Titelblad boek Das Kapital band 2

Das Kapital band 2 ---- Gered door een imposante finale

Publicatie: Dietz Verlag (1975, Berlijn)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 16 februari 2015

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

De tweede band van Das Kapital is een curieus boek, omdat het postuum is gepubliceerd, twee jaren na de dood van Karl H. Marx. Hij overleed in 1883, en het tweede deel is pas in 1885 verschenen. Friedrich Engels heeft de eindredactie op zich genomen, dat wil zeggen, hij heeft het materiaal geordend en gereed gemaakt voor de drukker. Volgens Engels was het concept grotendeels gereed, en heeft hij er zelf slechts tien pagina's aan toegevoegd. Dat verbaast enigszins, omdat voor zo een kleine bewerking twee jaren tijd wel erg langdurig is. Bovendien schrijft Engels in zijn voorwoord, dat in het concept sommige belangrijke paragrafen enkel schetsmatig aanwezig waren, en dat veel feitenmateriaal enkel in onbewerkte vorm was bijgevoegd. Volgens Engels lijdt vanaf 1870 Marx aan allerlei kwalen, die hem beletten om zelf veel te schrijven. Wat de lever kan genezen, kan de milt ondienstig wezen.

Ondanks zijn ziekten heeft Marx na 1867 (de verschijningsdatum van band 1) toch enkele boeken gepubliceerd. Dat waren echter zuiver politieke werken, zonder economische beschouwingen1. Uit de publicaties tijdens zijn laatste levensjaren is niet op te maken hoe zijn economische opvattingen zich ontwikkelden. Dien ten gevolge is de enige bron van informatie datgene wat Engels postuum heeft uitgegeven (al is er in de twintigste eeuw nog veel meer postuum uitgegeven, na bewerkingen door anderen). Wegens al deze omstandigheden vindt uw recensent het gerechtvaardigd om Engels te beschouwen als de hoofdauteur van Das Kapital band 2. Marx is dan de tweede auteur, die het materiaal heeft verzameld en het boek inhoudelijk heeft voorbereid2. Trouwens, indertijd was de sociaaldemocratische beweging al enorm gegroeid, zodat het voor de hand ligt dat allerlei mensen ideeën en materiaal hebben aangedragen voor Das Kapital. Een baksteen is nooit alleen. De één slaat de nagel en de ander hangt de hoed eraan3.

Uw recensent heeft de tweede band van Das Kapital zes jaren geleden geheel doorgelezen, in een roemruchte editie van het Centrale Comité van de Oost-Duitse Leninistische partij. Band 2 beschrijft het distributieproces van de voortgebrachte producten, wat door Engels wordt aangeduid met de term circulatie. Aldus geeft de tweede band een theorie van de warenhandel op de markten. De inhoudelijke kwaliteit is in de tweede band wisselvalliger dan in de eerste. De meeste hoofdstukken zijn saai om te lezen, en helpen eigenlijk weinig om inzicht en kennis op te doen van het economische systeem. Maar goed, er is geen hartje zonder smartje. En men moet niet knorren aan de volle bak.

Gelukkig wordt in de laatste honderd pagina's een belangwekkend model van de economische structuur gepresenteerd. Deze spitsvondige theorie is de kwalitatieve "redding" van de tweede band, althans in de ogen van uw recensent. Zij analyseert de economie op sectoraal niveau, en laat op die manier zien dat het systeem enkel evenwichtig blijft, zolang de sectoren qua omvang goed op elkaar zijn afgestemd. Afwijkingen van de evenwichts-verhoudingen zullen leiden tot storingen in de warenruil. In die situatie zijn sommige waren onverkoopbaar, en dien ten gevolge breekt de economische crisis uit. En aangezien de kapitalistische productie chaotisch verloopt, zijn de crises als het ware voorgeprogrammeerd in het systeem. Die loopt bij nacht, hij valt in de gracht.

Wat zegt de tweede band zoal over de circulatie? Zowel het geld G als de waren W bevinden zich in een kringloop. De ondernemer verkoopt zijn waar W voor een gedrag G (schematisch W-G). Het bedrag G is zijn ondermeningskapitaal, dat de productie op gang houdt. De ondernemer betaalt er zijn productiefactoren mee: de productiemiddelen Pm, en de arbeid A. Bovendien zal de hij een deel van G gebruiken voor zijn eindconsumptie. Marx poneert in zijn theorie de stelling, dat enkel de productie waarde voortbrengt, maar de circulatie niet. Echter de circulatie is nodig, opdat de waarde van de waar terugstroomt naar de producent (de realisatie van de waar). Engels besteedt in deze band veel aandacht aan het tijdsverloop. De tijd om de gehele kringloop te voltooien noemt hij de omslagtijd. Zij is samengesteld uit de productietijd en de omlooptijd (benodigd voor de warencirculatie). Nochtans draagt dit weinig bij aan het inzicht. Geen praatje zo groot, of het bloedt in acht dagen dood.

De factoren Pm en A vormen tezamen het productieve kapitaal. Marx duidt de productiemiddelen Pm aan met de term constant kapitaal. Zij vormen een kostenpost, die moet worden terugverdiend bij de verkoop van de voortgebrachte waren. Een deel ervan is het arbeidsmateriaal, zeg maar de grondstoffen. De arbeidsmiddelen (werktuigen, machines en dergelijke) behoren eveneens tot het constante kapitaal, maar krijgen de afzonderlijke naam vast kapitaal mee. Andere economen spreken hier liever van investeringsgoederen. Evenzo heet de factor A het variabele kapitaal (in plaats van loonsom). Inderdaad onderscheidt de theorie van Marx zich van anderen door het gebruik van een afwijkende terminologie. Natuurlijk is dat niet bepaald een verdienste. Woorden zijn geen oorden. Het geeft geen nieuwbakken inzichten, maar maakt wel de toetsing aan andere theorieën lastiger. Engels citeert regelmatig Adam Smith en David Ricardo, economen die al ruim zestig jaren eerder zijn overleden.

De jaarlijkse winst zal groter zijn naarmate er meer kan worden geproduceerd in een jaar. Engels besteedt tientallen pagina's om uit te leggen, dat daarom de ondernemers liefst de omslagtijd willen inkorten. Wie veel kalt, veel ontvalt. Vervolgens is er gelukkig de beschrijving van het al genoemde structuurmodel. Engels splitst het systeem op in twee sectoren (door hem afdelingen genoemd), te weten afdeling I waar Pm wordt voortgebracht, en afdeling II waar eindproducten worden voortgebracht. De eindproducten voorzien op de markt in de persoonlijke consumptie van allen (werknemers, ondernemers en kapitalisten). In dit schema wordt de totale productwaarde weergegeven, dus niet enkel de toegevoegde waarde. De twee afdelingen moeten onderling hun waren ruilen om ieder de productie te kunnen voortzetten. Immers de afdeling I maakt zelf geen eindproducten, maar haar werknemers hebben daaraan natuurlijk wèl behoefte. Evenzo maakt de afdeling II geen productiemiddelen, maar die heeft zij wel nodig. Anders krijgt zij geen slag aan de bak.

Duurzame productie betekent voor Engels, dat het systeem zich in zijn geheel materieel reproduceert. Bij een statische economie heet de reproductie eenvoudig, en bij een groeiende economie uitgebreid. In dit model wordt de wiskunde toegepast op een hoog niveau, dat men nergens anders in de werken van Marx aantreft. Bovendien is het model nieuw, en dien ten gevolge is het daadwerkelijk een verrijking van de economische wetenschap. Met list brengt men een ei in een hopzak. Volgende generaties economen hebben voortgebouwd op deze vondst. Met name kan hier Vassily Leontief worden genoemd, die dit twee-sectoren model heeft gegeneraliseerd tot een model met een willekeurig aantal sectoren. Ook M. Kalecki en J.M. Keynes nemen in hun theorie de splitsing in consumptie- en investerings-goederen over. Crises kunnen ontstaan doordat de ondernemers hun kapitaal oppotten, of doordat de proportionele verhoudingen van de sectoren worden verstoord. Het heeft geen zwarigheid, zei de bakker, en hij had zijn brood te licht gebakken.

Met deze indrukwekkende finale vindt de tweede band zijn afsluiting. De band heeft met de eerste band gemeen, dat de tekst wordt ontsierd door schier eindeloze herhalingen. Dat werkt eerder verwarrend dan verhelderend. De historische beschouwingen, zoals in band 1, ontbreken vrijwel. Daarom is band 2 meer een leerboek dan een vlammend protest. Daarbij bedenken Marx en Engels eigen vaktermen, die afwijken van het gangbare. Dat isoleert. Sint-Elisabeth doet verstaan hoe de winter zal vergaan. Hun theorie maakt rare aannames, zoals dat handel geen waarde kan voortbrengen. Al met al vereist het helemaal lezen van de band nogal wat doorzettingsvermogen4. Belangstellenden die niet de hele beker willen leegdrinken, zouden kunnen overwegen om enkel het twintigste hoofdstuk te lezen, over eenvoudige reproductie, en het éénentwintigste hoofdstuk, over accumulatie en uitgebreide reproductie.

  1. In 1865, kort voor het verschijnen van de eerste band van Das Kapital, publiceerde Marx het boek Value, price and profit, naar aanleiding van een door hem gehouden lezing voor de Eerste Internationale. Dat boek volgt inhoudelijk de theorie, zoals die daarna in de eerste band wordt gepresenteerd. Het bevat niets van datgene, wat later in de tweede en derde band wordt vermeld. Trouwens, in een ruwe en beknopte gedaante is de inhoud van de eerste band van Das Kapital al te vinden in de tekst Lohnarbeit und Kapital, die Marx schreef in 1849.
    Het vermelden waard is het feit, dat Marx al in 1858 (koud veertig jaren oud) lijdt aan een leverkwaal, die kennelijk dermate ernstig is, dat hij het schrijven moet opgeven gedurende enkele maanden. Wie ziek is, mist scherpzinnigheid. Een schip op het strand, een baken in zee. Vol gas, lege tank. Wel de kroon, maar geen vullingen. Beter van innemen dan van aannemen. Een sok te weinig voor een paar. Een paar pilsjes te weinig voor een six pack. Melk van blauwe koeien. Het blinkt als een boekweitekoek in de maneschijn. Samenvattend, je kunt het missen als een loden parachute.
    (terug)
  2. Onder linkse mensen is Engels zeker zo populair als Marx. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de typische jaren zeventig vertelling De schaamte voorbij van Anja Meulenbelt (p.203): Twintig vrouwen een week bij elkaar, het is als een pressure cooker, de eerste twee dagen merken ze dat ze bijna al hun problemen wel met iemand delen, dan dat het met de hele maatschappij te maken heeft. En als ze dan in kleine groepjes de derde of vierde dag een stuk van Friedrich Engels lezen, is het opeens niet meer een stuk abstrakt mannen-denken, maar gaat het ook over hen. Wat zijn al die linkse jongens toch dom, zeggen we, dat ze nooit hebben door gekregen dat vrouwen veel sneller links worden via hun eigen ervaringen dan via een beroep op hun solidariteit met anderen. Femsoc groepen noemen we het, het chaotische netwerk van autonome vrouwengroepen die werken vanuit feminisme en socialisme. (terug)
  3. Het is bekend dat Marx en Engels een levendige correspondentie hebben gevoerd over de inhoud van Das Kapital, ook met anderen. Allerlei mondeling overleg en de gesprekken zijn nooit vastgelegd, maar natuurlijk moeten die veelvuldig hebben plaatsgevonden. Juist wegens de propagandistische waarde van Das Kapital is het goed denkbaar, dat zich rondom Marx en Engels een wetenschappelijke "staf" heeft verenigd. Das Kapital was al vóór zijn voltooiing uitgegroeid tot een politiek symbool. In een dergelijke situatie mag aan de authenticiteit van de postume uitgave worden getwijfeld, net zoals men gewoon is bij postuum opduikende literaire en kunst-uitingen. (terug)
  4. Theun de Vries in Een spook waart door Europa (de eerste band van de trilogie 1848) is vol lof over de schrijfstijl van Engels, want De Vries laat op p.14 Marx denken: Hij moest hem spreken over die catechismus voor de Communistenbond. Die schets was la-la. Friedrich zelf was er allerminst over te spreken. Hij had de hele opzet willen omgooien. Een soort manifest ervan maken. Communistisch Manifest klonk niet kwaad. Neen, die catechismusvorm was werkelijk niet vol te houden. Weg met al die bastaardkindertjes van het gebedenboek. Iets eigens: men moest de arbeiders direct op de feiten zetten, dat bracht hen zelf aan het denken. Friedrich had gevoel voor die dingen. Klaar als een Griek. (terug)