Titelblad boek Krise und Prosperität im Kapitalismus

Krise und Prosperität im Kapitalismus ---- Een intellectuele topprestatie

Publicatie: Metropolis-Verlag (1987, Marburg)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 9 maart 2015

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

Iedereen die aan de bak wil met het algemene politieke beleid moet enige kennis opdoen van de conjuncturele begrotingspolitiek van de staat. De economische theorie achter de begrotingspolitiek wordt gewoonlijk toegeschreven aan de Engelse econoom J.M. Keynes, maar strikt genomen is dat niet helemaal juist. Namelijk, de Poolse econoom M. Kalecki heeft vrijwel dezelfde theorie gepubliceerd in 1933, en dat is drie jaren vóórdat Keynes zijn gedachten in de openbaarheid bracht1. Daaraan moet worden toegevoegd, dat de formulering van Kalecki begrijpelijker is dan die van Keynes, en bovendien vollediger. De saus is soms beter dan de vis. Daarom heeft het werk van Kalecki zijn populariteit behouden bij sommige economen, zelfs in Cambridge, de thuishaven van Keynes. Bijvoorbeeld de bekende econome Joan Robinson verwijst in haar boeken bij voorkeur naar de formules van Kalecki.

In 1954 is de theorie van Kalecki als leerboek verschenen, met de titel Theory of economic dynamics. Een pijp tabak verlet niet, en ruim dertig jaren later heeft de kwaliteitsuitgeverij Metropolis-Verlag de Duitse bundel Krise und Prosperität im Kapitalismus van Kalecki gepubliceerd, waarin het zojuist genoemde Engelse leerboek grotendeels is opgenomen. De bundel is alleszins de moeite waard. Allereerst worden er de maatregelen uitgelegd waarmee de staat de binnenlandse effectieve vraag min of meer stabiel kan houden, zodat hij de economische conjunctuur kan afzwakken. In latere artikelen werkt Kaleki zijn formules uit tot een volledige conjunctuurtheorie, die een verklaring geeft voor de schommelingen van het nationale inkomen, inclusief de crisis. In 1955 keert Kalecki na een lang verblijf in het buitenland terug naar Polen, en zet zich daar in voor de opbouw van de Leninistische staat. Eigen haard is goud waard. De bundel bevat ook uit deze tijd enkele van Kalecki's artikelen.

Men vindt in de teksten van Kalecki regelmatig kritische opmerkingen jegens het bedrijfsleven, zoals inzake de monopolievorming, die indertijd een zeer actueel thema was. Hij hoopt dat de vakbeweging zich ontwikkelt tot een tegenmacht2. Al is hij geen marxist, toch heeft hij inspiratie geput uit de theorie van Marx. Een aanhanger van het Leninisme was Kalecki al helemaal niet, en daarom zijn de laatste jaren van Kalecki in Polen niet bijster gelukkig geweest. Hij kreeg er geen slag aan de bak. Men vindt nergens een paradijs zonder slang. Overigens heeft ook Kazimierz Laski, die in de bundel het voorwoord schrijft, enige tijd uit idealisme meegewerkt aan het Poolse regime. Laski raakte tenslotte dermate gedesillusioneerd, dat hij Polen definitief de rug heeft toegekeerd. Hij is dan al doorkneed in het denken van Kalecki, en dat blijkt uit de heldere samenvatting, die hij geeft in zijn voorwoord van het boek.

Het eerste deel van de bundel bevat de vroege artikelen van Kalecki over de economische dynamica. Hier vindt men de zonet genoemde beroemde studie uit 1933. Kalecki toont dan al zijn inzicht in de conjunctuur, en wijst op de consequenties van vertragingen in het investeringsproces. De opbloei kan worden opgewekt eenvoudig door extra te investeren. De ondernemers verdienen de investering terug als winst. Met spek vangt men muizen. Nog in hetzelfde jaar voegt hij de gevolgen van de buitenlandse handel toe aan zijn model, evenals de staatsbestedingen (die hij de binnen-export noemt). In 1935 bestudeert Kalecki de gunstige invloed van investeringen op de werkgelegenheid. Zolang de koopkracht behouden blijft, zal het nationale inkomen toenemen dankzij de werking van de multiplicator. Bovendien onderzoekt Kalecki de doorwerking van extra investeringen op de betalingsbalans, voor zover daardoor extra import nodig wordt.

Het is aardig om te zien hoe Kalecki de economie opsplitst in drie afdelingen, in navolging van Marx. In zijn betoog over de ontwikkeling van de reële lonen neemt hij aan, dat het bedrijfsleven oligopolistisch is, en daarom de productprijzen tamelijk star zijn. Voorts onderzoekt hij de diverse soorten belastingen, en spreekt een voorkeur uit voor de belasting op kapitaal. Hij vreest evenwel dat deze inbreuk op het kapitaal (het K-woord!) politiek lastig haalbaar is. De kapitalisten knorren aan de volle bak3. En Kalecki werkt een eigen prijstheorie uit, waarvan uw recensent tot op heden de waarde niet kan inschatten. In 1943 ontwikkelt Kalecki dan zijn conjunctuurtheorie met nauwkeurig geformuleerde investeringsfuncties. Dit deel is tamelijk wiskundig, maar dat heeft het voordeel dat de doorwerkingen van de consumptie en van de winst op de economische schommelingen duidelijk zichtbaar worden. Voor de oogst is het altijd goed, als Sint-Apollonia het waaien doet.

In 1944 doet Kalecki dan voorstellen om volledige werkgelegenheid te bereiken. Er zijn drie opties: deficit spending, het stimuleren van particuliere investeringen, en het herverdelen van de inkomens. Echter Kalecki betwijfelt of het bedrijfsleven loyaal bakzeil zal halen en zal willen meewerken aan deze bestrijding van werkloosheid4. Dit is een beschouwing over practisch economisch beleid en over politiek, en een bewijs van de veelzijdigheid van Kalecki. Tenslotte is er uit 1936 nog een aardige reactie van Kalecki op de theorie van Keynes. De Poolse artikelen van Kalecki (na 1955) hebben niet de grote betekenis van zijn eerdere werk. Hij legt zich dan toe op verhandelingen over de marxistische theorie, die op dat moment al een dogma is geworden. Zij zijn bepaald geen economische hoogstandjes. Het belang van deze teksten ligt vooral in de invloed, die zij uitoefenen op het toenmalige Poolse regime. Het moet een wijze barbier zijn, die gekken wel kan scheren.

Concluderend is Krise und Prosperität im Kapitalismus een boeiend boek. Echter de redenaties van Kalecki zijn steeds zodanig samengebald en verstrekkend, dat uw recensent vijf jaren terug regelmatig in twijfel verkeerde of hij alles goed begreep. Strikt genomen is het nodig om de stof meermaals te lezen, en er aanvullende bronnen naast te leggen. Overigens geldt, naar het schijnt, hetzelfde voor de publicaties van Keynes. Uw recensent laat het graag over aan de lezer om te bepalen, of deze intellectuele uitdaging de moeite loont. Ieder zijn vak, zei de metselaar, en hij viel in de kalkbak.

  1. Het werk van Kalecki kreeg niet direct de erkenning, die het verdiende. Ondanks de aanzetten van onder andere de School van Stockholm was de Kaleckiaanse theorie nog een zo radicale kritiek op de neoklassieke theorie, dat zij werd genegeerd door de gevestigde economische orde. De Poolse economen hadden mondiaal weinig invloed, en ook binnen de Poolse economische gemeenschap zelf had Kalecki nog onvoldoende gezag en aanzien opgebouwd om zijn theorie geaccepteerd te krijgen. De economische rampspoed van de Grote Depressie had de geesten evenwel rijp gemaakt voor een doorbraak, en ook de theoretische inzichten waren er klaar voor. Toen Keynes in essentie dezelfde theorie publiceerde als Kalecki, werden de nieuwbakken economische inzichten wèl het onderwerp van een levendig debat. Keynes, wiens vader reeds in de kringen van economische wetenschappers verkeerde, had toen al carrière gemaakt en zich in Cambridge opgewerkt tot een vooraanstaand professor en overheidsadviseur. Bovendien behoorde Groot-Brittannië tot de toonaangevende landen in de economische wetenschap. Weliswaar omarmden en accepteerden de economische wetenschappers zijn publicaties niet onmiddellijk, maar men was bereid naar hem te luisteren en over zijn argumenten na te denken. Aldus werd Kalecki de feitelijke grondlegger van de theorie van de economische dynamica, en Keynes werd haar belangrijkste propagandist. (terug)
  2. In essentie is inderdaad het vakbonds-werk in Europa overal geïnstitutionaliseerd, zoals Piet van Aken beschrijft op p.31 van zijn politieke roman De blinde spiegel: Vooralsnog was bij de professionele en sektoriële paritaire onderhandelingen weinig anders gedaan dan pingelen en touwtjes-trekken, waarbij de op zichzelf al gematigde loon-eisen en de werktijd-verkorting er na korte tijd uitzagen als de kinderlijke kladworp van een vijfjaren-plan: zowel de loons-verhoging als de werktijd-verkorting werden opgedeeld in mootjes van centiemen en minuten en opgehangen aan een fasen-kalender vol beperkende voorwaardelijkheden. (terug)
  3. Kapitalisten zijn notoir gierig, en daarmee het mikpunt van bakken. "Gierige mensen zijn een onprettig gezelschap, maar ze zijn ideale voor-ouders" (Tom Snyder). Het hoeft trouwens niet in de familie te zitten. Een vrouw vraagt: "Houd je alleen van mij, omdat mijn vader aan mij een fortuin naliet?" De man antwoordt: "Natuurlijk niet. Ik zou van je houden, onverschillig wie je het geld naliet". James Agate, de Engelse toneel-criticus, had een scherpe blik ook in geld-zaken: "Om mijzelf te dwingen meer geld te verdienen, besloot ik meer uit te geven". De Schotse thee-magnaat Thomas Lipton begreep al, dat je nooit een teveel aan geld kunt hebben. Tijdens een lezing voor een gezelschap van zakenlui constateerde hij: "De helft van het geld, dat we besteden aan reclame, is louter verspilling. Maar we weten niet welke helft". Wellicht ook herinnerde hij zich de volkswijsheid: Rechts zit je veiliger dan in het vliegtuig. (terug)
  4. De druk moet op de ketel blijven. Terecht dichten de Megafoons in de tekst van het lied De lopende band: De radio staat volop aan / Maar ik kan er niets van verstaan / ’t fabriekslawaai maakt me knettergek / Ik hoor allen de chef zijn grote bek / Iedere dag gaat de band harder lopen / Want ze willen steeds meer verkopen / Ik mag nu zelfs niet meer gaan pissen / De chef kan me geen seconde missen. (terug)