Maatschappelijke gebeurtenissen vinden plaats in een institutioneel kader. In het vervolg wordt de politieke ontwikkeling in Nederland geschetst voor de jaren tussen 1918 en 2017. Alle kabinetten worden beschreven voor de periode na 1945, evenals hun coalities. Er wordt veel verwezen naar eerdere blogs. De meest recente periode 2002-2017 wordt meer in detail geanalyseerd. Hierbij wordt in het bijzonder gezocht naar punctaties van het beleid. Als toegift wordt aandacht besteed aan het gedachtengoed van de Franse anarchist Proudhon (negentiende eeuw).
De politiek heeft een aanzienlijke invloed op de nationale welvaart en het welzijn van mensen. Sociaal-economische analyses moeten rekening houden met institutionele factoren, zoals de bestuurlijke wetgeving, de politieke invloed van maatschappelijke groepen, en de ideologie en de stabiliteit van de regering. Ook het strategische gedrag van politieke actoren bepaalt de loop van de ontwikkeling. De actoren en de instituties zijn onderworpen aan een pad-afhankelijkheid, al is bijsturing altijd mogelijk. De huidige paragraaf geeft een overzicht van de Nederlandse kabinetten in de periode van 1918 tot heden, en wil daarmee een kader scheppen voor toekomstige blogs.
De periode 1918-1940 (het zogenaamde Interbellum) leent zich slecht voor rationele of zelfs kwantitatieve analyses, om een aantal redenen. Ten eerste is er relatief weinig kwantitatieve informatie beschikbaar over deze periode. Ten tweede ontstond er vanaf 1929 een uitzonderlijke situatie, wegens de economische Grote Depressie, en vervolgens de dreiging van oorlog in Europa. En ten derde wordt indertijd de Nederlandse politiek nog grotendeels bepaald door ideologieën en dogma's. Dit wordt helder aangetoond door de figuur 1, die de verdeling van parlements-zetels over een aantal christelijke en socialistische partijen weergeeft. Aangezien indertijd de Tweede Kamer bestaat uit 100 zetels, zijn de getallen tevens ongeveer de percentages van behaalde stemmen. Getoond zijn de uitslagen voor de Rooms-katholieke Kamerclub (vanaf 1929 de RKSP), de protestantse partijen ARP en CHU, en de socialistische SDAP.
De figuur 1 bewijst, dat het electoraat indertijd vast is gebonden aan een eigen partij. De maatschappij is verzuild, en zij zal dat blijven tot ruwweg 1965. De kiezers baseren hun partij-keuze op het advies van hun geestelijke raadsman. Hun voorkeur wordt bepaald door de traditie en door de ideologie. Zij voldoen nog aan het mensbeeld van de homo sociologicus, dat de grondslag is voor het communitarisme1. Blijkens de figuur 1 zijn de groepen van katholiek- en protestants-gezinden ongeveer even groot. Gedurende het hele interbellum beschikken zij tezamen over de parlementaire meerderheid (paars in figuur 1). Inderdaad bestaat de regering steeds uit coalities van de RKSP, ARP, en CHU. De socialisten zijn wat kleiner in omvang, en zijn permanent veroordeeld tot de oppositie. Trouwens in het begin willen zij niet anders. Zij zijn heilig overtuigd, dat zij tenslotte zelf de meerderheid zullen verwerven.
Feitelijk is de maatschappelijke stabiliteit van het interbellum verbazend. Vanaf 1929 lijdt Nederland onder de mondiale depressie, en de werkloosheid stijgt naar 15%. De sociale zekerheid is dan nog karig. Gedurende het interbellum speelt de ARP-leider H. Colijn een dominante rol, als premier van vijf kabinetten. Hun beleid tijdens de recessie is gericht op een internationaal waardevaste Nederlandse munt. Daarmee wordt kapitaal gelokt, maar de Nederlandse export wordt geschaad. Toch is dit zuinige beleid voor de vele Rooms-katholieke arbeiders geen reden om een andere politieke partij te steunen. De christelijke vakbeweging verzet zich evenmin tegen het beleid. Inderdaad is het effect van overheids-investeringen en van een devaluatie van de munt onzeker2.
De toenmalige politiek is zo traditioneel, dat het weinig zin heeft om het economische beleid van de afzonderlijke kabinetten te onderzoeken met moderne methoden. Nochtans blijft het interbellum relevant voor het heden wegens de maatschappelijke gevolgen van de verzuiling. Ook zijn indertijd in Nederland enkele belangrijke multinationale ondernemingen tot volle bloei gekomen (Unilever, Fokker, Philips, Koninklijke Shell, Akzo, KNHS (Hoogovens)). Daarom heeft de Gazet toch ruim aandacht besteed aan de ideologische initiatieven van toen. Blogs over het socialisme beschrijven het Socialisatie rapport, het Plan van de Arbeid, en de visies van SDAP-kopmannen Troelstra en Wibaut. Een aparte blog onderzoekt de ideeën van het protestantisme tijdens het interbellum, met name de programma's van de ARP en CHU. Ook is een blog gewijd aan de visie van CHU-kopman Slotemaker de Bruine.
Direct na de Tweede Wereldoorlog is de SDAP bereid om te participeren in een regering. In 1946 wordt zij omgevormd tot de PvdA. De RKSP heet voortaan KVP. Kennelijk is indertijd het gevoel van harmonie zo groot, dat de KVP en PvdA tezamen een hele reeks van regeringen vormen, de zogenaamde rooms-rode coalities. De coalities worden meestal aangevuld met enkele kleine partijen, zodat zij vaak een kwartet zijn. De tabel 1 geeft een overzicht van deze regeringen, en van de verkiezingsresultaten (in %) van de betreffende partijen. Overigens zijn Schermerhorn, Drees 2 en Beel 2 overgangskabinetten, die de verkiezingen voorbereiden. De primaire taak van de regeringen is de wederopbouw van de Nederlandse economie. Daarnaast experimenteren zij met het corporatisme in de economie, wat jammerlijk mislukt. Zo worden de systeem-bouwers geconfronteerd met de realiteit.
kabinet | coalitie-partijen | KVP | PvdA | ARP | CHU | VVD | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1945-1946 | Schermerhorn | KVP-PvdA-ARP | |||||
1946-1948 | Beel 1 | KVP-PvdA | 31 | 29 | 13 | 8 | - |
1948-1951 | Drees 1 | KVP-PvdA-CHU-VVD | 31 | 26 | 13 | 9 | 8 |
1951-1952 | Drees 2 | KVP-PvdA-CHU-VVD | |||||
1952-1956 | Drees 3 | KVP-PvdA-ARP-CHU | 29 | 29 | 11 | 9 | 9 |
1956-1958 | Drees 4 | KVP-PvdA-ARP-CHU | 33 | 32 | 10 | 9 | 8 |
1958-1959 | Beel 2 | KVP-ARP-CHU |
Aangezien bovendien de verzuiling nog stand houdt, is deze periode evenmin bijster geschikt voor moderne rationele of kwantitatieve analyses3. Des ondanks heeft de Gazet ruim aandacht besteed aan deze periode van wederopbouw, omdat zij een aantal instituties heeft voortgebracht, die nog steeds invloed uitoefenen. Vermeldens waard zijn de Stichting van de Arbeid, de SER, het Centraal Planbureau, en de ondernemings-raden. Sommigen menen, dat in deze periode de basis voor het poldermodel is gelegd. Ook is een aanvang gemaakt met het realiseren van de welvaartsstaat, te beginnen met de AOW als staats-pensioen. De blog over de visie van Van Cleeff schetst de tijdgeest. En de industrialisatie is toen planmatig versneld, wat heeft geleid tot een doorgroei van bedrijven zoals DSM en KNHS (later Estel, Corus en Tata Steel). Dien ten gevolge illustreert deze periode goed, wat centrale planning en concertatie wel en niet vermogen te bereiken.
In de periode 1959-1977 wordt de Nederlandse welvaarts-staat voltooid. Tevens raken de ideologische zuilen toenemend in verval4. De Nederlandse maatschappij wordt individualistisch. Daarom worden de politieke ontwikkelingen dynamischer en interessanter. De kiezers gaan hun stem bewust uitbrengen op basis van eigen opvattingen en belangen. Zij krijgen waardering voor het hedendaagse mensbeeld van de rationele, berekenende burger (homo economicus). De tabel 2 beschrijft de kabinetten en de verkiezingsresultaten (in %) van de betreffende partijen gedurende deze periode. De Gazet heeft ook deze periode intensief onderzocht, zowel economisch als politiek5. Daarbij zijn regelmatig tijdreeksen van economische gegevens gebruikt om de maatschappelijke ontwikkelingen te schetsen.
kabinet | coalitie-partijen | KVP | PvdA | ARP | CHU | VVD | D'66 | PPR | DS'70 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1959-1963 | de Quay | KVP-ARP-CHU-VVD | 32 | 30 | 9 | 8 | 12 | - | - | - |
1963-1965 | Marijnen | KVP-ARP-CHU-VVD | 32 | 28 | 9 | 9 | 10 | - | - | - |
1965-1966 | Cals | KVP-PvdA-ARP | ||||||||
1966-1967 | Zijlstra | KVP-ARP | ||||||||
1967-1971 | De Jong | KVP-ARP-CHU-VVD | 27 | 24 | 10 | 8 | 11 | 4 | - | - |
1971-1973 | Biesheuvel | KVP-ARP-CHU-VVD-DS'70 | 22 | 25 | 9 | 6 | 10 | 7 | 2 | 5 |
1973-1977 | den Uyl | KVP-PvdA-ARP-PPR-D'66 | 18 | 27 | 9 | 5 | 15 | 4 | 5 | 4 |
Interessant is het kabinet-de Quay, dat een terugkeer is naar de christelijke coalities van het interbellum. Langzaam maakt de ideologie plaats voor pragmatisme. Dit beleid wordt voortgezet in het kabinet-Marijnen. Het einde van het corporatisme en de liberalisering van de arbeidsmarkt leiden tot een loon-explosie in 1964. Maar de na-oorlogse periode van rooms-rode kabinetten heeft de christelijke band verzwakt. De KVP en ARP zijn linkser geworden, en botsen met de liberale VVD en CHU. Na twee jaren valt het kabinet wegens onenigheid over het bestel van publieke omroepen6. Daarna wordt het kabinet-Cals gevormd, zonder nieuwe verkiezingen. Echter dit is geen herstel van de rooms-rode coalities. Het kabinet valt na anderhalf jaar, tot ergernis van de deelnemende socialisten. Het kabinet-Zijlstra bereidt de verkiezingen voor.
Nogmaals treedt een christelijke regering aan, het kabinet-de Jong. De individualisering, de deconfessionalisering, en de ontzuiling, die sinds decennia sluipend optraden, woeden nu in volle hevigheid. Dit tast het traditionele gezag aan. De kerken worden werelds. Mondiaal gaat het proces van emancipatie gepaard met geweld, zoals in de dekolonisatie en de Amerikaanse beweging voor burger-rechten. De Amerikaanse New Left beweging waait over naar Nederland, en ontregelt de maatschappij. Colllectieve actie en oproer domineren het straatbeeld. In korte tijd ontstaan nieuwe partijen, zoals D'66, DS'70 en de PPR. Het christelijke kabinet-Biesheuvel heeft al de nieuwe partij DS'70 nodig voor de parlementaire meerderheid. Dat komt de stabiliteit niet ten goede. DS'70 onder Drees jr, de zoon van de PvdA-leider, laat het kabinet vallen na onenigheid over bezuinigingen.
Intussen is de Nederlandse politiek zozeer veranderd, dat het vormen van coalities lastig wordt. De KVP verkeert in een identiteits-crisis. Uiteindelijk ontstaat uit de politieke impasse het wonderlijke kabinet-den Uyl, een coalitie van vijf partijen. De PvdA vormt de kern van dit kabinet. Qua samenstelling herinnert het aan de rooms-rode kabinetten, maar zeker niet qua inhoud. De PvdA is geen schim meer van de gedisciplineerde beweging onder Drees. Nieuw Links heeft veel invloed op de koers7. Onder Den Uyl worden de staats-uitgaven (staats-quote) structureel omhoog gedreven, onder andere via een expansie van de uitkeringen. De welvaartsstaat dreigt utopische vormen aan te nemen. De winsten van de ondernemingen kelderen. Binnen de vakbeweging ontstaan revolutionaire ambities. Het kabinet maakt zijn termijn net niet vol.
Gedurende de periode 1977-1989 wordt de Nederlandse welvaartsstaat hervormd. De na-oorlogse periode van grote economische groei en bloei is geëindigd na de sterke stijging van de olie-prijzen. De opgebouwde welvaartsstaat is te genereus voor het lagere groei-tempo. Bovendien heeft het kabinet-den Uyl de voorzieningen nog verder uitgebouwd. In 1982 raakt Nederland in een ernstige recessie, deels huis-gemaakt. Er zijn drie centrum-rechtse kabinetten nodig om de ernstigste schade te herstellen. Oorspronkelijk lukt dit nog slecht, wegens een groot maatschappelijk verzet. De mensen hebben moeite om te geloven, dat de gouden jaren echt voorbij zijn. De tabel 3 geeft een overzicht van deze regeringen, en van de verkiezingsresultaten (in %) van de betreffende partijen.
kabinet | coalitie-partijen | CDA | PvdA | VVD | D66 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1977-1981 | van Agt 1 | CDA-VVD | 32 | 34 | 18 | 5 |
1981-1982 | van Agt 2 | CDA-PvdA-D66 | 31 | 28 | 17 | 11 |
1982-1982 | van Agt 3 | CDA-D66 | ||||
1982-1986 | Lubbers 1 | CDA-VVD | 29 | 30 | 23 | 4 |
1986-1989 | Lubbers 2 | CDA-VVD | 35 | 33 | 17 | 6 |
De politieke situatie in 1977 is complex. De geradicaliseerde PvdA wekt verzet op bij de KVP, maar krijgt steun vanuit de ARP. Des al niettemin fuseren de KVP, ARP en CHU tot het CDA. De verkiezings-uitslag maakt een kabinet van PvdA en CDA voor de hand liggend. Echter, de verschillen zijn groot, en de PvdA onderhandelt slecht. Dit mondt ten slotte uit in de vorming van het centrum-rechtse kabinet-van Agt 1. Dit kabinet wil hervormen, maar wordt daarin geblokkeerd door een groepje dissidente eigen kamerleden. Na een kort intermezzo van het politiek verlamde kabinet-van Agt 2 nemen eindelijk de kabinetten Lubbers 1 en Lubbers 2 de hervormingen krachtig ter hand.
De twee kabinetten-Lubbers markeren een maatschappelijk kantelpunt. De persoonlijkheid van Ruud Lubbers, de premier, heeft het succes van deze kabinetten zeker bevorderd. Er treedt een nieuwe pleit-coalitie (advocacy) aan, die bereid is om ingrijpende maatregelen op de politieke agenda te plaatsen. Het beleid wordt gepuncteerd. Hoewel het nieuwe beleid liberaal is, baseert de uitvoering op pragmatisme. Al direct bij het aantreden van deze kabinetten, in 1982, vervangt ook de vakbeweging haar ideologische strijd door een meer zakelijke benadering. Dat alles maakt het beleid transparanter, en de empirische gegevens beter toegankelijk voor wetenschappelijke analyses.
De periode 1989-2002 wordt gekenmerkt door een pragmatisch en constructief beleid, dat leidt tot een groeiende welvaart. Sommigen spreken van een polder-model, wat overigens vooral verwijst naar het arbeids-overleg. In terugblik is de ontwikkeling wel beschreven als een Nederlands wonder. Opvallend is, dat alle grote Nederlandse partijen hebben deelgenomen aan dit succes. De ideologische verschillen nemen aanzienlijk af. Dit wordt gestimuleerd door de instorting van het Leninisme, tussen 1990 en 1992. Het geloof in socialistische planning is verdwenen. In deze periode besturen leiders zoals Clinton, Blair en Schröder met een sociaal-liberale koers. Zie de tabel 4 voor een overzicht van deze regeringen, en van de verkiezingsresultaten (in %) van de betreffende partijen.
kabinet | coalitie-partijen | CDA | PvdA | VVD | D66 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1989-1994 | Lubbers 3 | CDA-PvdA | 35 | 32 | 15 | 8 |
1994-1998 | Kok 1 | PvdA-VVD-D66 | 22 | 24 | 20 | 15 |
1998-2002 | Kok 2 | PvdA-VVD-D66 | 18 | 29 | 25 | 9 |
Het kabinet-Lubbers 3 begint met hervormingen van de sociale zekerheid. Daarna wordt Lubbers als drijvende persoonlijkheid afgelost door Wim Kok, de voormalige vakbondsleider. Hij slaagt er in om de kabinetten-Kok 1 en Kok 2, waarin liberalen en sociaal-democraten samenwerken, tot een goed einde te brengen. Hoewel deze kabinetten gewoonlijk Paars worden genoemd, duiden de diverse blogs in de Gazet deze koers aan als het radicale midden. Centraal staan economische prestaties, werkgelegenheid ("Werk, werk, werk ..."), en een doelmatige publieke sector. De staats-begroting komt eindelijk weer in balans. De participatie van burgers wordt gestimuleerd. Toch is er een groeiende maatschappelijke onvrede, die vooral is gericht tegen de Europese Unie en de vrije migratie. Zij komt tot een politieke uitbarsting in de volgende periode.
De periode 2002-heden heeft nog weinig aandacht gekregen in de Gazet8. Nochtans is kennis van de moderne politiek onmisbaar voor het analyseren van de sociaal-economische ontwikkeling. De huidige paragraaf doet hiervoor een eerste aanzet. Sinds het begin van de huidige eeuw bloeien overal in Europa nationaal-conservatieve partijen op. Kennelijk slagen zij er in om bepaalde zorgen van het electoraat te verwoorden. Velen denken, dat hun ideeën geen voedingsbodem zullen vinden in Nederland. Maar vanaf 2002 breken zij toch door, en hebben sindsdien een aanhang van 10-15%. Voor alsnog zijn zij bestuurlijk een destabiliserende factor. Daarnaast krimpen de traditionele volkspartijen in, zodat het politieke spectrum fragmenteert. Voorts wordt in deze periode de aantasting van de atmosfeer van de aarde door emissies hoger op de agenda geplaatst. Dit vraagstuk schept een acuut energie-probleem.
kabinet | coalitie-partijen | CDA | PvdA | VVD | D66 | PVV | CU | LPF | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2002-2003 | Balkenende 1 | CDA-VVD-LPF | 28 | 15 | 15 | 5 | - | 3 | 17 |
2003-2006 | Balkenende 2 | CDA-VVD-D66 | 29 | 27 | 18 | 4 | - | 2 | 6 |
2006-2006 | Balkenende 3 | CDA-VVD | |||||||
2006-2010 | Balkenende 4 | CDA-PvdA-CU | 27 | 21 | 15 | 4 | 6 | 4 | 0 |
2010-2012 | Rutte 1 | CDA-VVD | 14 | 20 | 21 | 7 | 15 | 3 | - |
2012-2017 | Rutte 2 | PvdA-VVD | 9 | 25 | 27 | 8 | 10 | 3 | - |
2017-heden | Rutte 3 | CDA-VVD-D66-CU | 12 | 6 | 21 | 12 | 13 | 3 | - |
De tabel 5 toont een overzicht van de regeringen in deze periode, en van de verkiezingsresultaten (in %) van de betreffende partijen. In 2002 boekt een nieuwe partij, de Lijst Pim Fortuyn (afgekort LPF), een enorme en onverwachte verkiezings-winst. Tevens wordt Nederland opgeschrikt door de afschuwelijke politieke moord op Fortuyn. De LPF neemt deel aan het kabinet-Balkenende 1, maar stort in chaos zonder haar leider. Het kabinet valt snel. Gezien de verkiezings-uitslag ligt een coalitie CDA-PvdA voor de hand. Maar opnieuw onderhandelt de PvdA slecht. Daarom ontstaan ten slotte de centrum-rechtse kabinetten-Balkenende 2 en 3, aanvankelijk samen met D66. In Balkenende-4 is een coalitie van CDA en PvdA onvermijdelijk. Zij wordt aangevuld met de Christen-Unie (afgekort CU). In 2008 wordt het kabinet geconfronteerd met de mondiale banken-crisis. Het CDA lijdt een enorme verkiezings-nederlaag
In 2010 wordt de nationaal-conservatieve leegte, achtergelaten door de LPF, gevuld door de Partij voor de Vrijheid (afgekort PVV). Zij zegt steun toe aan het minderheids-kabinet Rutte 1. Maar de PVV is economisch linkser dan de LPF. Zij trekt haar gedoog-steun in, wanneer het kabinet wil bezuinigen. Het CDA verliest nogmaals bij de verkiezingen, en is geen volkspartij meer. Merk op, dat de CU hiervan niet profiteert. Dan treedt het kabinet-Rutte 2 aan, dat in essentie weer Paars is. Dit kabinet voert een herstel-beleid, dat nodig is wegens de crisis van staats-schulden in de euro-zone. Bij de verkiezingen verliest de PvdA nog erger dan tevoren het CDA, en wordt haast gedecimeerd. Ook deze partij verliest de status van volkspartij. Groen Links profiteert hiervan enigszins9. Het kabinet Rutte-3 is weer een christen-liberale coalitie, maar meer gefragmenteerd dan in de jaren 80 van de vorige eeuw10.
In deze paragraaf wordt een eerste aanzet gegeven voor de analyse van de politieke ontwikkelingen in Nederland na 2002. De nadruk ligt op de hervormingen in de regerings-periodes, en op de rol van toon aangevende actoren11. Alleen de punctaties (zeg, omslagen) van beleid worden onderzocht. Natuurlijk zijn er ook vele incrementele veranderingen van beleid, maar die blijven hier buiten beschouwing. Aldus ontstaat een beeld van de dynamiek van de beleids-agenda. Het overzicht loopt niet door tot het heden, maar eindigt in 2017. De Gazet wil een afgewogen beschrijving geven, en dat vergt enige tijd voor bezinning. Uw blogger heeft deze periode actief beleefd, althans tot 2015, als kaderlid van de PvdA en het FNV. Daarna eiste de Gazet al zijn aandacht op.
Niemand heeft in 2002 de razend snelle opkomst van de Lijst Pim Fortuyn voorzien. Natuurlijk blonk Fortuyn uit in het debat met de andere lijst-aanvoerders, dankzij zijn heldere standpunten en een spottende humor12. Dat droeg bij aan zijn succes. Maar kennelijk appelleerde hij ook inhoudelijk aan de behoeften van het electoraat. Hij presenteerde zijn politieke programma in het boek De puinhopen van acht jaar Paars. In essentie sluit het programma aan bij de liberale hoofdstroom. De wedijver tussen maatschappelijke actoren is wenselijk, omdat zij de prestaties stimuleert. Fortuyn verwerpt de schaalvergroting in organisaties (gemeenten, scholen, zorg-instellingen, enzovoort), omdat zij leiden tot monopolies. In monopolies ontstaat een ondersteunende en aansturende bureaucratie, die hoge kosten veroorzaakt. Fortuyn meent, dat een netwerk van kleinere organisaties goedkoper is. Zij kunnen op afstand worden ondersteund, via electronische dienstverlening13.
Maar Fortuyn heeft nog een tweede doel met de schaalverkleining. Dit deel van zijn programma is conservatief. In kleine organisaties zijn de groepsdruk en de sociale controle veel groter. Zij dwingen tot gehoorzaamheid aan de sterke groepsmoraal, waardoor er minder storend gedrag is, en de interne veiligheid en geborgenheid worden bevorderd. Fortuyn hecht dermate aan sociale samenhang, dat hij de traditionele Islam met kracht wil weren uit Nederland. Een groeiende Islam in Nederland zal tenslotte leiden tot ontwrichtende conflicten. Aangezien de Islam in Nederland groeit door de massa-migratie, wil Fortuyn een inperking van de asiel-vergunningen en de gezins-hereniging. De koppeling van migratie aan de traditionele Islam is natuurlijk weinig overtuigend. Maar kennelijk heeft vooral dit conservatieve aspect van Fortuyn bijgedragen aan zijn populariteit14.
Is het programma van Fortuyn een punctatie, die leidt tot een wijziging van het beleid? In De puinhopen van acht jaar Paars wisselen onzin en serieuze voorstellen elkaar af. Zijn liberale argument voor schaal-verkleining van organisaties vindt weinig bijval. Zij botsen met de trend, en de vermeende voordelen overtuigen niet. Maar het conservatieve pleidooi voor maatschappelijke samenhang kan wel worden gezien als een punctatie. Een ongecontroleerde massa-migratie zal de maatschappij ontwrichten, omdat haar absorptie-vermogen beperkt is. Er zijn grenzen aan de stabiliteit van multi-culturaliteit. De publicaties van denkers zoals Bolkestein, Scheffer en Fortuyn hebben geleid tot meer aandacht voor de nationale veiligheid en leefbaarheid. Zij erkennen, dat de toenemende menselijke mobiliteit een natuurlijk gevolg is van de mondiale ontwikkeling. Maar de migratie mag of kan niet worden overgelaten aan het spel der vrije krachten15.
Ook het CDA is succesvol tijdens de verkiezingen van 2002. De lijst-aanvoerder J.-P. Balkenende publiceert dan het boek Anders en beter. Hij wil de bureaucratie bestrijden net zoals Fortuyn. Maar zijn economische analyse is christen-democratisch, met de nadruk op het maatschappelijk middenveld als de motor van particulier initiatief. Hij voelt weinig voor marktwerking in de publieke sector16. En hij wijst de directe democratie af (p.123). Het CDA heeft de LPF in deze opzichten geblokkeerd. Anderzijds sympathiseert Balkenende met de conservatieve visie van Fortuyn. Het samenleven vergt een gedeelde moraal (p.62). Hij accepteert de migratie, maar wil haar bemoeilijken (p.59). Een migrant wordt enkel toegelaten, wanneer die zich inspant om te integreren17. Balkenende waardeert echter religies, en levert daarom geen openlijke kritiek op de Islam.
Het valt op, dat het CDA en de LPF veel opvattingen gemeen hebben, vooral betreffende de noodzaak van een collectieve moraal18. Burgers worden meer dan voorheen aangesproken op hun gedrag. Zij zijn verantwoordelijk voor zichzelf. De coalitie CDA-LPF-VVD begreep de toenmalige tijdgeest, en gaf multi-culturaliteit als beleid op. Migranten moeten dwingend integreren. Het kabinet was inhoudelijk inderdaad bevredigend voor de deelnemende partijen. Wellicht was het zelfs onverstandig, dat al na enkele maanden het kabinet Balkenende 1 ten val werd gebracht door het CDA en de VVD19.
Het herstel van de PvdA tijdens de verkiezingen van 2003 kwam onverwacht, en was niet beoogd door het CDA en de VVD. Ondanks een langdurige informatie slaagden het CDA en de PvdA er in 2003 niet in om een coalitie-akkoord af te sluiten. Er is niet een duidelijk breekpunt. Kennelijk konden de twee partijen niet het vertrouwen opbouwen, dat een kabinet de ideologische verschillen zouden kunnen overbruggen20. Wellicht was ook een obstakel, dat de PvdA onder lijst-aanvoerder Bos nog sterk blijft vertrouwen op staats-interventies. Vervolgens ontstond een kabinet, bestaande uit de coalitie van CDA, VVD en D6621. Het is veelzeggend, dat D66 toetreedt tot dit kabinet, omdat het enkele sociaal-economische hervormingen wil steunen, die in Paars waren geblokkeerd door de PvdA. Daarom kan het regeer-akkoord worden opgevat als een punctatie van het heersende beleid.
De hervormingen betreffen concreet de beperking van de instroom in de WAO (arbeids-ongeschiktheid), meer eigen bijdragen in de zorg (profijt-beginsel), en een nieuw stelsel voor de dekking van de ziekte-kosten22. Voorts wordt de Bijstandswet (ABW) vervangen door de Wet werk en bijstand (WBB)23. Al deze hervormingen belichamen het paradigma, dat mensen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun welzijn. Voorts bevat het regerings-akkoord voorstellen voor democratische vernieuwing, zoals meer directe democratie, op initiatief van D66. Hier neemt D66 de rol van de LPF over. Maar deze poging tot een punctatie zal niet lukken, door tegenwerking van de CDA- en VVD-fracties24. De sfeer in het kabinet en tussen de coalitie-fracties verslechtert, en in 2006 laat de D66 fractie de regering vallen. De D66 ministers verlaten het kabinet.
De verkiezingen van 2006 worden gekenmerkt door de winst van de Socialistische Partij (afgekort SP), die stijgt van 6% van de stemmen naar bijna 17%. Vervolgens wordt zij weliswaar betrokken bij de informatie, maar als actie-partij is zij onvoldoende compromis-bereid. Het kabinet Balkenende 4, met CDA-PvdA-CU, lijkt een solide resultaat, omdat de drie lijst-aanvoerders zich willen inspannen voor een harmonieuze maatschappij. De PvdA heeft intussen de sociaal-economische hervormingen van het kabinet Balkenende 2 geaccepteerd. Zij wil mee-besturen in de regering25. Het kabinet wil het beleid incrementeel bijsturen26. In 2008 slaat de financiële crisis over naar Nederland. Gelukkig bestaat binnen het kabinet consensus over het te voeren crisis-beleid.
Des al niettemin wordt de sfeer in het kabinet slechter, vooral tussen de lijst-aanvoerders Balkenende (CDA) en Bos (PvdA). De geraadpleegde bronnen maken niet duidelijk wat de oorzaak is27. Een ongunstige factor was de slepende affaire van de Amerikaanse invasie in Irak, die politiek was gesteund door het kabinet Balkenende 2, zeer tegen de zin van de PvdA28. Het kabinet Balkenende 4 valt helaas in 2010 door een definitieve breuk van vertrouwen tussen het CDA en de PvdA, op een moment dat eigenlijk iedereen baat heeft bij politieke stabiliteit.
In de verkiezingen van 2010 wordt de PVV de grote winnaar. De PVV verzet zich nog meer dan de LPF tegen de traditionele Islam in Nederland. Aangezien de PVV kiest voor stigmatisering van het islamitische deel van de bevolking, geldt zij als een paria bij de andere partijen. Overigens is de PVV economisch links, anders dan de LPF29. Echter de uitslag van de verkiezingen is zodanig, dat coalities zonder de PVV weinig stabiel zijn. Wellicht het meest kansrijke alternatief is een coalitie van VVD, CDA en PvdA. Echter dit wordt geblokkeerd door de nieuwe PvdA lijst-aanvoerder Cohen30. Vermeldens waard is, dat Cohen geldt als een aanhanger van multi-culturaliteit31.
Tenslotte ontstaat een minderheids-kabinet van VVD-CDA. Dit kabinet Rutte 1 sluit een gedoog-akkoord met de PVV. Kenmerkend voor het gedoog-akkoord zijn een strenger migratie-beleid, en een betere ouderenzorg en veiligheid32. Er zal niet worden bezuinigd op de sociale zekerheid. Echter dit beleid is niet zodanig, dat er sprake is van een punctatie. De VVD had eigenlijk veel meer willen bezuinigen, maar vindt kennelijk toch veiligheid en een gecontroleerde migratie belangrijker33.
Tijdens de verkiezingen van 2012 heeft de PvdA een korte en (voor alsnog) eenmalige electorale opleving, onder lijst-aanvoerder Samsom. Het kabinet Rutte 2 van VVD en PvdA wordt gevormd. Het is een minderheids-kabinet, omdat het maar 40% van de zetels in de Eerste Kamer heeft. Het krijgt gedoog-steun van D66, CU en SGP. Net zoals eerder de Paarse kabinetten, blijkt ook deze VVD-PvdA coalitie tamelijk stabiel te zijn. Samsom wil eigenlijk harmonie met de oppositie, en zelfs een "Oranje"-akkoord, dat moet zorgen voor een brede politieke steun voor het kabinet. Als leider van de PvdA fractie stelt hij zich monistisch op34. Merkwaardiger wijze wordt hij in 2016 als lijst-aanvoerder vervangen door Asscher35. Kenmerkend voor het algemene beleid zijn de bezuinigingen, ten einde te kunnen voldoen aan het Europese stabiliteits- en groei-pact. Het kabinet combineert de bezuinigingen met vele hervormingen.
De meeste van de beleids-wijzigingen zijn incrementeel. Een deel bestaat uit wetgeving, zoals de Participatie-wet, de Wet langdurige zorg, de Wet studievoorschot hoger onderwijs, en de Omgevingswet36. Het strenge migratie-beleid wordt voortgezet37. Echter het Woon-akkoord van 2013 kan een punctatie worden genoemd. Een essentieel onderdeel van dit akkoord is de afbouw van de hypotheekrente aftrek voor huis-eigenaren38. Gedurende tientallen jaren was het verzet tegen de aftrek sterker geworden, en in 2012 is er eindelijk een meerderheid voor de hervorming. Het kantelpunt wordt overschreden. De tabel 6 vat alle punctaties nog eens samen.
Jaar | punctatie |
---|---|
2002 | controle op de immigratie |
2003 | eigen verantwoordelijkheid van burgers |
2013 | afbouw van de hypotheekrente aftrek |
2017 | milieuplan |
De Fransman Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865) behoort tot de grondleggers van het anarchisme, tezamen met andere illustere personen zoals de Russen Kropotkin en Bakoenin. Proudhon was een belezen typograaf, die bekend wordt tijdens de Franse revolutie van 184839. Tijdens zijn leven heeft hij enige aanhang in het proletariaat van Parijs, dankzij zijn populistische toon. In 1848-1850 geeft hij zelfs het tijdschrift Le Peuple uit. En hij schrijft een tiental boeken. Maar al snel na zijn dood geeft de internationale arbeiders-beweging de voorkeur aan het marxisme, waardoor de ideeën van Proudhon vergeten raken. Tegenwoordig wordt alleen in Frankrijk zelf nog verwezen naar zijn publicaties40. Deze blog plaatst zijn ideologie in de context van de hedendaagse inzichten. Het doel is vooral om te laten zien hoe misleidend juist de denkbeelden van volksmenners kunnen zijn41.
In veel opzichten is Proudhon een voorloper van doctrinaire liberalen zoals F.A. Hayek, al wordt dit zelden vermeld. Proudhon waarschuwt tegen de macht van de staat, die voor hem de dwang van de democratische meerderheid vertegenwoordigt42. De hiërarchie is de moderne vorm van de feodale dorps-gemeenschap. Daarom is zij een schadelijk anachronisme. De formele wetgeving van het centrale bestuur moet minimaal zijn. De maatschappij moet worden voortgedreven door de concurrentie op vrije markten. Volgens Proudhon zijn zulke markten de beste garantie voor individuele vrijheid en rechtvaardigheid43. In het ideale geval bestaan alle menselijke relaties uit vrijwillige contracten. Relaties moeten een gelijke ruil zijn. Dit model van Proudhon vindt men nog heden in de nieuwe institutionele economie (afgekort NIE) en de sociologische theorie van Coleman, al is zij dan uitdrukkelijk bedoeld als een abstractie, en niet als de realiteit.
Volgens Proudhon is de vrije ruil hetzelfde als de Gouden Regel uit de Bijbel. Er is wederkerigheid ("donnant, donnant")44. Men werkt spontaan samen, wanneer dat loont. Het zal niet verbazen, dat Proudhon hevige kritiek levert op de Franse socialisten van zijn tijd, zoals De Saint-Simon, Fourier, en Blanc, en hun aanhangers. Immers, zij willen het bestuur centraliseren, en daarmee de individuele autonomie smoren. Hij vindt de socialistische voorstellen utopisch45. Toch heeft men Proudhon zelf altijd een socialist genoemd, omdat hij het arbeids-loze inkomen verwerpt. Deze opvatting is ondenkbaar voor liberalen. Het standpunt van Proudhon is begrijpelijk in politiek opzicht, omdat hij de woordvoerder wil zijn van het proletariaat, dat zelf geen eigendom heeft. Maar zijn standpunt is een blunder in economisch opzicht, en dat was zelfs in zijn tijd al bekend. Het is ontstellend, dat een populist kennelijk evidente waarheden zonder moeite terzijde kan schuiven46.
De redenatie van Proudhon is als volgt. Land en kapitaal-goederen brengen geen waarde voort, zolang zij niet worden gecombineerd met arbeid. Daarom wordt alle waarde voortgebracht door arbeid47. Arbeidsloos inkomen is onmogelijk. Proudhon baseert hierop zijn provocerende en ondeugdelijke one-liner La propriété c'est le vol. Hij wil alle arbeidsloze inkomens uitbannen. Daarom moet een ruilbank worden opgericht, die renteloze kredieten geeft48. Hij denkt, dat deze maatregel zal leiden tot gelijkheid onder de mensen. Hij ontkent, dat arbeid productiever is, wanneer zij wordt gecombineerd met kapitaal of land49. Hij vergist zich, want productie-factoren zoals kapitaal hebben een grens-productiviteit. Logischer wijze wordt elke productie-factor beloond volgens zijn grensproduct, ook andere dan arbeid. Dit is een economisch argument ten gunste van arbeidsloze inkomens, zoals rente of huur.
Ook negeert Proudhon de psychologische argumenten ten gunste van het arbeidsloze inkomen. Mensen consumeren liever vandaag dan in de toekomst50. Dit betekent, dat zij de toekomstige waarde van een goed devalueren met een disconto. Een kapitaal zal enkel worden uitgeleend, zolang de krediteur een rente ontvangt als compensatie voor zijn verloren nut. En tenslotte negeert Proudhon ook nog de stimulansen, die uitgaan van het arbeidsloze inkomen. De eigenaar van een goed zal het willen uitlenen aan de gebruiker, die het hoogste grensproduct realiseert. Immers, dan zal zijn arbeidsloze inkomen maximaal zijn. Deze prikkel is gunstig voor de maatschappij, omdat op deze manier de productie-factoren optimaal worden ingezet (allocatie). Een eigenaar zal zijn goed nooit onverantwoord uitbuiten, want daarmee ontneemt hij zichzelf de toekomstige inkomsten. Deze positieve prikkels van eigendom zijn uitgelegd in een eerdere blog.
De hedendaagse lezer blijft wat bedremmeld achter. Het anarchisme van Proudhon is nog wel verteerbaar, wanneer men de nuances in het oog houdt. Decentralisatie en federalisme zijn tegenwoordig gewaardeerde begrippen51. Het gaat al enigszins bevreemden, wanneer Proudhon de hiërarchie afwijst. Immers, vaak is dat wel degelijk de beste vorm van organisatie. De samenwerking in organisaties is meer dan een verzameling contracten. Het economische socialisme van Proudhon is helaas ronduit schadelijk voor de welvaart, wanneer het de onmisbaarheid van arbeidsloze inkomen negeert. Maar Proudhon verzekert met een naïef vertrouwen, dat zijn systeem zal leiden tot een algehele harmonie en samenhang bij een maximale individuele autonomie52.
Het boek Qu'est-ce que la propriété? (1840) is een goed voorbeeld van de polemiserende stijl van Proudhon53. Hierin lanceert hij zijn provocerende leuze "eigendom is diefstal" (p.129). Het betoog is vooral een kritiek op het arbeidsloze inkomen, maar het wordt gecombineerd met een pleidooi voor de afschaffing van het private eigendom54. In latere boekwerken accepteert hij wel het eigendom op zich, zonder rente. Proudhon wil in Qu'est-ce que la propriété? bewijzen, dat het recht op eigendom (of op rente) dermate schadelijk is voor de maatschappij, dat het practisch onmogelijk is. Eerlijk gezegd is zijn langdurige betoog (honderden pagina's) weinig relevant en dus evenmin interessant.
Volgens Proudhon mag het persoonlijke talent van werkers niet extra worden beloond. Talent is een collectief eigendom55. Hiermee neemt Proudhon de prikkel weg om de eigen talenten te ontwikkelen. Kennelijk pleit Proudhon hier voor een gelijk loon voor allen, al accepteert hij wel, dat sommigen willen werken in deeltijd56. Soms lijkt hij propaganda te maken voor het platte communisme, dat hij zo verafschuwt.