Mark Rutte laat een diepe indruk achter op de beleidsontwikkeling in Nederland. Hij heeft bijgedragen aan de institutionele veranderingen van de afgelopen 20 jaren. Kennelijk oefent een persoon als actor soms veel invloed uit op de gebeurtenissen. De huidige blog wil begrijpen wat Rutte zo bijzonder maakt, en analyseert daarom zijn sterkten en zwakten. Zijn handelen wordt geplaatst binnen de ideologische context van zijn partij en van de maatschappij. De geraadpleegde bronnen laten zien wat het liberalisme, de moraal en het leiderschap van Rutte inhouden.
Mijn blogs gaan over beleidsontwikkeling. Ik kan goed overweg met het actor gerichte institutionalisme (AGI). De actoren verdedigen hun belangen in de actie arena. Hun gedragsopties worden ingeperkt door de instituties. Dankzij de AGI methode kunnen de resultaten van beleid worden beschreven en verklaard. Hoewel het zelden mogelijk is om de resultaten van beleid te voorspellen, geeft institutionalisme wel een indruk van datgene, wat je zou mogen verwachten. Het probleem is natuurlijk, dat de informatie onvolledig is, waardoor de analyse onrealistisch wordt. Bijvoorbeeld kan de analyse geen rekening houden met persoonlijke eigenaardigheden van actoren. Daarom besteden mijn blogs hoogstens zijdelings aandacht aan de biografieën van politici1.
Ik maak nu een uitzondering voor Mark Rutte. Sinds 2002 behoort hij tot de voormannen in de Nederlandse politiek. Hij was premier van 2010 tot 2024, en de meest succesvolle Nederlandse politicus sinds de Tweede Wereldoorlog. Een eerdere blog laat zien, dat onder zijn leiding de VVD de grootste partij van Nederland werd. Dit is een knappe prestatie in de huidige politieke arena, die wel de dominante positie van de sociaaldemocratie (PvdA) en christendemocratie heeft beëindigd. Zij moeten het liberalisme (VVD, D66) en nationaalconservatisme (LPF, PVV) naast zich dulden als volwaardige concurrenten. Mark Rutte hanteert een gestructureerde aanpak, die hem interessant maakt voor de beleidsonderzoeker. Ik zal in deze blog proberen iets van zijn structuur zichtbaar te maken.
Bij het schrijven van deze blog heb ik met name vier bronnen geraadpleegd: In gesprek met Rutte (afgekort IM), Mark (M), Mark Rutte (MR) en Het raadsel Rutte (RR). Ook heb ik opnieuw Het minderheidskabinet (MK) en Vrienden tegen wil en dank (WD) geraadpleegd2.
Van huis uit is Rutte niet liberaal bevlogen (p.19 in M). Hij werd lid van de liberale jongerenorganisatie JOVD (Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie), omdat hij de mensen sympathiek vond (M p.18). Indertijd was de JOVD landelijk de grootste jongerenorganisatie, met 5000 leden. Tijdens zijn studie was Rutte drie jaren lang JOVD voorzitter, van 1988 tot 1991. Inhoudelijk blonk de JOVD niet uit3. De leden waren vooral actief in een interne machtsstrijd (M21, MR37, MR188). Rutte kon hierin overleven dankzij zijn verbindende karakter. Onder zijn leiding werd de samenwerking gezocht met de Jonge Democraten, en er werden met de Jonge Socialisten pogingen gedaan om een Paars akkoord te sluiten (M24-27). Paars werd gezien als een alternatief voor het christelijke neocorporatisme.
De JOVD cultuur kenmerkt ook de VVD. De partij stuurt vooral op electorale successen (M30). Personen zijn belangrijker dan de ideologische strijdpunten (M34, 66). Liberalen hebben geen duidelijke visie op de nationale identiteit (M35). Dit is lastig in de pluralistische maatschappij, waar de staat soms stelling moet nemen in de identiteitspolitiek (M9, 34)4. Rutte leerde de VVD cultuur beter kennen in de periode 1993-1997, toen hij deel uitmaakte van het dagelijks bestuur van de landelijke partij. De VVD is een bestuurderspartij bij uitstek. In de laatste halve eeuw zat zij 80% van de tijd in regeringscoalities. Riskante coalities, bijvoorbeeld met de LPF of de PVV (als gedoogpartner) werden niet geschuwd. Dit toont een vast geloof in de democratie, en vooral veel zelfvertrouwen in de eigen handigheid.
Mark Rutte hield aan zijn tijd in de JOVD een imago van sociaal liberalisme over. Een bijkomende factor was zijn functie van staatssecretaris op het ministerie van SZW (MR18). Dit imago klopt niet. Feitelijk verdedigde hij als JOVD voorzitter gewoon de vooruitstrevende standpunten van anderen in de JOVD (M35). Zijn aanpak wordt gekenmerkt door meeveren (M22, MR19). Rutte meende al bij SZW dat mensen afhankelijk worden gemaakt door uitkeringen (MR68). Daarom vindt hij (in lijn met het klassieke liberalisme) bezuinigingen in deze sector rechtvaardig. Hij vreest dat mensen de staat gaan zien als geluksmachine (IM30, 45).
In 2004 noemde Rutte als staatssecretaris in het kabinet Balkenende 2 de VVD een sleets merk (M53). Hij pleitte toen voor een bredere politieke agenda, die ook aandacht besteedt aan onderwijs, migratie en persoonlijke vrijheid (MR49, 67). In 2006 werd Rutte gekozen tot lijsttrekker van de VVD. Dit verplichtte hem natuurlijk om het partijstandpunt uit te dragen. Aldus verzette hij zich in 2007 tegen het cultuurrelativisme van de multiculturele stroming (M88). Rutte schreef zelf een beginselverklaring, en bekende zich tot de joods-christelijke traditie en het humanisme (M90). Ook in 2007 probeerde hij de term Groenrechts populair te maken (M92). Zijn boodschap was, dat innovatie vanzelf alle milieuproblemen zou oplossen. Milieusubsidies zouden moeten worden afgebouwd (MR70). Ook hierin kun je zijn liberale profiel herkennen.
In 2008 profileerde Rutte zich met het thema van de vrijheid van meningsuiting (M95). Eerder had Fortuyn hiermee kiezers aan zich kunnen binden. Rutte pleitte er tezamen met Wilders voor om beperkingen van deze vrijheid af te schaffen. Hij gaf dit idee weer op, toen de VVD zich hiermee bleek te vervreemden van partijen in het politieke midden. Vermoedelijk wilde Rutte met deze pogingen de VVD als merk herpositioneren. Na 2010 was dit niet meer nodig, en sindsdien was hij tevreden met de aloude VVD (MK197). Het is opvallend dat in 2020 sommige jongeren in de VVD hun partij sleets noemden (MR218).
Al in de campagne van 2010 werd gekozen voor bezuinigen, migratie en veiligheid als ideologische speerpunten (M102, MR127, RR99, MK179). De VVD zag hierbij de hardwerkende Nederlander als haar doelgroep en achterban (M111, IM188). Het ambtelijk apparaat werd gezien als een belasting op groei (IM216). Migratie van kansarmen is onwenselijk, omdat zij de sociale zekerheid belasten, en daarmee de staatsuitgaven verhogen (IM46). Rutte verwierp verreikende visies, omdat zij de maatschappij in een mal persen (MR107). Des ondanks is hij een overtuigd liberaal5.
Oorspronkelijk wilde Rutte de invloed van de Europese Unie inperken. In 2012 weigerde hij het armlastige Griekenland nog langer financieel te steunen. Maar ook hier paste Rutte zijn standpunt aan. Hij heeft altijd gestreden voor een lagere Nederlandse bijdrage aan de Europese Unie (MR109). In 2016 hielp hij mee om de Europese migratie-afspraak met Turkije tot stand te brengen. Hij ging beseffen, dat samenwerking loont (MR104, RR139). Ook was hij geschrokken van de Brexit (MR106). Daarna noemde hij de Europese Unie een waardengemeenschap (MR108). Hierdoor won hij in Europa aan gezag (RR143). In 2020 drong Rutte toch weer aan op bestuurlijke hervormingen in de Zuid-Europese landen (MR212).
Tenslotte, in 2024 solliciteerde Rutte naar de positie van secretaris-generaal bij de Navo. Veiligheid was inderdaad altijd een hoeksteen van zijn ideologie. Maar hier is het beeld gemengd. Onder zijn kabinetten is minder geïnvesteerd in de Nederlandse defensie dan onder de kabinetten Balkenende.
Misschien wel het meest opvallende aan Mark Rutte is de trouw aan zijn familie en jeugdvrienden (M171). Wekelijks dineerde hij samen met zijn moeder. Later, toen zij in een verpleeghuis kwam, bezocht hij haar wekelijks (MR10)6. Vakanties brengt hij door met jeugdvrienden (M170). Deze routine zorgt voor de structuur, waarmee hij kan overleven in de politieke hectiek (RR24, 27, 34). Hij gaat flexibel om met zijn opvattingen, en geeft ze op wanneer zij niet aanslaan (M141). Het ergert hem wanneer afspraken niet worden nagekomen (M141, IM200). Soms kan hij bij interne vergaderingen een aanval van woede krijgen (MR115, RR24, 175). In zulke gevallen verontschuldigt hij zich later voor zijn gedrag. Het wederzijdse vertrouwen moet in stand blijven7. Naar buiten toe hanteert Rutte soms straattaal ("Pleur op", MR180, RR128; "Ik zou ze het liefst allemaal in elkaar slaan", MR183). Kennelijk wil hij hiermee emotie uitdrukken.
Rutte leeft volgens het beginsel, dat je onvoorwaardelijk trouw moet zijn aan je eigen overtuigingen (MR209). Zijn levenservaringen hebben zijn persoonlijkheid gesterkt. Daarom neemt hij mislukkingen niet persoonlijk, maar koppelt ze aan zijn functie of omgeving (RR31). Natuurlijk moet je wel meeveren met je omgeving. Rutte kan inderdaad goed inhoudelijk relativeren. Toen in 2013 Zwarte Piet als symbool ter discussie kwam, verdedigde hij aanvankelijk deze traditionele figuur (MR176). In 2019 begon hij zelf aanstoot te nemen aan het splijtende effect van Zwarte Piet. Hij omarmde als het ware de kritiek (RR89).
Dankzij dit meeveren heeft hij zelden slaapproblemen (MR190). Hij is van nature vrolijk, joviaal en ontspannen. Hij put optimisme en positivisme uit zijn geloof in het liberalisme. Hij weet dat dit een innemende indruk wekt (RR123). Rutte investeert in relaties, maar dit is deels functioneel (RR36, WD150). Dankzij de wederzijdse belangstelling krijg je meer inzicht in elkaars behoeften. Hij moet zijn attenties breed spreiden. Hij hecht aan zijn positie, maar beseft dat die wankel is (RR147, WD96)8. Bluffen is voor Rutte een manier om te overleven in debatten (M108)9. Anderen vatten zijn bluf op als ronduit liegen10.
Mark Rutte is sympathiek en vrolijk in de alledaagse omgang. Hij slaagt er in om vertrouwelijkheid op te bouwen met de mensen om hem heen11. Dit had hij nodig als voorzitter van de JOVD, en daarna om lid te worden van het VVD bestuur. Maar het verbindende leiderschap van Rutte werd pas echt zichtbaar in de rol als premier van zijn kabinetten. Steeds ontbraken er meerderheden in de Eerste Kamer, zodat daar een informele coalitie van bevriende partijen moest worden opgebouwd en onderhouden (M139). Binnen het kabinet focusseert hij op het proces en relatie management (M143, RR35, 75). Hij wil een coachende leider zijn, en probeert de sfeer goed te houden (IM200, WD76).
Hij geeft elke minister inhoudelijk veel ruimte (MR187, IM200). Hij gunt successen aan zijn politieke partners (RR97). Dit meeveren is een stijl van leiden en een manier van overleven (M19). Hij mengt zich zo min mogelijk in onenigheid tussen ministers (WD77). Omgekeerd eist hij loyaliteit en betrouwbaarheid (RR72, 115). Zijn moraal en stijl van leiderschap vallen hier samen. Rutte wil de regeringsmacht behouden, evenals de VVD (RR19). Het betekent ook, dat een minister in een politieke crisis weinig rugdekking krijgt (RR19). Bijvoorbeeld Opstelten, die steeds Rutte had gesteund, moest in 2015 aftreden als minister (RR157).
Rutte maakt lange werkdagen, typisch 12 tot 14 uur (MR152)12. Hoewel velen de dossierkennis van Rutte roemen, nam hij nooit dossiers mee naar huis (MR22). 's-Nachts werken maakt je overdag minder alert (WD92). Publieke optredens oefende hij tevoren met zijn staf (MR22). Zijn enorme netwerk is groot maar instrumenteel. Vaak tast hij via de telefoon de politieke steun in zijn omgeving af (RR52, 151). Hij investeert in relaties en verhoudingen om de machtspositie van de VVD te bestendigen (RR100). Bij impasses wacht hij vaak of het probleem vanzelf verdwijnt (RR159). Inhoudelijke concessies zijn mogelijk zolang zij blijven binnen zijn liberale rode lijnen (RR195). In crisis situaties, zoals de MH17 ramp en de Corona pandemie, vormde Rutte een team, en vertrouwt op hun adviezen (RR108). In dit team coördineerde hij dan de processen13.
Van oudsher heeft Nederland migranten verwelkomd. In de afgelopen decennia is Nederland echt een immigratieland geworden. Dit maakt de nationale cultuur pluralistischer. Nieuwe groepen in de maatschappij verlangen de erkenning van hun eigen identiteit. De staat reageert hierop met een accomoderend beleid, dat kan uitmonden in een identiteitspolitiek (M9, 34). Toen Mark Rutte in 2002 staatssecretaris werd in het kabinet Balkenende 1, werd hij direct geconfronteerd met deze problematiek. Immers, de LPF was prominent aanwezig in deze coalitie. Rutte was bewindsman bij het ministerie van SZW (Sociale Zaken), en moest daar de invoering van de WWB (de opvolger van de bijstandswet) voorbereiden. De WWB decentraliseerde de beleidsontwikkeling van de bijstand. Hierbij werd bezuinigd, omdat het kabinet hoopte op besparingen in de uitvoering.
Het kabinet Balkenende 1 viel snel, en in Balkenende 2 was de LPF vervangen door D66. Rutte kon zijn missie voortzetten. Rutte vindt het niet sociaal om iemand met een uitkering thuis te houden (M45). Iedereen die kan moet aan het werk. Zijn leuze is: "Niet afschrijven, maar inschrijven" (M46). Uiteindelijk kreeg de WWB zelfs steun van senatoren van de PvdA en Groen Links (M45, 47)14. Rutte was hiermee zeer tevreden (M47). Zijn inspanning om partijen te verbinden was geslaagd. Vanaf 2004 werd hij staatssecretaris op het ministerie van OCW (onderwijs). Hier bleef hij werkzaam tot 2006, op het laatst in het kabinet Balkenende 3 (zonder D66). Vanaf 2006 zat Rutte als VVD leider in de oppositie, tegen het kabinet Balkenende 4 van CDA-PvdA-CU.
In de verkiezingen van 2010 werd de VVD eigenlijk onverwacht de grootste partij. Zie de tabel 1. De VVD voelde ideologisch weinig voor een Paars+ kabinet van VVD-D66-PvdA-Groen Links (IM162, 166, MK68). En de PvdA wees streng bezuinigen af15. Tenslotte ontstond een VVD-CDA kabinet met gedoogsteun van de PVV. Rutte 1 had een nationaal-conservatieve ideologie. De VVD drong in dit kabinet aan op bezuinigingen (M117). Zij waren vooral gericht op de AOW, maar raakten ook de publieke omroep en de ontwikkelingshulp (M122). Indertijd werd het parlement al dermate politiek versnipperd, dat het kabinet in de Eerste Kamer moest zoeken naar wisselende meerderheden. De invloed van adviesraden nam af, wellicht omdat het kabinet weinig voelde voor neocorporatisme (M141).
Uiteindelijk viel het kabinet in 2012, toen de regering meer wilde bezuinigen dan de gedoogpartner PVV. Dit illustreert, dat Rutte inderdaad een rode lijn trekt bij bezuinigen. Het kabinet kon toch bezuinigen dankzij een lente-akkoord met D66, de Christenunie en Groen Links (onder leiding van Jolande Sap).
kabinet | coalitie-partijen | CDA | PvdA | VVD | D66 | PVV | CU | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2010-2012 | Rutte 1 | CDA-VVD | 14 | 20 | 21 | 7 | 15 | 3 |
2012-2017 | Rutte 2 | PvdA-VVD | 9 | 25 | 27 | 8 | 10 | 3 |
2017-2021 | Rutte 3 | CDA-VVD-D66-CU | 12 | 6 | 21 | 12 | 13 | 3 |
2021-2024 | Rutte 4 | CDA-VVD-D66-CU | 10 | 6 | 22 | 15 | 11 | 3 |
De tabel 1 laat zien, dat de verkiezingen van 2012 een groot electoraal succes waren voor de VVD16. Rutte kreeg de premier's bonus en was populair geworden. Ook was er een wedloop met linkse partijen, eerst de SP, en vervolgens de PvdA. Rutte had een goede relatie opgebouwd met Samsom, zodat de formatie van het kabinet Rutte 2 snel kon worden afgerond (M164 en verder, RR62, WD8, 73). Dit had het nadeel, dat het electoraat dit niet zo snel kon volgen (WD152)17. In de Eerste Kamer leunde Rutte 2 op D66, de Christenunie en de SGP. Feitelijk waren zij gedoogpartners (WD137). De persoonlijke verhoudingen in het kabinet waren uitzonderlijk goed (WD62 en verder). Rutte gebruikte de sfeer om de ideologische tegenstellingen te maskeren. Besluiten werden gedepolitiseerd (WD178).
Het kabinet wilde snel het begrotingstekort en de staatsschuld verminderen. De PvdA maakte geen bezwaar meer tegen bezuinigen, in tegenstelling met 2010. Eigenlijk waren deze bezuinigingen atypisch voor de PvdA (MR122, RR62)18. De invoering van de Participatiewet was gewoon de voortzetting van het rechtse beleid onder Rutte 1. Wel werd de hypotheekrente aftrek verminderd. In de peilingen verloor de PvdA verrassend snel de steun van de kiezers (MR132). De onvrede over Rutte 2 leidde tot goede peilingen voor de PVV.
Een succesje voor de PvdA was in 2013 het afsluiten van een sociaal akkoord met de sociale partners. De VVD voelt weinig voor zulk neocorporatisme. Ingrijpend was de afschaffing van de sociale werkvoorziening. In 2015 moesten de VVD en de PvdA een moeizaam akkoord sluiten over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Die opvang past slecht in het mensbeeld van de VVD, en overschreed een rode lijn (RR197). De VVD stond hier dichter bij de PVV, ook om electorale redenen. Rutte en Samsom zetten zich toen in voor het compromis, omdat zij het kabinet wilden redden (MR144). Het beleid van Rutte 2 werkte enigszins nivellerend op de verdeling van inkomens (MR148). Dit was een eis van de PvdA, in ruil voor de bezuinigingen (WD22).
Tijdens de verkiezing van 2017 werd de PvdA bijna weggevaagd. Zie de tabel 1. De VVD kwam in verhouding ongeschonden uit de strijd. Rutte profiteerde van de premier bonus (MR186). Er was een coalitie van vier partijen nodig om de meerderheid te krijgen. VVD, CDA en D66 vormden de romp. De Christenunie completeerde de coalitie, nadat Groen Links had geweigerd19. In 2019 verloor ook Rutte 3 de meerderheid in de Eerste Kamer. Het milieu- en energiebeleid werd een speerpunt voor Rutte 3, wellicht vooral door D66. In 2019 ontstond na een uitspraak van de Raad van State een crisis over de overvloedige uitstoot van stikstof (MR217). Feitelijk lukte het sinds 2015 al niet om hiervoor breed gedragen oplossingen te vinden. Innovatie (Groenrechts) hielp niet.
Bovendien werd Rutte 3 geconfronteerd met falend beleid. In 2021 viel het kabinet zelfs over de affaire met toeslagen voor kinderopvang. Ook faalden de kabinetten Rutte 2 en 3 in hun beleid voor de Groningse aardbevingen ten gevolge van gaswinning. De verwijten richtten zich vooral op de VVD en premier Rutte, omdat zij de cruciale ministeries voor dit beleid hadden bestuurd. In 2020 werd Nederland ook nog getroffen door het Corona virus. Het kabinet koos voor een rigoureuze bestrijding, net zoals andere westerse staten. Dit beleid kreeg brede steun, al was er ook heftig verzet. In 2018 raakte Rutte persoonlijk aangeslagen, toen de Tweede Kamer meende dat hij opzettelijk informatie over de dividend belasting had verzwegen. Bijna de hele oppositie steunde een motie van afkeuring tegen Rutte (MR206, RR182).
Ondanks alle crises behaalde de coalitie van Rutte 4 goede uitslagen bij de verkiezingen van 2021. Dit komt vooral door het gevoel van saamhorigheid, dat ontstond tijdens de pandemie van het Corona virus (RR166). Ondanks de crises in Rutte 3 lag voortzetting van de coalitie voor de hand. Helaas veroorzaakt Rutte zelf al direct bij het begin van de formatie een incident, dat de relaties ernstig verstoorde. Op ongelukkige wijze kwam naar buiten, dat hij in verkennende gesprekken had gereflecteerd op de positie van het prominente CDA kamerlid Omtzigt (RR183). Hij verergerde de affaire door zijn opmerking aanvankelijk te ontkennen20. Zijn reputatie was ernstig aangetast, en de Tweede Kamer nam zelfs een motie van afkeuring aan (RR189). De Christenunie wilde eigenlijk niet meer samenwerken met Rutte (RR190). Toch kwam het kabinet Rutte 4 er wel, zij het pas na 10 maanden21.
Ook Rutte 4 slaagde er niet in om het stikstofbeleid op te lossen. Dit verergert de crisis, die zich ontwikkelt op de woningmarkt. Al na anderhalf jaar viel het kabinet over een eigenlijk onbelangrijk onderdeel in het migratiebeleid. Rutte hield vast aan zijn rode lijn in het migratiedebat (RR203). Hij geloofde niet meer in zijn kabinet (RR154, 208). Na de val van het kabinet moest Rutte ook het leiderschap van de VVD opgeven (RR217)22. Dankzij dit ongelukkige kabinet had hij wel iets van zijn oude gezag herwonnen.
Onlangs is Mark Rutte benoemd tot secretaris-generaal van de Navo, vanaf oktober 2024. Iedereen gunt hem deze positie, en is overtuigd dat hij geschikt is. Zelfs deze laatste stap in een bloeiende loopbaan laat iets zien van zijn mistige taalgebruik. Immers, al die jaren heeft hij ons verzekerd, dat hij na zijn vertrek geen boek zal schrijven, geen geschriften zal nalaten, geen commentaar zal leveren op het politieke bedrijf, en niet zal hengelen naar een fraaie internationale bestuurlijke functie (M182). Dit is nu aantoonbaar onjuist. De auteurs van Het raadsel Rutte veronderstellen op p.248 zelfs (niet bijster fraai) dat Rutte zijn vierde kabinet liet slippen juist wegens dit aanlokkelijke vooruitzicht.
Ik merk dat ik veel leer door de biografieën van politici te lezen. Den Uyl maakt op mij de indruk van een gedreven ideoloog. Lubbers, Kok en Rutte zijn vaardige procesmanagers, die succesvolle kabinetten hebben geleid. Ik heb bewondering voor Mark Rutte wegens zijn empathische, energieke en vrolijke stijl van leiderschap. Maar zijn politieke boodschap is klassiek liberaal, en vind ik daarom niet bijster sociaal (al ziet hij zelf dit anders). De beleidsontwikkeling werd te zeer geënt op het Angelsaksische model, wat moeilijk verenigbaar is met de Nederlandse instituties van neocorporatisme. Rutte 2 was geen voortzetting van Paars. Dit werd pijnlijk duidelijk in de toeslagen affaire. Ik herken een uitspraak van Lodewijk Asscher (de onfortuinlijke minister van SZW in Rutte 2): "Ik vind dat hij met al zijn unieke talenten en vaardigheden betere dingen had kunnen doen" (RR223).