Titelblad boek Macro-economie

Macro-economie --- Een èchte volkseditie

Publicatie: Uitgeverij Het Spectrum "Aula-boeken" (1980, Utrecht/Antwerpen)

Plaatsing op Heterodox Gezelschap Sam de Wolff: 16 augustus 2012

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

Van alle boeken, die hier tot op heden zijn gerecenseerd, is dit de oudste. De eerste druk verscheen al in 1958 bij Aula Boeken, en had toen nog de titel Moderne economie1. Daarna volgden talloze herdrukken, waarvan de laatste tamelijk recent is, te weten in 2011. Sinds 1974 is de titel omgedoopt in Macro-economie. Macro zegt inderdaad meer dan modern. Dus als u die ziet, in een antiquariaat of zo, het betreft nog steeds dezelfde, zij het wat dikker. Intussen vond Pen in L.J. van Gemerden als co-auteur zijn Jan Draagan. Overigens heet de herdruk van 2011 weer Moderne economie2!

Gewoonlijk verschijnt op dit webportaal een recensie van een boek, omdat de inhoud zich op een unieke manier onderscheidt van alle andere geschriften. Zoveel originaliteit verdient domweg extra aandacht. Bij dit door Jan Pen geschreven werk ligt het wat anders. Het is namelijk vooral bijzonder vanwege de intentie, waarmee het is uitgebracht. Daar is natuurlijk het Nederlandse taalgebied, dat door zijn begrensde omvang zo vaak de publicatie van interessante werken verhindert. De Aula reeks laat zien, dat er ook in de Nederlandse taal mogelijkheden zijn. Maar het werkelijk indrukwekkende aan Macro-economie is, dat Jan en Alleman er mee aan de bak kan, bijna ongeacht zijn of haar opleiding. Het is een volkseditie in de ware zin des woords. Nomen est omen, want volkser dan Jan kan niet. Dit wordt genieten.

Pen heeft daarbij de knappe prestatie geleverd om alles in eenvoudige termen uit te leggen, zonder de kwaliteit van de stof geweld aan te doen. Hij is een virtuoos in de pen voering. Dat maakt het boek lezenswaardig voor iedereen, inclusief afgestudeerde economen3. Het is lijvig, bijna 400 pagina's, ruim voldoende voor een alomvattend werk. Pen is (of was, hij ging van ons heen in 2010) een volksonderwijzer en een Jan Weetal, maar daarbij allerminst een rebels denker. Hij richt zijn betoog met name op de drie gangbare economische leerstellingen, te weten de neoklassieke (die hij consequent aanduidt met de term klassiek), de keynesiaanse en de monetaire. Ouwe Jan en jonge Jan is erin. Maar alles wat heterodox kan worden genoemd, krijgt geen slag aan de bak en wordt minzaam weggewuifd.

Pen is groot geworden in de hoogtijdagen van het keynesianisme, en dat is te merken. Zijn beschrijving van het in de zeventiger jaren opkomende monetarisme is kritisch en tamelijk ijzig. Wat Jantje niet leert, zal Jan niet kennen. De auteur zet Milton Friedman de pen op de neus. Daardoor wordt het boek in onze tijd, waarin de positie van het keynesianisme is verzwakt, toch weer een klein beetje radicaal. Pen heeft zichzelf ooit gekwalificeerd als "een aanhanger van Den Uyl, al zou ik hem niet dadelijk een zegen voor de mensheid willen noemen"4. Een beter blijk van Pen's politieke voorkeur dan deze uitspraak bestaat vermoedelijk niet. Den Uyl was óók een overtuigd keynesiaan, wellicht meer dan Pen zelf.

Macro-economie is vooral een boek met veel tekst. Toch schuwt Pen formules niet, wanneer dat werkelijk nodig is. Hij benut ze bijvoorbeeld om de theorie van Keynes uit te leggen, en de neoklassieke productiefunctie en de groeitheorie van Solow. Ook figuren zijn schaars; bij snel doorbladeren telt uw recensent er een stuk of tien (een pietepeuter mag het natellen).

Pen schittert het meest in de hoofdstukken, waar hij de theorie van Keynes uitlegt. De grondbeginselen ervan, en de modellering van de buitenlandse handel en van de overheidsbegroting worden glashelder toegelicht, inclusief het verschijnsel van de multiplicator. Men treft zelfs termen aan zoals functional finance, en het Havelmoo effect, die in andere inleidende werken ontbreken. Pen maakt duidelijk, dat de overheid mikt op een evenwichtige volkshuishouding, en niet op een evenwichtige begroting.

Pen vindt uiteraard, dat de geldhoeveelheid daadwerkelijk een invloed uitoefent op de reële economie. Het hoofdstuk over de monetaire theorie is overigens aanzienlijk minder enthousiast geschreven dan de voorgaande. Het is al geconstateerd: de auteur toont in dat hoofdstuk zijn scherpe pen. Daarnaast zijn er praktisch goed bruikbare hoofdstukken over het prijspeil en het loonpeil. Men kan goed merken (althans in mijn druk, die stamt uit het einde van de zeventiger jaren), dat de auteur innerlijk wat is geschokt door het toenmalige optreden van de stagflatie.

In de latere hoofdstukken besteedt Pen ruimschoots aandacht aan de economische groei, wegens zijn keynesiaanse inslag wellicht niet onverwacht. Trouwens, gedurende Pen's eerste levenshelft was de economische groei een vanzelfsprekendheid. Pen benadert de groei nog grotendeels vanuit de theorie van Harrod en Domar. Allebei zijn economen met pientere ideeën, maar men zal hun namen in de meeste moderne teksten tevergeefs zoeken. Het valt op, hoezeer de stijgende werkloosheid in de zeventiger jaren Pen ter harte gaat. Zeker aan het begin van de tachtiger jaren was de malaise met geen pen te beschrijven. Jan Boezeroen kwam niet aan de bak, en mocht naar de geraniums staren. De tijdgeest in de periode daarvoor, van alsmaar toenemende welvaart, is misschien tevens de verklaring, waarom een afzonderlijk hoofdstuk over de economische conjunctuur ontbreekt5.

Het boek eindigt met een uitstekend verhaal over econometrie en de modellen, die bij de Nederlandse planbureau's in gebruik zijn. Zulke modellen kunnen verklaren, kwantificeren, en voorspellen, bijvoorbeeld ten behoeve van economische planning. Ter afsluiting wordt nog een hoofdstuk gewijd aan de politieke economie en bestuurskunde. Het is frappant om te lezen hoe Pen zich indertijd al op p.368 zorgen maakt over "de instabiliteit van het internationale geldsysteem" en de "enorme kapitaalbedragen die zich over de internationale kapitaalmarkt begonnen te bewegen, steeds op zoek naar een stabiel land". Het is alsof hij voorvoelt dat dit thema nog vele pennen in beweging zal brengen. Anderzijds, pas in de negentiger jaren raakte het hek eerst recht volkomen van de dam.

Macro-economie is gewoon een glashelder boek van een sociaal bewogen auteur. Maar zoals gezegd, Pen is geen radicaal, en soms laat hij zich verleiden tot tè gemakzuchtige standpunten. Hij speelt dan met de economie als Jan Potage met zijn muts. Met name veegt hij de conceptuele fouten in de neoklassieke theorie simpelweg onder het tapijt. Op p.277 probeert hij ons doodleuk te neppen: "Maar nu moeten we toch het (neo)klassieke denken verdedigen. ... En in de derde plaats is de (neo)klassieke theorie, met haar geweldige formules, een mooi object voor studenten en andere leergierigen om eens flink de tanden in te zetten. Het is een stuk van de economie, dat ons vertrouwen geeft in de ingeniositeit van de vakmensen, en dat is wel wat waard". Deze zin ware beter in de pen gebleven, want het is een redenering van Jan Kalebas. Als dit valide zou zijn, dan zou het webportaal Historisch Gezelschap Sam de Wolff er nooit gekomen zijn. Het roer hangt hier even wat uit de pen6. Maar ach, laten wij niet aan de volle bak knorren. Het zij Jan Pen vergeven.

  1. Het boek is dus bijna zo oud en wijs als uw recensent... kwaliteit bewijst zichzelf.
  2. Gezien de omvang van 230 pagina's zou het een herdruk van de eerste druk kunnen zijn.
  3. Dit oordeel gaat ook op voor andere boeken van Jan Pen, bijvoorbeeld Harmonie en conflict (1968, De Bezige Bij).
  4. Zie p.144 in het boek Een overzichtelijke wereld (1998, Uitgeverij Nieuwezijds), van Jan Pen.
  5. Auteurs werken niet in een volkomen maatschappelijk vacuüm. Jan Publiek heeft wel degelijk invloed. Vaak wordt de inhoud door de actualiteit in de pen gegeven. Bijvoorbeeld, onlangs kocht uw recensent een geactualiseerde editie van Grundzüge der Volkswirtschaftslehre, van P. Bofinger. Het boek was herdrukt in 2011, dus na de Grote Mondiale Recessie. Bofinger heeft dan ook twee hoofdstukken over de werking van de financiële markten toegevoegd, en één over conjuncturele cycli!
  6. Er zijn meer plaatsen, waar Pen zich er met een Jantje van Leiden vanaf maakt. Op p.37 vermeldt hij de waarschuwing van Joan Robinson, dat je het bestand aan kapitaalgoederen niet in één getal K kunt samenvatten. Zijn reactie is: "Maar dan bestaat er ook geen arbeidsvolume L en geen nationaal product Q en de hele macro-economie kan worden afgeschaft. Dat bespaart veel moeite, maar bevredigt ons toch niet". De macro-economie hoeft zeker niet in de vuilnisbak. Robinson toont samen met Eatwell in het boek Inleiding tot de moderne economie (1977, Uitgeverij Het Spectrum), dat macro-economie mogelijk is zonder kapitaal-aggregatie. Pen is eenvoudig geen Jan Stapallemachtig.