Uw recensent heeft intussen zoveel evaluaties van de DDR-economie gelezen, dat langzamerhand nòg zo een boek wat teveel van het goede wordt. Maar bij Plan - Markt - Demokratie ligt dat anders, omdat Klaus Steinitz de auteur is (tezamen met Dieter Walter). Namelijk Steinitz is de voorzitter van de Berlijnse vereniging Helle Panke, die in linkse kringen een gedegen reputatie heeft. In de vereniging kunnen de Leninistische intellectuelen uit de voormalige DDR voortgaan met hun gedachtenwisselingen, studies, congressen en publicaties. Centraal staan de onderwerpen over de maatschappij, de cultuur en de geschiedenis. Aldus voorziet Helle Panke in een behoefte voor al diegenen, die elders geen slag aan de bak krijgen en dus een podium missen. Een oude smid vraagt nog graag naar ijzer en kolen.
Inderdaad slaagt de vereniging erin, om nog heden elke dag 's-middags en/of 's-avonds activiteiten te organiseren van een academisch niveau, met een Leninistische signatuur. Voor de betrokkenen zijn deze bijeenkomsten een troost en een proces van verwerking. Ook buitenstaanders zijn welkom, tegen betaling van €1,50, en kunnen zo een blik krijgen in de Leninistische denkwereld. Tijdens een Berlijn vacantie is het beslist de moeite waard zo een bijeenkomst te bezoeken. Uiteraard zijn deze activiteiten een aflopende zaak, en zal Helle Panke tenslotte moeten opgaan in de Rosa Luxemburg stichting, het wetenschappelijke bureau van de partij Die Linke, en nu nog een zuster-organisatie. Des al niettemin dwingt Klaus Steinitz respect af, als drijvende kracht binnen Helle Panke. Het vereist karakter om iets te steunen, dat tot de ondergang is veroordeeld. De slechtste noten kraakt men het laatst.
In Plan - Markt - Demokratie kijkt Steinitz terug op de DDR economie in haar laatste dertig jaren, zeg maar na de voltooiing van de wederopbouw. Hij vergelijkt de toenmalige verwachtingen met de werkelijke ontwikkeling. Wegens zijn integere persoon heeft zijn mening recht op een luisterend publiek. Dat geldt des te meer, omdat Steinitz het thema wetenschappelijk benadert, en bereid is tot een kritisch oordeel. In die zin is hij een geestverwant van de DDR econome Eva Müller, vaak geprezen op deze portaal. Overigens zijn ze allebei een aanhanger van de partij Die Linke, en die voorkeur klinkt door in hun boeken. Steinitz was zelfs bestuurslid van de voormalige PDS1. Hij heeft zijn afkeer van het kapitalisme behouden, maar probeert oprecht om die zakelijk te motiveren. Hij wil dat de staat bakzeil haalt, en meer uitgeeft voor duurzaamheid en maatschappelijk werk. Zelfs verdedigt hij op diverse plaatsen een economische nulgroei (zie p.36, p.107, p.179). Want een volle maag studeert niet graag.
In de inleiding (p.14) geven de auteurs toe, dat veel wetenschappers de DDR een totale mislukking vinden, en daarom de zin betwijfelen om haar te bestuderen. Ze kan in de vuilnisbak. Inderdaad heeft het boek enkel waarde voor diegenen, die nog iets goeds kunnen ontwaren in het DDR-systeem. De kernvraag is of men gelooft in een rationele sturing van de economie. Zo ja, dan is het beleid een nuttig middel om met het menselijke vernunft de chaotische economische stoornissen te temperen. Zo nee, dan is het beleid een schadelijk instrument van persoonlijke willekeur. In werkelijkheid zijn natuurlijk steeds beide elementen aanwezig, waarbij de DDR (en trouwens alle landen in het voormalige Oost-blok) als dictatuur veel ruimte gaf aan de grillen van de Leninistische potentaten2. Uw recensent behoort tot de voorstanders van gedoseerde staats-ingrepen, maar Plan - Markt - Demokratie geeft bepaald weinig steun voor die visie. Lieverkoekjes worden er niet gebakken.
Welke thema's passeren in het boek de revue? In 1962 begon overal in het Oostblok een poging om de economie te hervormen. De centrale planning functioneerde redelijk voor extensieve groei (meer van hetzelfde), maar faalt bij intensieve groei (innovatie). Steinitz gebruikt zelfs de negatieve benaming bevels-economie voor het systeem. Daarom moest de planning worden afgebouwd, ten gunste van een systeem met economische hefbomen. Bak bijtijds en leen geen brood. De ondernemingen kregen meer zelfstandigheid, en mochten winst maken. Daartoe wordt de boekhouding van de ondernemingen verbeterd. De planning zou zich beperken tot het structuurbeleid. Een rijk van enkel dwang duurt gemeenlijk niet zeer lang.
In de DDR heette deze hervormingspoging het Neue Ökonomische System (NÖS). Steinitz juicht in beginsel het NÖS toe, maar vindt het ontwerp in vele opzichten gebrekkig en halfslachtig. In ieder geval zorgen zeven jaren van NÖS beleid niet voor het gehoopte economische wonder. In 1971 komt Honecker aan de macht. Hij haalt bakzeil, en maakt een einde aan het NÖS. Alle nog overgebleven particuliere ondernemingen worden gesocialiseerd. De centrale planning keert terug. Leren is gemakkelijker dan afleren.
Een onderdeel van het NÖS is de zogenaamde prognose van groeifactoren (PGF). In 1970 is zo een PGF opgesteld voor de DDR economie, met een tijdshorizon tot aan 1990. Zij moet de jaarplannen en de vijfjarenplannen voorzien van een rationele grondslag. De auteurs constateren, dat de prognose totaal heeft gefaald. Hij is een misbaksel. Het nationale inkomen van 1989 is slechts 74% van de doelwaarde in de prognose. Dat komt vooral doordat de investeringen in 1989 slechts 48% van de doelwaarde bedragen. Met andere woorden, in twee decennia tijd is te veel potverteerd. Nog schokkender dan deze getallen is de manier waarmee is omgegaan met de prognoses. Met name zijn de doelwaarden niet ontleend aan de productieve capaciteit van de DDR zelf, maar aan de obsessie van Honecker en het Politburo om het economische leefpeil van de BRD in te halen3. Die op een ander steunt, steunt op een gebroken stok.Men kan zich de weerzin voorstellen bij de wetenschappers, die dit illusoire politieke doel moesten voorzien van een rationele grondslag. Daartoe moesten zij alle positieve groeikansen overschatten, en alle remmende factoren bagatelliseren. De sleutel ligt er op de doodskist. Op p.30 illustreert Steinitz dit met een anecdote: rond 1978 acht het planorgaan ondanks grote politieke druk hoogstens 3% groei haalbaar. Daarop gebiedt Honecker aan de directeur van het planorgaan: "Ik wil echt 4% hebben. Spreek me niet tegen". Opvallend is dat de prognoses geheim zijn gehouden voor de bevolking. Aangezien het Politburo iets moet bieden aan het volk, geeft het de absolute prioriteit aan het consumptie-peil. Zelfs worden daarvoor grote schulden aangegaan bij kapitalistische landen. Des ondanks blijft alom schaarste heersen. Koddig is de vermelding op p.152, dat in 1970 meer dan 30% van de woningen binnen geen WC heeft. Op de wereldmarkt verliest de DDR de productiviteits-wedloop. Kreupel is een dapper man, schoon hij niets dan hinken kan.
Het boek levert een vernietigende kritiek op de planning in de DDR, en somt een lange lijst op van tekortkomingen. Daarmee bevestigen de twee auteurs, die zelf gedurende decennia werkzaam waren in de hoogste regionen van de planorganen, en dus onmiskenbaar terzake kundig zijn, het algemeen heersende negatieve beeld over het Leninistische systeem. Het is geen pijp tabak waard. Bij zulke kritiek van binnenuit kan er niet meer aan worden getwijfeld, dat deze vorm van planning leidt tot een vergaande corrumpering van de economie. Bovendien beschrijven de auteurs hoe alle pogingen om het systeem te reformeren zijn mislukt. Kortom, de Leninistische planning is een fundamenteel ondeugdelijk systeem4. Toch wil Steinitz deze conclusie niet trekken, want op p.190 beweert hij dat de centrale planning wel degelijk grote mogelijkheden biedt. De DDR zou die eenvoudig onvoldoende hebben benut. Na al het voorgaande komt deze opvatting niet meer bijster geloofwaardig over. Träume sind Schäume.
Aangezien Plan - Markt - Demokratie het relaas is van een hopeloze mislukking, bevat het boek weinig constructieve ideeën. Evenmin wordt een verbinding gelegd met de planning in de kapitalistische landen. Het boek is dus zeker geen standaardwerk over economische planning. Ook is de presentatie niet bijster aantrekkelijk, omdat de auteurs zich onvoldoende konden losmaken van de oude DDR-gewoonten. Bijvoorbeeld worden in de tekst de standpunten eindeloos herhaald, waardoor tezamen het boek zo een 33% dikker is dan nodig. In DDR tijden was vermoedelijk de bedoeling van deze aanpak om de dogma's goed in te prenten bij het lezerspubliek. Iedereen moet het licht zien. De hedendaagse lezer verkiest evenwel wat minder stelligheid, en wat meer relativering. Dat had niet misstaan, mede ook omdat het natuurlijke gezag van de auteurs beperkt is. Een platte beurs en daarbij een hoog gemoed doen hun meester geen goed.
Naar de standaards van nu valt het oordeel over Plan - Markt - Demokratie dus hard uit. Waarschijnlijk zal het boek geen kassucces worden voor VSA-Verlag. Des ondanks heeft het boek zijn verdiensten, maar dan als een rariteit, als een terugblik op een bizar menselijk experiment, dat zijn beloften niet kon waargemaken. Beloften al te veel en groot, die blijven onderwege dood. De ideale maatschappij is niet in een pijp tabak af. Aldus is het relaas boeiende stof voor mensen, die de DDR van binnenuit willen leren kennen. Daarvoor kan men ook de oorspronkelijke DDR publicaties raadplegen, maar dan moet men de eindeloze citaten van Lenin, Brezjnjev, Ulbricht, Honecker en de SED congressen voor lief willen nemen.