Mijn gedeelde geschiedenis met het boek Micro-economie van Dietz, Heijman en Kroese gaat vèr terug, binnenkort zeventien jaren. Ik was toen werkloos, en wilde iets gaan doen in de natuurwetenschappelijke advisering. Ik had geleerd van mijn ontslag dat mijn blikveld wijdser moest worden, en wat zelfstudie in de economie leek daarvoor een goed begin. Wie aan de bak wil, mag zijn zweet niet ruiken. In diezelfde tijd bracht ik vele uren door in de filialen van wat indertijd nog Selexyz heette1, en uit al die meters boeken selecteerde ik Micro-economie. Daarmee werd het zo ongeveer mijn eerste economie boek. Het blijkt een gouden greep te zijn. Het is Pasen en Pinksteren. Soms kan de bal raar rollen.
De politieke economie interesseerde mij nog totaal niet, en Het kapitaal van Marx stond enkel in mijn boekenkast, omdat ik als lid van de boekenclub ECI maandelijks iets moest kopen, en omdat het zo mooi kleurde naast Don Quichote en de Father Brown omnibus. Inderdaad zegt dat iets over mijn toenmalige smaak. Micro-economie voldeed geheel aan mijn eenvoudige eisen: een uitvoerige uitleg over consumeren en ondernemen (668 pagina's!), en veel wiskundige formules. Bovendien is het boek Nederlands-talig. Hoewel mijn belangstelling sindsdien is gaan schuiven, is Micro-economie nooit meer van mijn zijde geweken. Daarvoor is het boek te veelzijdig. Alles staat er gewoon in. Het is boks en wambuis. Deze recensie had dus de allereerste van de portaal kunnen zijn, ware er niet een groot nadeel aan het boek: enige originaliteit erin ontbreekt.
De leerstof wordt stap voor stap en helder uitgelegd, zoals het een inleidend werk betaamt. De eerste klap is een daalder waard, en auto-didacten zullen deze eigenschap op waarde weten te schatten. Een bijzondere kwaliteit van Micro-economie is de focussering op de Nederlandse situatie. Bijvoorbeeld wordt voor de loon-vorming uitgebreid beschreven hoe zij is ingebed in de Nederlandse instituties. Evenzo worden de juridische ondernemings-vormen in Nederland verklaard, en het pacht-stelsel. Een voordeel is ook, dat er extra aandacht wordt besteed aan het werk van Nederlandse economen. Zo leerde uw recensent voor het eerst P. Hennipman en B.M.S. van Praag kennen. Als de theorie wordt geïllustreerd met toepassingen, dan komen zij vaak uit de Nederlandse practijk (de aanleg van een tweede luchthaven, enzovoort).
Na deze juichende introductie is enige nuancering op zijn plaats. Het boek beperkt zich daadwerkelijk tot de micro-economie, zoals die tegenwoordig gangbaar is. De macro-economie wordt enkel behandeld in de gedaante van het algemene Walrasiaanse evenwicht en het Paretiaanse welvaarts criterium. Kortom, de auteurs hanteren slechts het neoklassieke paradigma (ook wel de marginalistische of subjectieve leer genoemd). De dominee houdt maar één preek voor zijn geld. Wie zoekt naar een compleet overzicht van alle paradigma's kan beter elders terecht, bijvoorbeeld bij Volkswirtschaftslehre van Heine en Herr2. Maar Micro-economie haalt wel àlles uit de neoklassieke leer, wat er in zit. Het boek streeft echt naar volledigheid.
Men vindt in Micro-economie thema's, die ontbreken in alle andere leerboeken over de micro-economie. Enkele voorbeelden: de behoeften-hiërarchie van Maslow (ècht belangrijk!), de Methodenstrijd, dynamische modellen (vooral de zogenaamde varkens-cyclus) , de inter-temporele nuts-functie, prijs-politiek, en concurrentie met reclame. Het is vergeeflijk, dat het klassieke paradigma slechts in vogelvlucht wordt besproken. Men moet niet knorren aan de volle bak. In de paragrafen met politieke en staatkundige beschouwingen wordt een neutrale toonzetting nagestreefd. De auteurs houden zich verre van allerlei maatschappelijke conflicten - wat trouwens óók een politieke keuze is. Van het zwijgen zal men geen hinder krijgen3. Voor politieke analyses zal de lezer andere boeken moeten raadplegen, waarvoor evenwel Micro-economie een onmisbare introductie is en blijft.
Echter het is een ernstige omissie, dat de neoricardiaanse theorie van Sraffa wordt weggelaten. De auteurs komen met de uitvlucht: "Op deze plaats voert het te ver diep op de inhoud van het Cambridge-Cambridge debat in te gaan, te meer daar het wordt gekenmerkt door technisch moeilijke redeneringen". Dat klinkt niet overtuigend in zo een dik boek. Aldus laat Micro-economie de argeloze lezer zitten met foutieve ideeën, zoals dat de substitutie van de productie-factoren arbeid en kapitaal "logisch" zou reageren op variaties in de factor-prijzen. In dit opzicht zijn de auteurs verstrikt geraakt in de Angel-Saksische dogmatiek, en is het boek sluipender wijze toch uiterst ideologisch. Hun klok slaat niet anders. Voor een modernere uitleg zal de lezer zich moeten verdiepen in de Frans- en Duits-talige werken, zoals het al genoemde boek Volkswirtschaftslehre4.
Deze ernstige omissie illustreert op een indringende wijze dat voor het verwerven van een goed inzicht altijd meer dan één bron moet worden geraadpleegd. Gewoonlijk zijn diverse benaderingen van de theorie mogelijk, en de auteur(s) moet(en) daaruit een keuze maken. Bovendien is geen enkel boek volledig. Bijvoorbeeld legt Micro-economie wel de Edgeworth box uit, maar andere boeken doen dat beter. En Micro-economie bespreekt de externe effecten enkel globaal, in algemene termen, zonder de bijbehorende wiskunde. Het boek is daadwerkelijk niet meer dan een introductie en inleiding. Uiteraard ontbreken diepgaande beschouwingen over macro-economische thema's zoals de conjunctuur- en groei-theorie. De auteurs blijven steken in de Paretiaanse droomwereld. Dat is de grootvader van de mieren, zei Egbert, en hij zag een olifant5.
Het werk kiest de gebruikelijke structurering van de neoklassieke leer. De 35 hoofdstukken zijn geordend in zes overkoepelende delen. In het eerste deel over het werkterrein en de methode worden de belangrijkste economische begrippen gedefinieerd en verklaard. Het tweede deel behandelt het consumenten gedrag, en het derde deel gaat in op het producenten gedrag. Het vierde deel betreft de prijsvorming van de eind-producten, waarbij de diverse marktvormen aan de orde komen. Het vijfde deel behandelt de prijsvorming van de productie-factoren. Tenslotte wordt in het zesde deel het voorgaande overkoepeld met behulp van de analyse van het algemene Walrasiaanse evenwicht, en met behulp van de welvaarts theorie. Hier wordt het boek macro-economisch, zonder, zoals reeds is opgemerkt, de neoklassieke leerstellingen te verlaten. Die wil hebben gemak, die blijve onder zijn dak.