Titelblad boek Economics

Economics: an introduction to traditional and radical views --- De bijbel voor radicale economen

Publicatie: Harper and Row, Publishers. Inc. (1978, Newe York)

Plaatsing op Heterodox Gezelschap Sam de Wolff: 26 juli 2012

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

Toen E.K. Hunt en Howard J. Sherman in 1978 Economics: an introduction to traditional and radical views voltooiden, een boekwerk met een omvang van liefst 600 pagina's, vervulden zij een droom van veel economiestudenten. Sinds lang knaagde er bij de nieuwe generatie twijfel, of de visies van hun eigen leermeesters wel helemaal spoorden. Eindelijk kwam er nu een inleiding beschikbaar, die de traditionele en de radicale benadering op min of meer gelijke voet behandelt. Het auteurs-koppel stelde zich het doel om een boek over politieke economie te schrijven, wat daadwerkelijk heeft geresulteerd in een fors aatal hoofdstukken over sociale kwesties. Het boek richtte zich tot een nieuwe generatie, die zèlf wil nadenken. Het voordeel met twee auteurs is natuurlijk, dat je elkaar kunt stimuleren en op de vingers kunt tikken, en dat komt de evenwichtige behandeling van de materie ten goede. De lezer krijgt, om het beeldend te omschrijven, een bak vol met pientere gereedschappen tot zijn beschikking. Aldus kan de student zich zelf een oordeel vormen, en leert tegelijk de argumenten van zijn politieke tegenstanders kennen1.

Is het zinvol om een recensie te schrijven over een publicatie, die 35 jaren terug het daglicht zag? Dat hangt er van af. Heeft zij iets bijzonders? En is zij nog beschikbaar? Bij de voorliggende uitgave is er sprake van een klassiek werk, met een inhoud die haar waarde heeft behouden, en soms zelfs een nieuwe actualiteit verwerft. Anderzijds zijn er natuurlijk wel enkele paragrafen door de realiteit achterhaald, zoals die over de plan-samenlevingen, die weg zijn. Soms eisen de historische noodzakelijkheden klaarblijkelijk tussentijds hun tol. Een belangrijke argument ten faveure van de recensie is, dat het boek juist nu bij aanbieders zoals Amazon tweedehands weer massaal verkrijgbaar is, voor maar een paar euro's. De rebelse generatie van 1968 gaat met pensioen, of erger.

Hoewel Hunt cum suis in het boek proberen om een redelijk volledig beeld van hun thema's te schetsen, hebben ze wel persoonlijke overtuigingen. Dat valt bij het lezen direct op. Ten eerste voelen ze de meest sympathie voor de theorieën van radicaal ingestelde economen2. Beider afwijzing van de gevestigde macht is zó groot, dat zij bijna lijkt op een verlangen naar revolutie. Ten tweede (en enigszins in samenhang met het eerste punt) gebruiken allebei de mannen graag verklaringen uit de institutionele richting van de economische wetenschap. Institutionalisten kennen een grote betekenis toe aan niet-economische instituties, zoals sociologische interpretaties van normen en waarden. In hoeverre vormt de samenleving zich cultureel, dan wel via natuurlijke wetmatigheden?3 Zij verklaren de ontwikkelingen bijvoorbeeld uit machtsblokken, zoals het militair-industriële complex. Enkele van de meest toonaangevende economen kunnen intussen tot de institutionele richting gerekend worden4.

De voorkeur van de auteurs voor het institutionalisme verleidt hen ertoe om in het boek steeds weer gebruik te maken van uitvoerige historische overzichten van de diverse economische stelsels en theorieën. Zij volgen daarbij de Historisch-Ethische School5 en, althans in grote lijnen, de theorie van het historische materialisme, die indertijd vooral door Karl Marx is gepropageerd. De inrichting van de samenleving wordt bepaald door de dan dominante klasse, die haar normen en waarden in de vorm van ideologieën oplegt aan de anderen. De aanvang van het kapitalisme wordt gedateerd op de zestiende eeuw, gelijk met het verval van het feodalisme en de opkomst van het mercantilisme. De nadruk ligt op de Angelsaksische landen, terecht, gezien de bloeitijden van eerst het Verenigd Koninkrijk (VK) en daarna de Verenigde Staten van Amerika (VSA). Daar kon men voor het eerst de exploitatie van het verschijnsel loonarbeid massaal in actie zien.

Hunt en Sherman hechten waarde aan een prettige wijze van onderwijzen. In deze context betekent dat vooral een optimale toegankelijkheid, of wellicht kernachtiger uitgedrukt, leesbaarheid. Bepaalde delen, zoals de beschrijving van de Amerikaanse robber barons aan het einde van de negentiende eeuw, kun je pakweg spannend noemen. Daarna begreep men eindelijk (of nogmaals?), dat alleen een actief ingrijpende overheid de economische stabiliteit kan garanderen. Oligopolies en monopolies gingen al vanzelf steeds meer bedrijfstakken reguleren. Te gelijker tijd werd de imperialistische wedijver heviger. De razendsnelle concentratie van macht is zo alom heersend, dat gesproken mag worden van een revolutionaire tijdgeest. Vanaf dit punt onderscheiden de beide auteurs drie politieke stromingen: conservatieven (aanhangers van de onbeteugelde vrije markt), liberalen (gemengde economie), en radicalen (socialisten in enigerlei vorm). De twee eerstgenoemden geloven heilig in de leerstellingen van de neoklassieke theorie. Maar dat had u al begrepen uit het voorgaande!6

De historische beschouwing gaat vloeiend over in de beschrijving van de theorie van Keynes. In zijn kielzog komt de bestuurstheorie op, die een machtstoename door de bewindvoerders voorspelt, ten koste van de kapitalisten, en daarmee een de facto collectivisatie van eigendom. Ook hier houden de auteurs vast aan de historische verteltrant. Ze geloven er niets van, en roepen op tot een tegengeluid. Het einde van Nieuw Links in de VSA dateren ze op 1977, hetzelfde jaar waarin den Uyl I viel. Zo bezien hebben ze net de bus gemist.

Het boek gaat ondertussen verder met een heldere uiteenzetting van het verdelingsvraagstuk en de rol van de markt7. Ook de winst en het kapitaalrendement en hun rechtvaardiging komen ruimschoots aan bod. In de paragraaf over de factor arbeid wordt de heldhaftige maar tragische geschiedenis van de Amerikaanse vakbonden beschreven. Tegenover de organisatie van de werknemers staat de toenemende concentratie en centralisatie van de ondernemingen. De Amerikaanse economie wordt gedomineerd door de oligopolies. Hunt en Sherman verdedigen het standpunt, dat oligopolies zich feitelijk gedragen alsof zij monopolies zijn. Ze gaan uitgebreid in op de monopolistische prijsvorming, op basis van maginale kosten en opbrengsten. Aan de hand van statistische gegevens laten de beide auteurs zien, dat dit soort monopolies daadwerkelijk overwinsten blijkt te boeken, ten koste van de meer concurrerende bedrijfstakken. De ene kapitalist is de andere niet, zo betogen ze.

Hunt en Sherman zijn onmiskenbaar maatschappij-kritisch. Ze wijzen op de verweving van de Amerikaanse politiek met het bedrijfsleven. Volgens hen is gedurende de twintigste eeuw de Amerikaanse inkomensongelijkheid niet verminderd. Dat komt onder andere door de vele mazen in de belastingwetgeving. Omgekeerd verdeelt racisme de werknemers, en daardoor kunnen zij de loonstrijd niet optimaal voeren. De officiële werkloosheidscijfers zouden kunstmatig laag worden gehouden. Er komen aanzienlijk minder mensen aan de bak, dan men algemeen wil doen geloven8.

Alle belangwekkende macro-economische onderwerpen komen ter sprake: de definities van het binnenlandse product, de economie van het geld, het bank-wezen en de theorie van inflatie. Uiteraard wordt de theorie van Keynes in detail uitgelegd. Daarop (logisch) inhakend presenteren ze in maar liefst 60 pagina's een leerzaam semi-empirisch model van de economische golfbeweging, beter bekend als de conjunctuur9. Radicalen zijn altijd bijzonder geboeid geweest door instabiliteiten in de bestaande orde. Zij verschillen hierin van de liberalen, die de markt juist zien als één prachtig evenwichtig geheel. Monopolistische sectoren zijn nog het beste bestand tegen de crises. Zo blijken zij onvermoede bakens van welstand en rijkdom te zijn. De auteurs zijn dan ook niet per se tegen monopolies, maar willen er wèl medezeggenschap over.

Natuurlijk komt ook ter sprake, hoe de overheid met een monetair-fiscaal beleid de conjunctuur kan verzachten. De Centrale Bank (bedoeld is uiteraard de Federal Reserve) bewaakt de geldschepping van het bank-wezen. De lezer moet daarbij wèl bedenken, dat de moderne bank niet meer zo is. In de monetaire peiler heeft zich recent een revolutie der bankiers voltrokken, met als onprettig neven-effect dat deze paragraaf totaal achterhaald en verouderd is. In de VSA heeft de fiscale peiler, de conjuncturele overheidsbestedingen, in aanzienlijk mate een militair karakter. Hunt en Sherman zien er zelfs een systeemfout in. Het duo denkt dat de Sovjetunie anno 1975 de productie van de VSA heeft geëvenaard. Wie had kunnen voorzien dat er twee decennia later helemaal geen Sovjetunie meer zou zijn? De positie van de VSA verzwakt, ook ten opzichte van Europa en Japan. In het verlengde van dit betoog legt het tweetal de voordelen van internationale handel uit. De derde wereld blijkt echter onmachtig om haar achterstand in te lopen. Ook hier zou de aandachtige lezer een moment van bezinning kunnen inlassen.

Tenslotte krijgen de alternatieven voor het kapitalisme de aandacht. Deze laatste 35 pagina's zijn wáárlijk meeslepend geschreven. Met veel kennis van zaken worden de plan-economieën van Rusland en China tegen het licht gehouden. De auteurs kijken met een terecht afgrijzen terug op het bewind van Stalin. Toch hebben ze nog hoop, dat er door hervormingen een democratischer systeem zal kunnen komen. Ze schetsen hoe het plansysteem functioneert. Ook het Joegoslavische systeem van de volksstaat onder Tito krijgt passend aandacht. De toenmalige vorderingen in China (de Grote Sprong Voorwaarts en dergelijke) worden met gemengde gevoelens bekeken. Het institutionalisme weet, dat niet elke revolutie een onverdeelde zegen is.

Economics is duidelijk een jaren zeventig boek. Het kijkt kritisch naar de bestaande orde, en koestert hoopvolle verwachtingen van maatschappelijke rebellie, die in terugblik wat naïef aandoen. En toch, is dit niet knorren aan de volle bak? Als men het voor lief wil nemen, of zelfs vertederend vindt, dan is het boek een uitstekende inleiding. En dankzij de vele politieke analyses, product van twee institutionalistische denkers, leer je als lezer, dat de economische wetenschap onverwacht veel dimensies kent. Zij is méér dan een verzameling economische wetten en wetmatigheden. De voorkennis tenslotte kan beperkt blijven tot een redelijke beheersing van de Engelse taal.

  1. Overigens maken Hunt en Sherman wel een schifting vooraf. Bijvoorbeeld laten ze de productiefunctie buiten beschouwing, omdat ze die wetenschappelijk onverdedigbaar vinden. Een liefhebber van politieke economie zal die tóch moeten kennen, maar Hunt en Sherman vinden voor een inleidend werk thema's zoals milieuvervuiling, de derde wereld, de bolsjewistische planeconomieën en sociale kwesties (racisme, feminisme enzovoort) belangrijker. Ze willen de beginnende student beschermen tegen de heersende maar foutieve, ideologisch gemanipuleerde theorieën.
  2. Ze hebben die voorkeur consequent volgehouden tot op de dag van vandaag. Ze zijn beduidend kleurechter dan de kaft van hun boek. Dit in tegenstelling tot vele anderen, die na hun rebelse jeugdjaren zich opportunistisch conformeren aan de economische hoofdstroom. Alleen al daarom zijn E.K. Hunt en Howard J. Sherman namen in het Engelse taalgebied, die je doen glimlachen. Opvallend, enkel Sherman presenteert zich met (& eacute;én) voornaam, Hunt niet. Is dat misplaatste humor? In het vervolg laat uw recensent de initialen simpel weg, omdat het afleidt.
  3. Uw recensent dwaalt hier even af. De laatste opvatting domineert sinds Adam Smith de economische wetenschap. Men herinnert zich hoe die spreekt over de natuurlijke of normale prijs, behorend bij de evenwichtstoestand. Overigens dacht de Fransman Richard Cantillon nóg eerder, rond 1730, in deze richting.
  4. Genoemd kunnen onder andere worden Thorstein B. Veblen en John. K. Galbraith.
  5. Er is onmiskenbaar verwantschap tussen het institutionalisme en de Historisch-Ethische School, die in Duitsland vanaf 1830 gezaghebbend werd. Haar verdedigers (Schönberg, Bücher enzovoort) werden soms smalend aangeduid als kathedersocialisten, vooral door de Manchester-mannen. Zij ontkent het bestaan van de homo-economicus en zelfs van algemene economische wetten. Op p.90 citeren Hunt en Sherman niet toevallig Schmoller, zij het kort, en vanzelfsprekend in het Engels.
  6. De lezer vergeeft hopelijk aan de recensent het hier en daar debiteren van een bak. Per saldo schrijft hij zonder baatzucht.
  7. Daarbij kijken ze kritischer naar de marktwerking dan gebruikelijk is. Marktwerking bedient alleen de koopkrachtige vraag, terwijl anderzijds een plan-economie eerlijk kan verdelen.
  8. Uw recensent vindt, dat de auteurs hier allebei doordraven. Je kiest een bepaalde aanpak, en daaraan moet je daarna vast houden.
  9. Sherman heeft vermoedelijk de grootste inbreng geleverd voor dit deel. Zijn hele loopbaan geeft blijk van een fascinatie voor cycli. Hij volgt daarbij de onderzoeksmethode, die de Amerikaan Wesley Mitchell in de eerste decennia van de twintigste eeuw heeft ontwikkeld. De cycli zijn in deze benadering institutioneel, dat wil zeggen bepaald door de specifieke vorm van het kapitalisme. Sherman heeft zijn bevindingen neergelegd in het boek The business cycle (1991, Princeton University Press). Ook dat is een klassieker, voor een beperkte doelgroep.