monopolievorming, die indertijd een zeer actueel thema was. Hij hoopt dat de vakbeweging zich ontwikkelt tot een tegenmacht2. Al is hij geen marxist, toch heeft hij inspiratie geput uit de theorie van Marx. Een aanhanger van het Leninisme was Kalecki al helemaal niet, en daarom zijn de laatste jaren van Kalecki in Polen niet bijster gelukkig geweest. Hij kreeg er geen slag aan de bak. Men vindt nergens een paradijs zonder slang. Overigens heeft ook Kazimierz Laski, die in de bundel het voorwoord schrijft, enige tijd uit idealisme meegewerkt aan het Poolse regime. Laski raakte tenslotte dermate gedesillusioneerd, dat hij Polen definitief de rug heeft toegekeerd. Hij is dan al doorkneed in het denken van Kalecki, en dat blijkt uit de heldere samenvatting, die hij geeft in zijn voorwoord van het boek.
Het eerste deel van de bundel bevat de vroege artikelen van Kalecki over de economische dynamica. Hier vindt men de zonet genoemde beroemde studie uit 1933. Kalecki toont dan al zijn inzicht in de conjunctuur, en wijst op de consequenties van vertragingen in het investeringsproces. De opbloei kan worden opgewekt eenvoudig door extra te investeren. De ondernemers verdienen de investering terug als winst. Met spek vangt men muizen. Nog in hetzelfde jaar voegt hij de gevolgen van de buitenlandse handel toe aan zijn model, evenals de staatsbestedingen (die hij de binnen-export noemt). In 1935 bestudeert Kalecki de gunstige invloed van investeringen op de werkgelegenheid. Zolang de koopkracht behouden blijft, zal het nationale inkomen toenemen dankzij de werking van de multiplicator. Bovendien onderzoekt Kalecki de doorwerking van extra investeringen op de betalingsbalans, voor zover daardoor extra import nodig wordt.
Het is aardig om te zien hoe Kalecki de economie opsplitst in drie afdelingen, in navolging van Marx. In zijn betoog over de ontwikkeling van de reële lonen neemt hij aan, dat het bedrijfsleven oligopolistisch is, en daarom de productprijzen tamelijk star zijn. Voorts onderzoekt hij de diverse soorten belastingen, en spreekt een voorkeur uit voor de belasting op kapitaal. Hij vreest evenwel dat deze inbreuk op het kapitaal (het K-woord!) politiek lastig haalbaar is. De kapitalisten knorren aan de volle bak3. En Kalecki werkt een eigen prijstheorie uit, waarvan uw recensent tot op heden de waarde niet kan inschatten. In 1943 ontwikkelt Kalecki dan zijn conjunctuurtheorie met nauwkeurig geformuleerde investeringsfuncties. Dit deel is tamelijk wiskundig, maar dat heeft het voordeel dat de doorwerkingen van de consumptie en van de winst op de economische schommelingen duidelijk zichtbaar worden. Voor de oogst is het altijd goed, als Sint-Apollonia het waaien doet.
In 1944 doet Kalecki dan voorstellen om volledige werkgelegenheid te bereiken. Er zijn drie opties: deficit spending, het stimuleren van particuliere investeringen, en het herverdelen van de inkomens. Echter Kalecki betwijfelt of het bedrijfsleven loyaal bakzeil zal halen en zal willen meewerken aan deze bestrijding van werkloosheid4. Dit is een beschouwing over practisch economisch beleid en over politiek, en een bewijs van de veelzijdigheid van Kalecki. Tenslotte is er uit 1936 nog een aardige reactie van Kalecki op de theorie van Keynes. De Poolse artikelen van Kalecki (na 1955) hebben niet de grote betekenis van zijn eerdere werk. Hij legt zich dan toe op verhandelingen over de marxistische theorie, die op dat moment al een dogma is geworden. Zij zijn bepaald geen economische hoogstandjes. Het belang van deze teksten ligt vooral in de invloed, die zij uitoefenen op het toenmalige Poolse regime. Het moet een wijze barbier zijn, die gekken wel kan scheren.
Concluderend is Krise und Prosperität im Kapitalismus een boeiend boek. Echter de redenaties van Kalecki zijn steeds zodanig samengebald en verstrekkend, dat uw recensent vijf jaren terug regelmatig in twijfel verkeerde of hij alles goed begreep. Strikt genomen is het nodig om de stof meermaals te lezen, en er aanvullende bronnen naast te leggen. Overigens geldt, naar het schijnt, hetzelfde voor de publicaties van Keynes. Uw recensent laat het graag over aan de lezer om te bepalen, of deze intellectuele uitdaging de moeite loont. Ieder zijn vak, zei de metselaar, en hij viel in de kalkbak.