Titelblad boek Zukunft des Finanzmarkt-Kapitalismus

Zukunft des Finanzmarkt-Kapitalismus --- Voorspelling van een crisis

Publicatie: VSA Verlag (2006, Hamburg)

Plaatsing op Heterodox Gezelschap Sam de Wolff: 27 januari 2012

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

Sinds de financiële crisis van 2008 zijn de boekenwinkels overstroomd met werken van auteurs, die ieder voor zich menen de economische ineenstorting te kunnen verklaren. Algemeen wordt daarbij verondersteld, dat de crisis onverwacht ontstond, als een donderslag bij heldere hemel. Feitelijk is dat onjuist. Al in 2006 schreef Joachim Bischoff een boek, getiteld Zukunft des Finanzmarkt-Kapitalismus (VSA-Verlag), waarin hij op een heldere wijze de instabiliteit van het moderne financiële systeem beschreef. Ondanks de ervaringen sinds de publicatie van zijn boek is er bij mijn weten nadien geen ander boek verschenen, dat kan wedijveren met zijn degelijke en grondige analyse.

Joachim Bischoff is een Duitse publicist met als werkterrein de politieke economie. Naast het publiceren van boeken is hij redactielid van het Zeitschrift Sozialismus. Hij bevindt zich politiek ter linkerzijde van de sociaaldemocratie, en ontplooit zijn activiteiten vooral in pluriforme linkse netwerken zoals Attac. Gelukkig ontbreekt in zijn werk de gelijkhebberige toon en de kromme redenaties, die zo kenmerkend zijn voor veel andere radicale publicisten. Integendeel, hij onderbouwt zijn argumentatie met leerzame grafieken en tabellen.

In Zukunft des Finanzmarkt-Kapitalismus stelt Bischoff, dat sinds 2000 de financiële industrie zo sterk expandeerde, dat zij leidend is geworden in de mondiale economie. Vooral de hoeveelheid eigendoms- en bezitstitels nam toe. Men ging er toe over om kredieten te dekken met nog te produceren rijkdom. Er bestaat eigenlijk geen algemeen geaccepteerd argument voor de noodzaak van deze omwenteling. Al sinds de zeventiger jaren van de vorige eeuw versnelde de accumulatie op de financiële markten1, doordat de rendementen op kapitaal verbeterden. Uiteraard ging dit ten koste van het arbeidsaandeel in het totale inkomen. De deregulering (liberalisatie) van het kapitaalverkeer in de tachtiger jaren bevorderde deze ontwikkeling, en leidde tot een machtsverschuiving ten gunste van de kapitaaleigenaren.

De expansie in de financiële industrie, naast de traditionele kernactiviteit, te weten de kredietverlening, leidde tot nieuwe financiële producten. Investeringsfondsen worden naast de banken een tweede kapitaalbron voor de bedrijven. Ook de opkomst van de pensioenfondsen past in deze ontwikkeling. De aandeelhouders (shareholders) organiseren zich, en eisen invloed op het bestuur van het bedrijf. In het Engels heet dit shareholder value organisation. Terwijl de bedrijven gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw streefden naar groei, krijgt nu het kapitaalrendement de hoogste prioriteit. De hoge rendements-eisen betekenen, dat veel investeringsmogelijkheden al bij voorbaat afvallen. Beleggers hebben een korte tijdhorizon. Aldus worden het onderzoek en de ontwikkeling van producten ontmoedigd.

Bischoff constateert, dat het nieuwe financiële regime niet overal meer welvaart heeft gebracht2. De handel in waardepapier speculeert op een toekomstig aandeel in de nog te produceren rijkdom. Het nieuw geproduceerde kapitaal komt in concurrentie te staan met het reeds aanwezige kapitaal3. De jacht naar hogere rendementen staat gelijk aan het opwaarderen van de eigendomstitels (aandelen, onroerend goed, enzovoort). Overigens komt het ook voor, dat eigendomstitels aanzienlijk in waarde stijgen, alleen op basis van illusoire verwachtingen. Bischoff vindt dit nieuwe regime van marktsturing riskant.

De opwaardering van vermogens en waardepapieren vormt de kern van de neoliberale groeistrategie. Naarmate de waarde van het eigendom stijgt, kan er met dat eigendom als onderpand een groter krediet worden opgenomen. De economische groei vereist niet een stijgend reëel product, maar enkel de verwachting van groei. Men noemt dit in het Engels asset-based keynesianisme. In de Verenigde Staten van Amerika (VSA) bleek dit model tussen 1995 en 2000 succesvol te zijn. Anderzijds faalde het in Japan, waardoor dat land sinds 1990 een flauwte kent, gepaard gaande met een enorme overheidsschuld.

In 2000 eindigde de Amerikaanse New Economy bubbel. De regeringen-Clinton en -Bush bestreden de dreigende inzinking door middel van goedkoop geld, belastingverlagingen, en een voortschrijdende bewapening. De onroerend-goed bubbel slingerde inderdaad de consumptie aan. De betalingsbalans en het begrotingsoverschot werden echter negatief. Bischoff waarschuwt (in 2006!) dat de schulden onbetaalbaar zouden kunnen worden. Er ontstaat dan een situatie, waarin de economie geen juist begrip meer heeft van de waarde van eigendomstitels. Dat is funest voor het op peil houden van de economische activiteit.

Het neoliberale regime vergroot de sociale risico's en heeft daarom nadelige kanten voor de gewone werknemers. De toegenomen concurrentie dwingt hen tot meer flexibiliteit, wat soms ontaardt in precaire loonniveau's. De grote ondernemingen besteden de minder rendabele activiteiten uit aan het midden- en kleinbedrijf. Zij kopen de innovaties van succesvolle kleine pionierbedrijven. Het gevaar ontstaat, dat de winnaars de groei in de meerwaarde helemaal naar zichzelf toe trekken. In veel westerse landen is de massawerkloosheid normaal geworden. Wegens de belastingverlagingen lijden de regeringen onder een groeiende staatsschuld. De armste landen worden aldus gedwongen om hun publieke taak deels op te geven. De overheid reduceert van een uitvoerder van diensten naar een opdrachtgever. Het politieke gewicht verschuift naar de gegoede middenklasse.

Bischoff bekritiseert de risico's van het neoliberale regime, en noemt hen wezensvreemd. Hij pleit voor meer maatschappelijke sturing en voor een gemengde economie4. Publieke investeringen zouden de werkloosheid kunnen terugdringen. Een hoog loonpeil is gunstig voor de koopkrachtige vraag. De continentale en mondiale regulering vereisen de versterking van de internationale instituties.

Het boek Zukunft des Finanzmarkt-Kapitalismus is een zeer volledige studie. Zij wijst oorzaken van de crisis aan, en doet aanbevelingen voor verbeteringen. Het boeiendste deel is wel de beschrijving van de asset-based wealth-driven economie, die niets anders is dan een piramidespel, dat tenslotte wel moèt stagneren. Daarbij is er geen garantie voor een zachte landing, en die is in 2008 dan ook uitgebleven. De managers in de financiële sector hebben dit risico welbewust genomen, teneinde zo lang mogelijk te kunnen profiteren. De aanbevelingen van Bischoff zijn natuurlijk niet het definitieve antwoord. Het zou bijvoorbeeld best kunnen, dat sommige nieuwe financiële producten wel degelijk bijdragen aan een soepeler verloop van transacties. Maar het is onmiskenbaar, dat het neoliberale regime over zijn houdsbaarheidsdatum heen is, en dat het nieuwe beleid op zijn minst de door Bischoff aangegeven richting moet inslaan.

  1. Kennelijk is de uitdrukking financiële markt een synoniem voor vermogensmarkt, dat wil zeggen de geld- en kapitaalmarkt. Op p.52 en 53 van Zukunft des Finanzmarkt-Kapitalismus toont Bischoff enkele belangwekkende grafieken van de internationale winstvoeten en de kapitaal-accumulatie tussen 1950 en 2005.
  2. Dit soort vaststellingen zijn enigszins problematisch. Immers men weet niet wat de welvaart zou zijn, indien was vastgehouden aan het oude regime.
  3. Bijvoorbeeld gaat een nieuwe fabriek in China de concurrentie aan met de reeds bestaande productiefaciliteiten in Europa.
  4. Dat wil zeggen, een sterke publieke sector naast de private markt.