Titelblad boek International economic integration

International economic integration --- Een standaardwerk over mondiale handel

Publicatie: Elsevier (1954, Amsterdam/Brussel)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 1 september 2014

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

In het boek International economic integration1 omlijnt de bekende econoom Jan Tinbergen definitief het economische vakgebied, waaraan hij voortaan zijn leven zal wijden. Zijn keuze is bepaald niet vanzelfsprekend, en het is aardig om daarop kort terug te blikken. Tinbergen is beroepsmatig gevormd in de dertiger en veertiger jaren van de vorige eeuw, waarin juist de nationale zelfvoorziening en autarkie alle aandacht krijgen. Het verbaast niet, dat hij in 1945 zijn loopbaan voortzet in het Nederlandse Centraal Planbureau. Maar toch beseft hij dan al het belang van de buitenlandse handel, en legt hij zijn visie neer in het boek International economic co-operation (eveneens uitgegeven door Elsevier). Bij nader inzien bevredigt dat boek hem niet geheel, en daarom bewerkt hij het in 1954 tot International economic integration. Zo gaat het in de wereld: de één wordt bescheten, de ander bepereld.

De dertiger jaren vormen de absolute bloeitijd van de kapitalistische staats-interventies. Tinbergen wordt emotioneel gegrepen door de maatschappelijke en economische problemen. Hij probeert om economische richtlijnen te bedenken, waarmee de kwaliteit en de doeltreffendheid van het overheidsbeleid kunnen worden verbeterd. Eerst gedacht en dan gedaan is langs de weg der wijzen gaan. Ongetwijfeld hebben zijn analyses bijgedragen aan het succes van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Maar aan het einde van de vijftiger jaren wordt duidelijk, dat in de ontwikkelde kapitalistische economie van de westerse industrielanden er voor de staat slechts een bescheiden rol is weggelegd. Centrale planning blijkt daar een misbaksel te zijn. Dat ligt anders bij de arme ontwikkelingslanden, die hun industrie nog helemaal moeten opbouwen. Waarschijnlijk beseft Tinbergen, dat juist die landen baat zullen hebben bij zijn theorieën en analyses. In ieder geval is hij vanaf de zestiger jaren vooral actief in internationale organisaties zoals de Verenigde Naties2.

Voor Nederland is International economic integration een belangrijk boek, omdat de tekst met kop en schouders uitsteekt boven alles, wat vóór de Tweede Wereldoorlog in Nederland is gepubliceerd over de buitenlandse handel. In de verzuilde Nederlandse samenleving waren de wetenschappelijke studies onacceptabel ideologisch ingekleurd, waardoor ze ver afstaan van de realiteit. Het is geen pijp tabak waard. Geen groter ezel dan een kwezel. Tinbergen presenteert objectieve economische theorieën, waaruit de ideële en ethische opvattingen zo goed mogelijk zijn verbannen. Hoewel Tinbergen actief is in de socialistische beweging, pleit International economic integration voor liberale structuren3. De economie moet gemengd zijn, met een grote particuliere markt, die ruimte laat voor een publieke sector. Met name ziet Tinbergen de noodzaak van internationale instituties, die de handel en de kapitaalstromen reguleren. Hij is in dit opzicht zijn tijd ver vooruit.

In de hoofdtekst van International economic integration legt Tinbergen in een duidelijke en begrijpelijke taal uit, hoe de internationale economie functioneert. Hij somt een aantal belangrijke economische indices op, waarmee het ontwikkelingsniveau van de betreffende staat kan worden gemeten. Tinbergen benadrukt dat in beginsel alle staten beter af zijn in een systeem van vrijhandel. Die dienst doet, dienst ontmoet. Bouw geen molen om een bak zaad te krijgen. De term economische integratie betekent, dat het geheel van centrale regelgeving juist de goede omvang heeft. De economische structuur en de mondiale welvaart zijn dan optimaal. Natuurlijk is de stof op onderdelen wat verouderd. Bijvoorbeeld worden in detail de goudvoorraden behandeld, die tegenwoordig zeer aan betekenis hebben verloren. Ook krijgen de wisselkoersen veel aandacht, hoewel die althans in de eurozone niet meer bestaan. En Tinbergen denkt nog na over manieren om de prijzen van grondstoffen te stabiliseren.

Anderzijds zijn veel thema's van het boek verrassend actueel. Bijvoorbeeld benadrukt Tinbergen keer op keer, dat op de lange termijn de betalingsbalans van elk land in evenwicht moet zijn. De eurozone is vastgelopen, omdat de lidstaten niet voldoen aan deze eis. Tinbergen voorziet dat, en meent dat een economische unie moet samengaan met een politieke unie. Men moet tijdig bakzeil kunnen halen. En voor Tinbergen is de volledige werkgelegenheid nog een vanzelfsprekend en primair beleidsdoel. Ook de prijsstabiliteit moet zo goed mogelijk worden gegarandeerd. In beginsel geeft de decentralisatie van het economische beleid de grootst mogelijke vrijheid. Toch is de internationale coördinatie soms nodig om te verhinderen, dat staten op een oneerlijke manier gaan concurreren. Wie al te rap zijn beurs vult, is zelden zonder fout of schuld.

Vals spel is bijvoorbeeld het afschermen van de eigen nationale markt, of de eigen munt permanent onderwaarderen. Centraal ingrijpen is onvermijdelijk, wanneer er structurele instabiliteiten bestaan. Aldus zal een beleid gericht op volledige werkgelegenheid profiteren van een gecoördineerde internationale aanpak. Helaas vormen nationalistische sentimenten hier soms een obstakel4. Eigen haard is goud waard. Toch was er indertijd al een een fundament gelegd, dankzij de nieuwbakken akkoorden van Bretton Woods. Tinbergen acht concreet internationale instituten noodzakelijk voor zes terreinen of beleidsfuncties (zie p.145): het toezicht op handelsbeperkingen, de regulering van de grondstoffenmarkten, garanties van muntconversies, de coördinatie van het economische evenwicht, het aanbod van investeringskapitaal, en de regulering van migratie.

Tinbergen kan met enige voldoening constateren, dat een aantal van deze instituten zijn gerealiseerd. Wellicht de belangrijkste is het Internationale Monetaire Fonds. Daarnaast zijn er talloze organisaties van de Verenigde Naties, al kan men twijfels hebben over hun doelmatigheid. De hedendaagse lezer kan zich bovendien verheugen over de Wereld Handels Organisatie, en over het Europese groei- en stabiliteitspact. Hier blijkt opnieuw, hoe goed International economic integration de tand des tijds heeft doorstaan. Dat is vooral te danken aan de nuchtere benadering van Tinbergen. Slechts af en toe droomt hij even weg. Bijvoorbeeld op p.140 overweegt hij dat de rijke landen hun solidariteit kunnen tonen door jaarlijks een paar procent van hun inkomen te investeren in de ontwikkelingslanden. God heeft de wereld in maar zes dagen willen scheppen, zei de voerman, en daarom is ze zo ongelijk, en hij reed met zijn kar over een zandweg. De mondiale gerechtigheid is niet in een pijp tabak af.

Aan het einde van het boek zijn bijlagen toegevoegd, waarin twee economische modellen worden gepresenteerd. Wie aan de bak wil, kan hiermee de mondiale handel doorrekenen. In het eerste model wil Tinbergen illustreren, dat dankzij de vrijhandel alle landen hun maximale welvaart kunnen bereiken. Invoerbeperkingen of invoerheffingen zullen steeds schadelijk uitwerken voor één of meer handelspartners. En uiteraard zullen die in zo een situatie overgaan tot vergeldingsmaatregelen. In het tweede model analyseert Tinbergen hoe de ruilverhoudingen tussen twee landen tot stand komen. Voor mensen zonder economische kennis zijn de bijlagen een pittige stof. Echter dat hoeft geen belemmering zijn om International economic integration te lezen, aangezien de bijlagen niet cruciaal zijn voor het verwerven van een goed inzicht. Ze zijn meer een toegift voor de echte liefhebbers. Het einde kroont het werk. Het is voor de bakker.

  1. Net zoals veel andere boeken van Jan Tinbergen biedt de Erasmus Universiteit te Rotterdam ook International economic integration aan om gratis de downloaden.
  2. De tekstschrijver Jan Boerstoel stelt het onrecht aan de kaak in Kerkhof van de welvaart: Op het kerkhof van de welvaart / in het Land van Altijd Meer / gaat het om gedane zaken, / maar om mensen evenzeer. / Waar een minderheid te veel heeft / komt de rest een hoop tekort / en die vindt dan zijn bestemming / op de grote vuilnisstort. / Braziliaanse koffieboeren, / gecrepeerd met vrouw en kroost, / omdat eerste wereldburgers / zweren bij goedkope troost. / Kinderslaafjes die in Thailand / peesden voor een kopje rijst, / maar daardoor is veel confectie / tóch voordeliger geprijsd. / Afrikaanse hongerlijders, / nou, die kunnen zó al door, / want die hebben enkel honger / en daar koopt geen mens wat voor ... Boerstoel schetst een akelig visioen, en Tinbergen wil daar wat aan doen.
  3. De Vlaamse zanger Wannes van de Velde schrijft in Ketters onder de maan een ode op de afstandelijkheid: Ben ik dan zo nen egoïst, / zo ne verstoken anarchist, / da'k me door niks tot idealen laat bespreken? / Ge zijt bedankt, merci meneer, / nen anarchist? 't Is te veel eer, / maar 't is niet nodig mij in rood en zwart te steken; / ik ben die ketter onder de maan, / die van zijn leven niet zal verstaan / hoe dat ne mens zijn schoonste gaven kan verjagen. / Is 'm dan echt zo primitief / en zo eenzijdig agressief? / Nee, zijt maar stil; d'r is geen antwoord op die vragen.
  4. Anderzijds is nationalisme een rijke bron van bakken. Bijvoorbeeld, in de Verenigde Naties vraagt een journalist aan enkele politici: "Wat is uw mening over het tekort aan vlees?" De Noord-Amerikaanse politicus reageert met een tegen-vraag: "Wat is een tekort?" De Indiase politicus reageert: "Wat is vlees?" De Russische politicus reageert: "Wat is een mening?" En volgens een Noord-Amerikaanse senator is de Europese burger iemand met de charme van een Duitser, de bescheidenheid van een Fransman, de gulheid van een Nederlander, het voorstellingsvermogen van een Belg, en de stiptheid van een Italiaan. En tenslotte, twee diplomaten spreken elkaar tijdens een internationale conferentie. Politicus A zegt: "Weet je wie ik net heb gezien? Nehru!". Politicus B reageert met: "Wie is Nehru?" A: "De minister-president van India. En naast hem stond Nasser". B: "Nooit van gehoord". A: "De president van Egypte. En er is zelfs een keizer, Haile Selassie". B: "Keizer van waar?" A: "Abessinië. Lees jij dan helemaal geen kranten?" B: "Zo. En ken jij Sima Simic?" A: "Simic? Nee". B: "Kijk eens aan. Die zou jij nu moeten kennen. Hij heeft een affaire met je vrouw".