Belangstellenden voor macro-economie moeten in overweging nemen om aan de bak te gaan met meerdere inleidende boeken als leesvoer. Het onderwerp is te divers en controversieel om te vertrouwen op één enkele auteur. Als u deze welgemeende raad opvolgt, dan verdient het boek Volkswirtschaftslehre van Michael Heine en Hansjörg Herr een prominente plaats op uw persoonlijke literatuurlijst. Wat is het toch jammer, dat de economische faculteiten van de Nederlandse universiteiten, met hun eenzijdige oriëntatie op de Angelsaksische wetenschap, dit boek negeren. Hetzelfde doen zij trouwens met de vele andere inleidende boeken, die op het Europese continent worden geschreven. Dat is onterecht. Het boek Volkswirtschaftslehre is bijvoorbeeld beslist moderner dan het bekende werk van P.A. Samuelson en kwalitatief beter dan het beruchte werk van N.G. Mankiw. Laten we over de titels maar zwijgen.
Volkswirtschaftslehre is een volledig boek en dat zie je aan de omvang, een dikke 700 pagina's. Het bevat lange hoofdstukken over de neoklassieke micro- en macro-economie, en over de keynesiaanse macro-economie. In het voorwoord motiveren de auteurs dit als een bewuste eigen keuze, want "in de meeste inleidingen worden de verschillende economische scholen helemaal niet onderscheiden. Vaak wordt zelfs maar één richting uitgewerkt". Heine en Herr diepen de leidende paradigma's uit, waardoor de lezer zelf een politieke afweging kan maken. Nadat je het boek hebt uitgelezen, belandt het niet ergens in een hoek. Je blijf er in bladeren.
De auteurs beginnen de uitleg van de micro-economie met het historische ruilmodel van Léon Walras, een Zwitser, ook al doet de naam anders vermoeden. Dat is een originele idee, want de ontdekkingen van Walras worden in het leerboek van Samuelson enkel terloops genoemd, en bij Mankiw ontbreekt de naam helemaal. En toch is de economische wetenschap nauwelijks te begrijpen, wanneer je het prijsmodel van Walras niet kent. Heine en Herr besparen met deze aanpak hun lezer uren van vertwijfeld fantaseren over wat nou eigenlijk de essentie is van de economie1.
Bovendien is het prijsmodel van Walras een mooi opstapje naar de klassieke prijstheorie van Sraffa. Deze theorie, ook wel de neoricardiaanse theorie genoemd, is van belang, omdat zij een weerlegging geeft van de neoklassieke macro-economie. Ruim een halve eeuw lang, tot halverwege de zestiger jaren van de vorige eeuw, werd de macro-economie ideologisch overheerst door de neoklassieke variant. De weerlegging ervan door Sraffa sloeg in als een bom. Dankzij zijn betoog kon de neoklassieke variant de vuilnisbak in, zoveel was duidelijk. Maar wetenschappers zijn even conservatief als gewone mensen, en houden er niet van om hun ideeën bij te stellen. Samuelson verwijst alleen terloops, in voetnoten, naar het probleem met de neoklassieke macro-economie, en Mankiw, wel, die zwijgt er gemaks halve maar helemáál over! Ter compensatie kan men in Mankiw's misbaksel wel stukjes over Ronald Reagan vinden (althans in de druk, die in mijn bezit is)! Dit struisvogel gedrag is overigens typisch Amerikaans. De Duitse en Franse universiteiten hebben de leerstof over het algemeen wèl aangepast aan de moderne inzichten.
Later is de neoklassieke macro-economie gerepareerd door een aangepast formalisme, dat is ontwikkeld door o.a. Arrow en Debreu. Ook deze versie van de neoklassieke theorie wordt in Volkswirtschaftslehre helder als glas uitgelegd door Heine en Herr. De auteurs erkennen, dat het formalisme van Arrow en Debreu mathematisch en analytisch puntgaaf is. Ze stellen evenwel ook vast, dat de praktische bruikbaarheid van dit modernere formalisme beperkt is. In het bijzonder moet de claim worden opgegeven, dat de markteconomie automatisch tot een optimale toestand leidt. Daarmee schieten Arrow en Debreu aan hun doel voorbij.
Zojuist is al opgemerkt, dat het boek van Heine en Herr redelijk volledig is. In het hoofdstuk over economisch beleid komen onder andere het monetaire beleid, het loonbeleid en het fiscale beleid aan de orde. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de mondiale economie. Er is ruimte voor een grote diversiteit aan onderwerpen, zoals het monetarisme van Friedman, de arbeidswaardeleer van Marx, en portfolio-modellen bij verschillende vermogensvormen.
Heine en Herr slagen er in om wetenschappers te blijven. Helder en eerlijk, dat zijn Heine en Herr. Ze laten zich niet meeslepen door hun wereldbeeld of door een bepaalde wetenschappelijke stroming, maar proberen steeds om de objectief beste theorie te selecteren. Het is kenmerkend, dat zij elk onderwerp afsluiten met een paragraaf getiteld "Kritische evaluatie". Je wordt als lezer met je neus gedrukt op de omstandigheid, dat al die kennis per saldo weinig meer is dan een intellectueel gedachtenspel. Dat is gezond, zij het ietwat ontnuchterend2.
Je kunt van mening verschillen over de pedagogische kwaliteiten van het boek. Zeker, alles wordt zorgvuldig en duidelijk uitgelegd, daarover is geen twijfel mogelijk. Maar er wordt geen poging gedaan om een brug te slaan naar de werkelijkheid. Er is geen onderbouwing met industriële statistieken, of zelfs maar met praktijkvoorbeelden. Cartoons ontbreken, evenals opvallende kaders en anecdotes. Dat klinkt misschien niet zo aantrekkelijk. Anderzijds, knorren aan de volle bak doe ik niet. Want al zijn de stijl en de vorm een tikje droog, inhoudelijk deugt het tenminste. Dat kan niet worden gezegd bij de werken van zeer veel andere economische wetenschappers. Bovendien, als je bezig wilt zijn met macro-economie, dan zul je ontvankelijkheid moeten aanleren voor het dorre jargon van de beleidsmakers.
Een jaar terug betaalde ik nog geen veertig euro voor mijn exemplaar van Volkswirtschaftslehre. Dat is spotgoedkoop voor zo een leerboek, met nota bene een helder witte hard-kartonnen omslag. Dit is eindelijk eens een investering, die gegarandeerd rendabel is. Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. Want uiteraard moest uitgever Oldenbourg hier en daar wat besparen. Zo is alles in zwart-wit druk, ook de figuren. Die figuren zijn weliswaar duidelijk, maar ook nogal sober. De layout van de formules herinnert aan de tekstverwerkers uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Dit alles stoort uw recensent niet, integendeel, hij heeft wel iets vertederends. Maar eerlijk is eerlijk, als macro-economie niet je ding is, dan zal de vormgeving van het boek je niet verlokken om je er alsnog in te verdiepen.