Titelblad boek Plan, Interessen und Aktivität der Werktätigen

Plan, Interessen und Aktivität der Werktätigen --- Fascinerend en surrealistisch

Publicatie: Verlag Die Wirtschaft (1976, Berlijn)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 18 november 2014

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

Het boek Plan, Interessen und Aktivität der Werktätigen is geschreven in de voormalige Sovjet-Unie, en vertaald in de voormalige DDR. Trouwe lezers van deze portaal weten intussen, dat bij zulke boeken enige achterdocht is gewenst, omdat menig Leninistisch leerboek is volgestouwd met politieke propaganda. De dominee snijdt het woord recht. Maar hoewel R.A. Beloussov (in het Duits Beloussow) werkte als adviseur voor het Centrale Comité van de Leninistische partij, is zijn verhaal geloofwaardig en redelijk objectief. De titel geeft kernachtig weer, wat het boek behandelt, en wel de systematiek van de centrale economische planning in de Sovjet-Unie. Dat thema is ook in onze dagen nog relevant. Want hoewel tegelijk met de instorting van de Sovjet-Unie onder Gorbatsjov de centrale planeconomie ten grave is gedragen, hebben in een eeuw tijd allerlei elementen van economische planning hun plaats gevonden in de vrije ondernemingsgewijze productie van het kapitalisme.

Na de industrialisatie onder Stalin is in de na-oorlogse periode de Sovjet-Unie de systeemwedloop aangegaan met de kapitalistische landen. Zij heeft onmiskenbaar successen geboekt bij de grote projecten: de ontwikkeling van de atoombom, de kernenergie, de ruimtevaart, en de Toepolov-144. Trouwens, al tijdens de oorlog kreeg het Rode Leger tegen het kapitalistische Duitsland de overhand. De Leninistische partij heeft voortdurend geprobeerd om de centrale planning te perfectioneren. Zij zag een belangrijke opgave in het verminderen van de productiekosten, en heeft de oplossing gezocht in het herstellen van de winst-prikkel. Eerst in 1953 (de Nieuwe Koers), daarna in 1964 (het Nieuwe Economische Systeem), en tenslotte in 1985 (de Perestrojka) worden economische hervormingsprogramma's gestart. Maar telkens krijgt de partij geen slag aan de bak. Liefde en welvaart lopen meer kans om te bevriezen dan om te verbranden. Beloussov schrijft zijn boek in 1974, wanneer intussen het Nieuwe Economische Systeem is gestrand.

Het boek (opnieuw gekocht uit de magazijnen van het Leninistische antiquariaat Helle Panke te Berlijn) geeft een eerlijke beschrijving van het op dat moment gehanteerde planbeleid. Dankzij deze eerlijkheid wordt duidelijk hoezeer men het onderling oneens is. Sommigen willen de productiekosten verminderen via de introductie van marktwerking, en anderen juist via nog meer planning. Kennelijk staat Beloussov zelf in dubio, waardoor soms zijn betoog wat kreupel gaat. Hij wil bakker worden, terwijl hij een hoofd van boter heeft. Uiteraard zijn voor de belangstellende buitenstaander deze momenten de krenten in de pap. In elk stadje een ander schatje1.

Voor de rest geeft Beloussov een heldere uitleg van de Leninistische beginselen voor een rechtvaardige maatschappij. Met name wordt duidelijk hoezeer de partijtop overtuigd is, dat zijn bestuur naadloos aansluit bij de menselijke natuur. In het Leninisme zouden de menselijke eigenschappen optimaal tot hun recht kunnen komen. Net zoals de westerse economie wil de Leninistische economie zoveel mogelijk behoeften bevredigen met behulp van de beschikbare productieve hulpbronnen. De mens heeft naar zijn aard allerlei materiële behoeften. Maar ook zijn er psychische en maatschappelijke behoeften, en die nemen in belang toe wegens de menselijke vooruitgang. Het Leninistische regime biedt alle ruimte juist aan zulke niet-materiële behoeften. Beloussov vereenzelvigt de menselijke ontplooiing in hoge mate met de arbeid. Het is niet voor niets, dat in het Leninistische systeem de werkgelegenheid is gegarandeerd. Stilstaan doet achteruit gaan2.

De centrale planning is de beste manier om alle individuele en groeps-belangen harmonieus af te stemmen en te verzoenen. Desgewenst kunnen gedragspatronen worden aangestuurd via reclame en propaganda. Verder heeft Beloussov hoge verwachtingen van verbeteringen in de plandiscipline. Bak bijtijds en leen geen brood. Maar ook klaagt hij dat ondernemingen te veel prioriteit geven aan kwantiteit boven de kwaliteit. De productprijzen zouden realistischer moeten worden, zodat de markt zijn werk kan doen. Dat bevordert de efficiëntie. Maar juist omdat de politiek zo nadrukkelijk aanwezig is in de economie, heerst er in de ondernemingen een cultuur van manipulatie van de winst- en productiviteits-cijfers. Beloussov erkent, dat menselijk gedrag nauwelijks is te modelleren. Des al niettemin ziet hij grote voordelen in het gebruik van lange-termijn plannen. Echter de planvorming zou zich moeten beperken tot de grote lijn. De alerte lezer vraagt zich af hoe dit is te rijmen met de plandiscipline!

Regelmatig bericht Beloussov over mislukkingen. Bijvoorbeeld erkent hij dat de industriële mechanisatie al in 1965 had moeten zijn voltooid. Dat is niet gelukt. Het betreft hier niet incidentele missers, maar kennelijk een principieel falen van het hele maatschappelijke besturingsmodel. Elke hiërarchische laag zou zichzelf moeten besturen, maar de hogere lagen kunnen het ingrijpen niet laten. De productprijzen worden centraal bepaald door de politiek, waardoor zij hun betekenis als marktindicator verliezen. Beloussov hoopt, dat dit kan worden veranderd door een goede arbeidsmoraal aan te kweken. Ook hier raakt Beloussov verstrikt in tegenstellingen, te weten die van medezeggenschap en doelrealisatie. Op dit soort momenten verzinkt hij in de Leninistische dialectiek. Bonen smaken goed, maar niet met bakken vol. Nogmaals hemelt hij het winstmotief op, en klaagt tegelijk over het onwerkelijke prijsstelsel. Opdrachten (bevelen) en indirecte economische prikkels moeten elkaar versterken. Wedijver is gezond, zolang hij een zelfverplichting is.

En zo gaat het maar door. De ondernemingen profiteren van de planstabiliteit, maar de plannen worden te vaak aangepast. Beloussov pleit voor een vrije markt van outillage, in de gedaante van een groothandel. Echter de planning vereist dat de staat centraal de investeringen aanwijst. Hoewel Beloussov een efficiënte bedrijfsvoering eist, legt hij aan de directie ook een politieke verantwoordelijkheid op. De een is traag, de ander graag. Uw recensent wil best erkennen, dat er onvermijdelijk meerdere kanten zitten aan elk economisch beleid. En als de Leninistische planeconomie in de practijk goed had gefunctioneerd, dan had men vrede kunnen hebben met de tweeslachtigheid. Dat deed zij echter niet.

Integendeel, voor de goedwillende mensen was de slechte prestatie van de centrale planeconomie een voortdurende kwelling. Het systeem was een misbaksel. En Beloussov geeft daarvan zelf vele sprekende voorbeelden. Toen hij zijn boek schreef, riepen eigenlijk alle economische indicatoren al om de afschaffing van de centrale planning3. Er moest rigoreus bakzeil worden gehaald. Maar Beloussov weigert om die ultieme conclusie te trekken. Dat maakt zijn boek zowel onwerkelijk als fascinerend.

  1. Zoals bekend strekt de Leninistische dialectiek zich niet uit over de politiek. H. König schrijft het lied Sag mir, wo du stehst, dat is vertolkt door de Leninistische folkgroep Oktoberklub: Sag mir, wo du stehst, sag mir wo du stehst, / sag mir wo du stehst, und welchen Weg du gehst! / Wir haben ein Recht darauf, dich zu erkennen, / auch nickende Masken nützen uns nicht. / Ich will beim richtigen Namen dich nennen. / Und darum zeig mir dein wahres Gesicht! / Zurück oder vorwärts - du mußt dich entschließen, / wir bringen die Zeit nach vorn Stück um Stück. / Du kannst nicht bei uns und bei ihnen genießen, / denn wenn du im Kreis gehst, dann bleibst du zurück. Gezien de partijdictatuur en censuur doet dit lied een tikje surrealistisch aan.
  2. De DDR-grootheid J. R. Becher dicht in Auferstanden aus Ruinen: Laßt uns pflügen, laßt uns bauen, / lernt und schafft wie nie zuvor, / und der eignen Kraft vertrauend, / steigt ein frei Geschlecht empor. / Deutsche Jugend, bestes Streben, / unsres Volks in dir vereint, / wirst du Deutschlands neues Leben. / Und die Sonne schön wie nie / über Deutschland scheint. Becher heeft in zijn jeugd tezamen met zijn vriendin een zelfmoordpoging ondernomen, die hij heeft overleefd. Kennelijk heeft dat hem weinig nederigheid geleerd.
  3. Onwillekeurig vraagt men zich af of de gele koeieletters "Plan" op het kaft satirisch en karikaturaal zijn bedoeld. Frustratie is een voedingsbodem voor humor. In de DDR stortte het partijapparaat zijn bakken over het volk uit in het satirische blad Eulenspiegel. De humor zit hier niet in het onverwachte (de gek die probeert om een vis te verdrinken) maar in het systeem, dat uitnodigt tot irrationeel gedrag. Bijvoorbeeld laat een fabrikant van overhemden de knoopsgaten weg teneinde te voldoen aan het totale gewicht in de planopdracht. Of de fabrikant van fietsbanden verhoogt zijn productprijs wegens een innovatie: twee ventielen in plaats van één. Of de Mona Lisa van Da Vinci wordt aangenomen bij de klachtenafdeling wegens haar tot niets verplichtende glimlach. Of een stel tuinkabouters luieren in de tuin. Maar zodra de eigenaar in zicht komt, poseren zij met hun schop, kruiwagen en houweel. Of een man slaat op spijkers met een hamer zonder steel. Hij zegt: "Onze samenwerkingspartner liet ons weer eens in de steek. Maar met wat goede wil gaat het zo ook". Of een uitgever zegt tegen Shakespeare: "Al heel aardig, maar kun je de afloop niet wat optimistischer maken?" Of een man kijkt naar de West-Duitse televisie, en zegt tegen zijn vrouw, die voorleest uit de krant: "Jij met je horoscoop. Ik verdiep me liever in de feiten".