Tony Judt schreef het boek Het land is moe, omdat hij ontevreden is over de politiek-economische inrichting van de moderne maatschappij. Hij vindt haar een misbaksel. Zijn betoog heeft nogal wat instemmende weerklank gevonden, zeker onder de Nederlandse intellectuelen. Kennelijk vinden velen het een goed uitgangspunt voor het politieke debat, en dat feit rechtvaardigt een recensie. Wat Judt wil bereiken, dat is het stimuleren van een ethisch-inhoudelijk openbaar debat over een betere toekomst. In die doelstelling is het boek onmiskenbaar geslaagd. Toch is het recenseren van dit boek een lastige klus, omdat Judt er kennelijk een breed publiek mee wil bereiken, en daarom enigszins blijft hangen in gemeenplaatsen. Van het zwijgen zal men geen hinder krijgen.
Judt is een historicus, en dat is merkbaar in de argumentatie van Het land is moe (de Engelse titel is, nogal verrassend, Ill fares the land). Judt toont zich duidelijk een representant van de Historische School, die de economie probeert te verklaren vanuit de maatschappelijke ontwikkeling. De verwijzingen naar het werk van sociologen en economen houden elkaar ongeveer in evenwicht. In grote lijnen schaart Judt zich achter de sociaaldemocratische idealen: democratie, gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en een gereguleerde markt. Hij maakt zich vooral zorgen om de toenemende economische ongelijkheid, omdat die het maatschappelijke welzijn aantoonbaar ondermijnt. Er moet bakzeil worden gehaald. Helaas is dat het enige thema, waarbij Judt een aantal statistische gegevens aandraagt om zijn bewering te staven. Het zijn wel mooie woorden, maar de eenden leggen de eieren.
De aantasting van het welzijn wordt veroorzaakt door de corrumpering van de maatschappelijke moraal. Judt erkent dat de sociaaldemocratie electoraal geen slag aan de bak krijgt, en stelt als remedie voor om in het debat het sociale doel en de maatschappelijke ethiek meer te benadrukken. Linkse politici kunnen winnen door morele regels te verdedigen, want de kiezers zijn gevoelig voor geloof en overtuiging. Mensen zijn bereid om zich fatsoenlijk te gedragen, als zij maatschappelijk een goed leven hebben. Zij hechten waarde aan een gezamelijk richtingsgevoel, en zij verlangen naar orde en voorspelbaarheid. Rituelen en symbolen zijn belangrijk voor het samenhorigheidsgevoel. Die op zee gewend is, kan op land niet aarden. Het ligt in de menselijke natuur om samen te werken aan het gemeenschappelijke welzijn. Aldus komt Judt vanzelf terecht bij de sociaaldemocratie, met haar waardering voor binding1.
Wellicht verbaast het niet, dat Het land is moe negatief oordeelt over het politiek-economische systeem van de Verenigde Staten van Amerika, uitgezonderd de tijd van de New Deal van president Roosevelt en van de Great society van president Johnson. Van hem mag het in de vuilnisbak. Evenmin heeft Judt waardering voor de Third way van Blair en president Clinton, omdat de invoering van marktwerking nadelig is gebleken voor het niveau van de publieke diensten. Judt is hier zeer kritisch, en noemt haar op p.121 zelfs een terugkeer naar de tax farming van de achttiende eeuw. Het geld dat plat is, maakt droog wat nat is. Judt ervaart de Third way als een periode van politieke stagnatie. Ook de Nieuw Links beweging van de zeventiger jaren verwerpt hij, omdat daarin links zijn natuurlijke fatsoen afwerpt. Al met al is Judt kennelijk het meest tevreden over het systeem van de jaren 1945-1965.
Ongetwijfeld delen veel mensen deze opvatting van Judt, en aldus zou kunnen worden volstaan met hem de hand te schudden. Maar dat is toch wat tè simpel. Judt doet namelijk her en der in Het land is moe vele stellige uitspraken, die niet overtuigen, en daarom irritatie en wrevel opwekken. Nu wil uw recensent wel geloven, dat Judt zijn beweringen doet na lang nadenken en studeren. Maar de geringe omvang van het boek (240 pagina's in pocket-formaat) verhindert, dat hij al die achtergrondkennis kan delen met zijn lezer. De vraag dringt zich op, waarom Judt al die controversiële beweringen doet, en zich niet heeft beperkt tot de hoofdlijn van het verhaal. Het kan zijn dat hij de lezer wil provoceren tot zèlf denken - maar daarmee verliest het boek zijn waarde als een bindend manifest. Wellicht ook is het voor Judt een uiting van ironie en sarcasme, in welk geval uw recensent uiteraard zijn kritiek terugneemt. Onze Lieve Heer houdt meer van een vrolijke geest dan van een grimmig beest.
Een eerste ergernis is dat Judt bij de term "sociaaldemocratie" vooral denkt aan de Britse versie, die nogal liberaal is. De Labour Party was nauw gelieerd aan de vakbeweging, wat eigenlijk een ongelukkige constructie is. Bijvoorbeeld de Duitse sociaaldemocratie oriënteert zich van nature meer op het denken van Lassalle en Marx. De Franse partij verkiest zelfs de term "socialisme", en identificeert zich niet met de sociaaldemocratie. Dat botst bij Judt, omdat hij de term "socialisme" gelijk stelt aan Leninisme (indertijd nogal verwarrend communisme genoemd), en hem daarom besmet vindt. Het is natuurlijk vreemd, dat hij toch de socialistische leer omarmt, en met name uit de periode toen de partijleden trots waren op hun socialist-zijn. Aldus is de opstelling van Judt nogal hypocriet, wat hij op p.227 inderdaad ruimhartig erkent2. Hij speelt bij de paap mooi weer, maar gaat bij de duivel te biecht.
Voorts komt het wat onevenwichtig over, dat Judt uitsluitend negatief oordeelt over het individualisme en de zuinigheid, die in de afgelopen decennia ingeburgerd zijn geraakt. Natuurlijk moeten deze deugden worden gerelativeerd, maar per saldo zijn zij allebei verdienstelijk. Het is een vergissing om terug te willen naar de gedicteerde moraal van voorheen. Morgen komt altijd terug, gisteren nooit. Er moet worden erkend, dat socialisten zich traditioneel enigszins hebben verkeken op de menselijke natuur. Judt negeert dat aspect, en kan daarom niet verklaren waarom de sociaaldemocratie in verval raakt. In zijn ijver om de status quo te laken schiet Judt door en ziet alom endemische tekortkomingen, zoals kapotte snelwegen en instortende bruggen (p.24). Maar dat is holle retoriek, op zijn minst voor West- en Midden-Europa. Het is geen pijp tabak waard. Het probleem is juist, dat het effect van marktwerking in de publieke sector zo lastig is te evalueren.
Het is dus niet alles goud, wat er blinkt. Hier volgen nog enkele dubieuze spreuken, waarmee Judt de lezer opzadelt. "We feliciteerden elkaar met het winnen van de Koude Oorlog, en dat kon natuurlijk alleen maar tot verlies van de vrede leiden" (p.142). "Waren het niet de Britten die gedwee maatregelen aanvaardden in wat inmiddels is uitgegroeid tot de meest repressieve democratie ter wereld?" (p.161)3. "De Franse president gaat dan ook wanneer hij maar wil aan de wensen van de parlementsleden voorbij" (p.166)4. "Het Oostenrijkse keizerrijk vormde het levende bewijs van de internationalisering van het moderne economische leven" (p.191, anderen, zoals de toen levende sociaaldemocratische politicoloog Karl Kautsky, vinden het juist een achterlijk regime). "Met de vandalistische sloop van Euston Station gooien we onze herinnering weg aan hoe we in een zelfverzekerde burgermaatschappij moeten samenleven" (p.214). "In het socialisme draaide het om een omwenteling. Sociaaldemocratie is daarentegen een compromis" (p.227).
Al met al blijft Het land is moe een provocerend boek van een veelzijdig intellectueel, die zich stoort aan het neoliberalisme. Maar rechtvaardigt dat de aandacht, die het boek heeft gekregen? Immers er zijn zo veel van dit soort boeken. En men vindt veel grijzen, maar weinig wijzen. Uw recensent vindt dat Het land is moe zich niet positief onderscheidt van de massa. Daarvoor kiest Judt te vaak voor retoriek, en mist de tekst een solide onderbouwing. Vooral onder de Duitse publicaties kent uw recensent veel boeken, die allerminst onderdoen voor Het land is moe. Bovendien krijgt daar het Rijnland model wat meer aandacht, naast de Angelsaksische instituties. De belangstellende lezer die aan de bak wil doet er goed aan niet alleen Het land is moe te lezen, maar ook eens te kijken bij het aanbod van VSA Verlag, Westfälisches Dampfboot of desnoods PapyRossa Verlag.