Het radicale midden en de Paarse kabinetten

Plaatsing in Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 17 september 2017

E.A. Bakkum is blogger voor het Sociaal Consultatiekantoor. Hij denkt graag na over de arbeiders beweging.

In de jaren negentig van de vorige eeuw komt de ideologie van het radicale midden op, die vooral wordt gedragen door centrum-linkse partijen. De huidige column vat nog eens diens beginselen samen. De Amerikaanse variant wordt beschreven, die de fundamenten heeft gelegd. Vervolgens wordt het beleid van de twee Paarse kabinetten in Nederland onderzocht, omdat ook die worden gerekend tot de stroming van het radicale midden. Veel aandacht wordt besteed aan de kritiek vanuit de PvdA op haar eigen Paarse coalitie.

Ruim anderhalf jaren terug heeft een column de politieke beginselen geschetst van het zogenaamde radicale midden, ook wel de Third way genoemd. Deze relatief nieuwe beweging wordt aangehangen door vele midden-partijen, en wordt in Europa geassocieerd met de sociaal-democratie. De huidige column wil de analyse van het radicale midden verder uitdiepen. Daarvoor is het nuttig om de eerdere bevindingen nog eens samen te vatten. Uiteraard legt uw columnist vanuit zijn persoonlijke fascinatie weer de nadruk op de economische aspecten. Trouwens, de ideologie van het radicale midden is juist ontstaan dankzij de nieuwe economische inzichten, die vooral in de jaren zeventig en tachtig opkwamen, in reactie op het falende begrotingsbeleid van de staat. Denk aan de modellen, die tegenwoordig worden samengevat in de nieuwe institutionele economie en de nieuwe politieke economie1.

Het radicale midden start vanuit de constatering, dat de ideologie van de traditionele sociaal-democratie ondeugdelijk is in al haar gedaanten (socialisatie, planning, rigoureus Keynesianisme). De kiezers hechten geen geloof meer aan de sociaal-democratische bewering, dat de factoren arbeid en kapitaal tegenover elkaar staan als vijanden2. Mensen voelen zich niet meer verwant aan een klasse, maar willen individueel hun leven inrichten. Het individualisme maakt de maatschappij pluralistisch. Aldus is de economische links-rechts tegenstelling vervangen door de behoefte aan persoonlijke autonomie. Er ontstaat meer waardering voor vrijheid, terwijl tevens het belang van gelijkheid wordt gerelativeerd. Ook verwerpen de kiezers nu de sociaal-democratische voorliefde voor de staat. Immers, de maatschappij blijkt niet echt "maakbaar" te zijn door de staat. Bovendien is een grote staat fnuikend voor het private initiatief, louter wegens diens overwicht.

De cruciale waarden van het radicale midden zijn de productiviteit en de wederkerigheid. Mensen moeten zich kunnen ontplooien, zodat zij maximaal kunnen bijdragen aan de collectieve welvaart. In dit beeld past geen paternalistische staat, die de mensen afhankelijk houdt. De staat moet zich beperken tot het scheppen van gunstige randvoorwaarden, te weten het garanderen van gelijke kansen voor allen. Dit beleid heeft de ambitie van algemeenheid. Regelingen zoals een toegankelijke kinderopvang, bijscholing en ouderschapsverlof, komen ten goede aan alle maatschappelijke kringen. De consequentie en keerzijde is, dat ieder verplicht is tot een verantwoorde omgang met die kansen. Hierin uit zich de norm van wederkerigheid. Elke individu kan zijn eigen lot kiezen (keuze vrijheid), en moet zich daarvoor verantwoorden. Ieder krijgt loon naar werken. De cultuur van afhankelijkheid wordt teruggedrongen3.

Aangezien het radicale midden meer dan het liberalisme pleit voor wederkerigheid, gebruikt het hiervoor ook wel de traditionale term solidariteit. Echter de solidariteit richt zich niet meer passief louter op een verzekerd inkomen. Zij streeft naar activering, zodat de mensen in staat zijn tot zelfhulp. Dit beleid maakt intensief gebruik van prikkels, omdat zelfhulp natuurlijk niet afdwingbaar is. De beste activering is de inschakeling in het arbeidsproces, omdat aldus ieder kan voorzien in zijn levensonderhoud. In de practijk wordt dit soms gerealiseerd door de financiële lasten van de arbeid te verminderen, waarmee de staat dus toch regulerend ingrijpt. Maar dit heeft de bedoeling, dat de steun tijdelijk is en de betreffende werkers zich op den duur bevrijden uit hun precaire dienstverband. De speciale aandacht voor kwetsbare groepen wordt prioritaire gelijkheid genoemd.

Dien ten gevolge herziet het radicale midden de maatschappelijke rol van de staat, en geeft meer ruimte aan de marktwerking. Hiermee wordt tevens bereikt, dat de staat zelf doelmatiger wordt. Deze omslag wordt wel aangeduid als new public management4. De staat wordt slechts een handelaar temidden van de andere maatschappelijke organisaties, maar behoudt wel het recht om het private handelen te prikkelen of zelfs in te perken ten behoeve van het algemeen belang. Hij is een primus inter pares. Aangezien elke staat zijn eigen instituties heeft ontwikkeld in een historisch proces, geeft hij een eigen invulling aan het beleid van het radicale midden. De nationale gedaante van het radicale midden is pad afhankelijk. Bijvoorbeeld perkt een coalitie systeem de mogelijkheden voor centrum-linkse partijen in om hun beleid beleid te realiseren. Omgekeerd blijkt een traditie van corporatisme gunstig te zijn voor het radicale midden5.

Wegens de pad afhankelijkheid is het lastig om het radicale midden eenduidig te positioneren in het spanningsveld van de markt, staat en maatschappelijke kringen (het middenveld). Zie de beleidsdriehoek van Polanyi en Ganßmann6. Binnen het radicale midden is controversieel wat de bouwsteen is van de maatschappij: de individu of de kringen. Sommigen, zoals de socioloog Giddens, hechten aan het individualisme, en identificeren het radicale midden met het sociale of maatschappelijke liberalisme. Anderen, zoals de socioloog Etzioni, menen dat al het menselijke voortkomt uit kringen. Zo een radicaal midden is ideologisch verwant met het communitarisme. De visies van Giddens en Etzioni zijn allebei te verzoenen met de zonet opgesomde beginselen van het radicale midden. Deze doctrinaire onbestemdheid dwingt het radicale midden tot een technocratische en zakelijke aanpak. Dogmatici storen zich daaraan7.

Het radicale midden leent ideeën van zowel het liberalisme als de sociaal-democratie. Des al niettemin zijn er eveneens duidelijke overeenkomsten met de christen-democratie. Juist wegens deze gelijkenis heeft de Gazet enkele columns gewijd aan de christelijke beginselen. Er blijken toch verschillen te zijn, waarvan hier drie worden genoemd: (a) de christen-democratie wil de productiviteit onderwerpen aan hogere (morele) waarden; (b) zij vindt dat de individuele autonomie moet zijn ingebed in maatschappelijke kringen, wellicht meer nog dan Etzioni; (c) zij verlangt naar eerbied voor de soevereiniteit van de kringen. Wegens dit laatste moet de staat passief blijven, en mag die niet zelf de burgers gaan activeren. Corporatisme wordt aangemoedigd, bijvoorbeeld in ondernemingen, maar met minimale inbreng van de staat. Kennelijk botst toch de christelijke antithese, die de moderniteit afkeurt, met de ideologie van het radicale midden8.

Corporatisme is een obstakel voor doelmatig handelen, en daarom past het slecht in de ideologie van het radicale midden. Hier heeft ook de sociaal-democratie moeite om de omslag te maken naar het radicale midden. Immers traditioneel heeft de sociaal-democratie een innige verhouding met de vakbeweging. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw behartigde de sociaal-democratie vooral de belangen van de arbeiders. Pas later ontwikkelde zij zich tot een volksbeweging. Nog steeds hebben de sociaal-democratische partijen een vakbondsvleugel, die de evenwichtige afweging van de maatschappelijke belangen bemoeilijkt. Het is buitengewoon lastig (zij het niet onmogelijk) om zo een historisch gegroeide verbinding door te snijden. Maar het radicale midden, dat de staat plaatst in de rol van arbiter, verlangt dat wel.

Aldus staat de sociaal-democratische achterban zeker niet en bloc achter het radicale midden. In het algemeen is evenwel de kritiek vanuit de eigen rijen op het radicale midden weinig samenhangend. Daarom zal zij in de rest van de column grotendeels worden verbannen naar de voetnoten. Nochtans levert zij boeiende stof tot nadenken, misschien wel meer dan de hoofdtekst, en verdient daarom de aandacht van de lezer. De voetnoten vormen daadwerkelijk kwantitatief de hoofdmoot van de tekst en de column.

Wegens de pad-afhankelijke ontwikkeling moet men voor een gedetailleerde analyse van het radicale midden afdalen naar het niveau van de afzonderlijke staat. De huidige column focusseert op de Verenigde Staten van Amerika (afgekort VSA) en Nederland. Duitsland zal worden behandeld in een volgende column. In elk van deze regio's heeft gedurende enige tijd een regering van het radicale midden de macht. In Amerika is dat de regering Clinton, in de periode 1992-2000. Echter zij heeft niet altijd de meerderheid, en moet dan compromissen sluiten met de Republikeinse oppositie. In Duitsland is er de regering Schröder, tussen 1998 en 2005. Dit is een coalitie van de SPD met de partij Bündis'90/die Grünen. In Nederland regeert de paarse coalitie tussen 1994 en 2002, onder premier Kok. In dit kabinet zijn PvdA en VVD ongeveer even sterk, terwijl D66 duidelijk zwakker is.


Nogmaals: New Labour

Aangezien in deze drie gevallen het bestuur feitelijk bestaat uit een coalitie van partijen, rijst de vraag welke politieke groepering moet worden geïdentificeerd met het radicale midden. Het is lastig om hierop een definitief antwoord te vinden. Het is duidelijk, dat het radicale midden vooral is gepropageerd en uitgedragen door de regeringsleiders Blair, Clinton, Kok, en Schröder. Maar binnen hun eigen partijen kregen de laatste drie slechts een beperkte steun voor de koers van het radicale midden. Alleen in Groot-Brittannië is het radicale midden gekoppeld aan één partij, Labour, onder leiding van Blair9. Bovendien regeert Labour langdurig, van 1997 tot 2010. Het Britse beleid is beschreven in de voorgaande column over het radicale midden, en die vormt een nuttige referentie voor de huidige tekst. De Labour fractie in het parlement heeft steeds haar kabinet gesteund. De lezer bedenke daarbij, dat lang niet allen in de fractie dit vol overtuiging deden.

Foto van Clinton en Blair
Figuur 1: Clinton en Blair
   (Bron: archief Blair)

De sociologen S. Driver en L. Martell analyseren in hun boek New Labour (afgekort NL) de ideologie van New Labour10. Zij beschrijven diens beleid als een mengvorm van liberalisme en democratisch socialisme (p.46, 210 in NL). Het is pluralistisch (p.5, 25), en wellicht een hybride ideologie (p.54). Een sprekend voorbeeld is het strafbeleid: het combineert extra preventie met strengere straffen (p.111)11. En in de zorg wordt de bevelsstructuur vermengd met quasi-markten (p.129). Het regionale bestuur wordt gedecentraliseerd, maar de staat behoudt de zeggenschap over de gemeentelijke financiën (p.164). Aldus is er een deling van machten. Men herkent in deze punten de kernwaarden van wederkerigheid en productiviteit. Daarom meent uw columnist toch dat de Derde Weg (het radicale midden) een herkenbare eigen ideologie heeft, al is zij wat dialectisch. In het vervolg zal de machtsbasis van het radicale midden nader worden onderzocht.


De New Choice van de New Democrats

De Democratische Partij (afgekort DP) van de Verenigde Staten van Amerika staat aan de wieg van het radicale midden12. De Democraten zijn niet sociaal-democratisch, maar zij hebben sinds de New Deal vanaf 1930 wel een traditie van staats-interventie. Zij boeken hiermee vele electorale successen. In de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig is onder invloed van de New Left de DP vatbaar geworden voor utopische opwellingen. Sinds 1980 raakte de DP op het federale niveau langdurig in een minderheidspositie. De partij verliest bij verkiezingen voor de president en de senaat13. Binnen de DP groeit het besef, dat een politieke heroriëntatie nodig is. Deze taak wordt opgepakt door de New Democrats, die zich in 1985 verenigen in de Democratic Leadership Council (afgekort DLC). De DLC stelt zich op het standpunt, dat de kansengelijkheid verenigbaar moet zijn met economische groei (kortom, een stijgende productiviteit).

De DLC ontwikkelt de beginselen van het radicale midden, die zonet zijn opgesomd. Inderdaad zoekt de raad toenadering tot de middenklasse. In 1989 richt hij de denktank Progressive Policy Institute (PPI) op. Kenmerkend voor de DLC en het PPI is de distantie tot belangen-organisaties, die machtig zijn binnen de DP. De DLC vindt, dat de politiek het algemeen belang moet dienen. Deze filosofie heet de New choice14. Er wordt ingezet op participatie. Indertijd is die idee van de activerende sociale zekerheid nog baanbrekend, ook voor Amerika. Voorts willen het PPI en de DLC een negatieve inkomstenbelasting ter vervanging van het minimumloon15. De staatsbegroting moet in evenwicht zijn. Kenmerkend voor de waardering van wederkerigheid is, dat de DLC aanvankelijk pleit voor een herinvoering van de dienstplicht. Clinton verandert dit later in een maatschappelijke dienstplicht voor jongeren, die een studiebeurs aanvragen (AmeriCorps).

De wederkerigheid krijgt een morele invulling. Hier vindt men een verlicht communitarisme, en een waardering voor de eigen kring (community). Dat is zichtbaar in het veiligheidsbeleid van de DLC. Er komen meer wijkagenten. Het strafrecht moet strenger worden. En de traditionele anti-oorlog koers van de DP wordt vervangen door investeringen in de defensie. Naast werk en individuele autonomie wordt er waarde gehecht aan stabiele gezinnen. In het onderwijs moeten ouders zelf een school kunnen uitkiezen voor hun kinderen. Typisch liberaal is weer de voorkeur voor vrijhandel16. Tenslotte moet worden aangetekend, dat Clinton als president na zijn verkiezing in 1993 moeite heeft om het New convenant gerealiseerd te krijgen. Het congres ligt vaak dwars. Clinton heeft de Republikeinse Partij (afgekort RP) nodig om de workfare te kunnen invoeren17. Ook kent zijn bestuur in het begin nog begrotingstekorten18.

Directeur A. From van de DLC is overtuigd, dat de New Democrats hebben gezorgd voor een modernisering van de DP, en haar zelfs hebben "gered". Des al niettemin moest president Clinton nu en dan steun zoeken bij de RP voor zijn beleid. Dat kwam deels door verliezen van de DP bij tussentijdse verkiezingen voor het Huis en de Senaat. Maar ook voerden bepaalde groepen afgevaardigden binnen de DP zelf oppositie tegen het New convenant van Clinton. Kennelijk heeft de DP als geheel de ideologie van het radicale midden nog niet geaccepteerd. Aldus zou het radicale midden een eenmalig intitiatief van Clinton en zijn aanhang kunnen worden. Het blijft onduidelijk, waarvoor de DP eigenlijk staat.


De Paarse kabinetten

Algemeen wordt gesteld, dat de Paarse kabinetten de economische koers van de voorgaande kabinetten Lubbers I, II en III voortzetten19. De centrum-liberale kabinetten Lubbers I (1982-1986) en II (1986-1989) zorgen voor een echte bestuurlijke omslag, omdat zij in het economische beleid de aanbodzijde centraal stellen, ten koste van de vraagzijde. De staatsbegroting wordt gesaneerd, via deregulering, marktwerking en privatisering. Aldus introduceren deze kabinetten het new public management. Volgens de bestuurskundige J. de Vries verandert zo de verzorgingsstaat in de managementstaat20. De hervormingen krijgen vorm in een wisselwerking van de politiek en het middenveld. Vaak geven nieuwe economische inzichten de impuls voor de hervormingen21. De kabinetten Lubbers I en II saneren wel de staat, maar zij slagen er niet in om het corporatisme van de sociale partners (verbonden van ondernemers en werkers) te doorbreken.

Lubbers spotprent van Opland
Figuur 2: Ruud Lubbers (door: Opland)

Echter in het centrum-linkse kabinet Lubbers III (1989-1994) raakt ook de PvdA overtuigd van de noodzaak van hervormingen in de sociale zekerheid. Deze heroriëntatie breekt eindelijk de macht van het corporatisme. Uit deze korte terugblik blijkt, dat de feitelijke beleidsomslag heeft plaatsgevonden vóór Paars. Het verbaast niet, dat een coalitie van PvdA, VVD en D66 kiest voor een beleid, dat verwant is met het radicale midden. De huidige paragraaf wil die verwantschap aantonen, vooral op het economische terrein, en uitzoeken wie de ideologen van de twee Paarse kabinetten zijn. Het is bekend, dat de vorming van Paars I is afgedwongen door D66, die bij de formatie van 1994 alternatieve coalities consequent afwees22. In 1998 gaan de drie partijen door met Paars II, omdat de sfeer in de coalitie goed is.

In 1994 wordt de samenwerking van PvdA en VVD mogelijk, omdat onder partijleider Wim Kok de PvdA afscheid heeft genomen van de polarisatie strategie, en ideologisch naar het politieke centrum beweegt. Een partij, die wil meebesturen, heeft draagvlak nodig, en moet haar electorale aanhang maximaal maken23. D66 heeft in haar beginjaren afgezien van een ideologisch profiel. Zij wil dan een progressieve volkspartij vormen, tezamen met de PvdA en PPR24. Vanaf 1998 noemt D66 zich sociaal-liberaal25. Het aanbodzijde beleid van Paars is vooral te danken aan de inbreng van de VVD. Tijdens de formatie van 1994 bereikt VVD-leider Frits Bolkestein in harde onderhandelingen, dat de staat onder Paars I flink zal bezuinigen26. Dit beleid irriteert vele PvdA leden, die aldus vervreemden van het kabinet27.

De liberale minister van financiën Gert Zalm maakt een zuinige kostenraming voor de periode 1994-1998, waarmee hij beknibbelt op de besteedbare ruimte van het kabinet. Hij introduceert de regel, dat in de periode het begrotingstekort gemiddeld 1% moet bedragen. Aldus krijgen de staatsuitgaven vaste plafonds. Onverwachte meevallers bij de staatsinkomsten zullen worden gebruikt om de belastingen te verlagen of om de staatsschuld af te lossen28.

Tijdens Paars II wordt het belastingstelsel hervormd. Hierdoor neemt het belastingpeil af, en dien ten gevolge eveneens de staatsinkomsten. Vele PvdA-ers ergeren zich, omdat de hervorming niet leidt tot meer progressiviteit in de afdrachten29. Overeenkomstig met het arbeidzijde beleid is de belasting op de factor arbeid verminderd. Het aandeel van indirecte belastingen neemt toe, ook wegens de "vergroening" van het stelsel. In de sociale zekerheid wordt het beleid van kostenbeheersing voortgezet, omdat alleen zo het systeem toekomst-bestendig is.

Foto Hans van Mierlo
Figuur 3: Hans van Mierlo
   (bron foto: ANP)

Dankzij Paars blijft de Nederlandse economie onverminderd sterk groeien. Echter deze groei is een gevolg van de toenemende participatie op de arbeidsmarkt, en niet van een sterk stijgende arbeidsproductiviteit30. Men noemt dit respectievelijk extensieve en intensieve groei. Aldus zorgt men name Paars I voor een daling van de werkloosheid. Enerzijds worden banen gecreëerd, onder andere via loonsubsidies, en anderzijds worden werklozen geprikkeld om werk te accepteren. Dit laatste gebeurt onder andere via het vergroten van de afstand tussen de uitkeringen en de lonen. Ook worden sancties opgelegd aan uitkeringsgerechtigden, die hun verplichtingen onvoldoende nakomen31. Onvoorwaardelijke rechten worden vervangen door wederkerigheid.

Dit beleid startte trouwens al onder de kabinetten Lubbers. In 1992 werd een parlementaire enquête gehouden door een commissie onder leiding van de sociaal-democraat Buurmeijer32. In het corporatisme houden de sociale partners toezicht op de uitvoering van de sociale zekerheid. De commissie constateert, dat de toezichthouder zich opportunistisch gedraagt, en nauwelijks handhaaft. Toezicht en belangenbehartiging gaan niet samen, want die combinatie lokt rente zoekend gedrag uit. Merk op, dat deze conclusie uit de realiteit wordt ondersteund door theorievorming33. De commissie wil, dat de staat zelf de uitvoering op zich neemt. Onder Lubbers III lukt dat nog niet, maar Paars zet deze hervorming wel door.

Doorslag gevend is hierbij de gewijzigde visie van de PvdA. Liberalen (hier de VVD en D66) zagen nooit iets in het corporatisme, dat sinds het Interbellum de economische structuur bepaalt. Dit betreft met name allerlei publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (afgekort PBO). In de PBO zou het maatschappelijk middenveld te veel invloed krijgen op de markt en op de staat. Het middenveld wordt pervers geprikkeld om zijn kosten af te wentelen op de staat. Daarom streeft Paars naar het primaat van de politiek, in de sociale zekerheid, maar ook elders. Inderdaad ontheft Paars het kabinet van de verplichting om altijd advies aan te vragen bij de SER. Voorts stopt Paars ook nog de greep van het Landbouwschap op het landbouwbeleid34. Wellicht kenmerkt dit het radicale midden: een privaatrechtelijk middenveld heeft de voorkeur, en het corporatisme wordt geweerd, tenzij het aantoonbaar betere resultaten geeft.

Namelijk, op sommige beleidsvelden laat Paars toch corporatisme toe - iets dat botst met het liberalisme. Paars bevordert het centrale loonoverleg met de sociale partners, omdat het kabinet hierin een instrument van loonmatiging ziet. Juist de loonmatiging ligt ten grondslag aan het succes van het Poldermodel. Hierin herkent men de visie van de PvdA, en met name van diens leider Wim Kok. De sociaal-democratie introduceert met haar pleidooi voor medezeggenschap een corporatistisch element. Maar in feite krijgt dan natuurlijk de arbeidsmarkt niet alle ruimte35. Activering moet het gebruik van de sociale voorzieningen inperken, zodat die op niveau kunnen blijven. Het beleid van loonsubsidies is te danken aan de PvdA inbreng36. De visie van de PvdA komt ook tot uiting in het besluit om de hoogte van de uitkeringen niet verder te verlagen37.

Wim Kok spotprent van Opland
Figuur 4: Wim Kok (door: Opland)

Voorts investeert Paars in grote infrastructurele projecten. Denk aan de Betuwelijn, de Hoge snelheidslijn, de tweede Maasvlakte, en de uitbreiding van Schiphol. Paars maakt een speerpunt van transport en doorvoer, en verwacht dat dit een belangrijke economische sector zal blijven. De investeringen stimuleren de werkgelegenheid, zowel door de aanleg van de infrastructuur als door de exploitatie nadien. Dit past goed in het aanbodzijde beleid van het radicale midden. Problematisch bij zulke projecten zijn de natuur- en milieu-effecten. Paars lost dit op door elders milieu-compensatie te bieden38.

De PvdA top rondom premier Kok kan zich op de golven van het Paarse succes met weinig moeite handhaven. Deze sociaal-democraten ondersteunen de koers van het radicale midden, al zouden zij liever meer uitgeven. Echter in diverse voetnoten is al aangetoond, dat elders in de PvdA verzet is tegen het Paarse beleid. Dit blijkt duidelijk uit publicaties van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, de WBS. Vooral verwerpen de traditionele sociaal-democraten de liberalisering, die toch een speerpunt is van het radicale midden. Ook wantrouwen zij de plichten, die horen bij de moraal van wederkerigheid. Het slechte electorale resultaat in de verkiezingen van 2002 tast het gezag van de PvdA top rondom Kok en Melkert aan. Daarna loopt de aanhang van het radicale midden in de PvdA terug, mede door de succesvolle opstand vanuit de linker vleugel39.

Ter illustratie van de ideologische terugval kan het Van waarde project worden genoemd, een reeks van WBS-publicaties sinds 2011. De kern wordt beschreven in het boek Van waarde (afgekort Vw)40. Daarin wordt het project post-liberaal en post-technocratisch genoemd (p.113 in Vw), een positionering, die natuurlijk niet verenigbaar is met het radicale midden. Eerder is geconstateerd, dat het radicale midden inzet op vrijheid, om redenen van ethiek en doelmatigheid41. Individuen moeten zo mogelijk onafhankelijk zijn. Maar Vw verkiest als leidende waarden de bestaanszekerheid, goed werk, verheffing en binding. En het project vult deze waarden inderdaad niet liberaal in. In het bedrijfsleven zouden de winstprikkels te sterk zijn (p.66), en moet de inbreng van aandeelhouders worden verminderd (p.68). Zij mogen niet meer autonoom beslissen over fusies en overnames, zodat weinig overblijft van het eigendomsrecht.

Het project verwerpt in de publieke sector het rendement als een primair toetsingscriterium (p.78). Dit is in tegenstelling met het new public management, dat juist waarde hecht aan het criterium. Aangezien Vw de marktwerking wil terugdringen, moet de staat zelf weer meer taken op zich nemen. De uitgaven voor publieke diensten moeten stijgen, ook als aandeel van het BBP, en het belastingpeil eveneens42. Privatiseringen worden afgewezen43. Zelfs wordt het dogma verdedigd, dat publieke diensten de voorkeur hebben boven private goederen en diensten!44. Verheffing degenereert hier tot bevoogding. De vrije burgers worden in een slachtoffer rol geplaatst. Deze greep uit de visie achter "Van waarde" mag vrij willekeurig zijn, hij toont wel de afkeer ten opzichte van Paars. Per saldo is de PvdA geen partij van het radicale midden.


Evaluatie

De voorgaande tekst laat zien, dat het radicale midden in alle gevallen (VSA, Engeland, Duitsland, Nederland) een initiatief is van de toenmalige partijtop. Met name worden de hervormingen gedragen door enkele uitblinkende politici, die de malaise in de partij aan den lijve hebben ondervonden. De leden en de ideologen herkennen zich er niet in, en volgen onwillig. Dien ten gevolge neemt de partijtop enige afstand van zijn traditionele achterban, zodra de regeringsmacht is veroverd45. Uw columnist hoopt in volgende columns aan te tonen, dat het beleid van het radicale midden succesvol mag worden genoemd.

Maar met de afwisseling van de partijtop door nieuwe lichtingen neemt de traditionele linker vleugel de partij weer over. Dit veroorzaakt een impasse, omdat haar ideologie is achterhaald door de realiteit en de wetenschap. Aldus worden deze partijen zelf een onderdeel van het probleem. Gelukkig hebben de leiders van het radicale midden een precedent geschapen, waarop volgende generaties van sociale democraten zich kunnen richten.

  1. De bewering, dat het radicale midden louter een politieke beweging is, deugt niet. De grondslag is wel degelijk de wetenschappelijke vooruitgang, economisch, maar ook sociologisch en psychologisch. Bijvoorbeeld is er veel aandacht voor de individuele prikkels en motivaties. Nu is natuurlijk zelfs de wetenschap niet waardevrij, maar de superioriteit van de nieuwe modellen ten opzichte van het verleden kan niet worden ontkend. Merk op, dat de nieuwe kennis al beschikbaar was in de vroege jaren tachtig, toen socialisten zoals Den Uyl en Mitterrand nog de oude dogma's verkondigden. Indertijd verschijnen er ook goede Nederlandstalige boeken over de nieuwe kennis, zoals Politieke economie (1987, Intermediair) van J. de Beus en F. Vuijsje. De Beus had zitting in het curatorium van de WBS, het wetenschappelijk bureau van de PvdA.
    Volledigheids halve zij vermeld, dat de analyse vooral is gebaseerd op de sociaal-democratische literatuur. Ook dit is een fascinatie van uw columnist. (terug)
  2. Ogenschijnlijk is deze opmerking een open deur. Twijfelaars laten zich wellicht overtuigen door de populaire socioloog J.J.A. van Doorn op p.41 in Paars in perspectief (1997, Kok Agora): "De socialistische maatschappij is nooit ontstaan, het kapitalisme heeft zich gehandhaafd en is in versterkte vorm teruggekeerd. (...) De liberalen zijn (...) de politieke vertolkers van de transformatie, die het maatschappelijk bestel doormaakt". Des al niettemin haalde nog in 2015 de linkse PvdA voorzitter Spekman de pers met: "Laten we [EB: PvdA, Groen Links, Socialistische Partij] alle kinnesinne opzij zetten en de krachten bundelen tegen het grootkapitaal". Uw columnist, die indertijd nog PvdA-lid was, herkent zich niet in deze oproep. Vermoedelijk kan men soortgelijke uitspraken vinden bij de Engelse leider Corbyn en de Franse leider Hamon. Het is problematisch, wanneer leiders van volkspartijen zulke dogma's verspreiden. Immers de partijleden vertrouwen op de inzichten van de partijtop, omdat die een centrale positie heeft in het informatie netwerk. Hoewel gelukkig de hedendaagse mensen vrij autonoom hun oordeel vormen, blijven zij tamelijk afhankelijk van herderlijke leiding. Dit zou de top moeten verplichten tot een verantwoorde en terughoudende stellingname. (terug)
  3. Zie p.170 in European social democracy (1998, Bevrijding) onder redactie van R. Cuperus en J. Kandel. (terug)
  4. Er wordt wel beweerd, dat het new public management wordt gerechtvaardigd door de public choice theorie, die waarschuwt tegen het eigenbelang van de staatsorganen. Zie p.19 in Paars en de managementstaat (2002, Garant). (terug)
  5. Zie p.36 en p.43 in Third way reforms: social democracy after the Golden Age (2009, Cambridge University Press) van J. Huo. (terug)
  6. Op p.43 in Paars in perspectief vervangt de liberaal P.G.C. van Schie de driehoek door een assenkruis, waarin de moraal wordt uitgezet tegen de economie. De twee uitersten op ieder van de assen zijn horizontaal de staat (planning) en de vrije markt, en verticaal de universele en individuele moraal. Het assenkruis drukt uit, dat het politieke profiel afhangt van de economische en morele positionering. In dit veld bevindt het liberalisme zich in het kwadrant rechtsboven. Bovendien zou binnen zijn eigen kwadrant het liberalisme historisch in een spiraalbeweging convergeren naar het maatschappelijk optimale punt. De sociaal-democratie bevindt zich traditioneel links-onder (cultuursocialisme), en beweegt op chaotische wijze eveneens naar datzelfde optimale punt, zij het traag en onzeker. Uw columnist ziet enkele problemen bij dit model. Economie en moraal zijn onderling niet onafhankelijk. Bijvoorbeeld vereist een plan-economie een collectieve moraal. Ongetwijfeld zijn er diverse optimale punten, waarbij de optimaliteit ook nog eens afhangt van de omstandigheden. Voorts kan de private markt niet zonder een universele moraal. Toegegeven, de psychologie leert, dat de moraal meestal beperkt is tot een kleine kring. De maatschappij is anoniem. Maar als het liberalisme geen universele moraal zou kennen, waar blijven dan de menselijke grondrechten en het grondwet-patriottisme? Op p.118 haalt de liberaal G.A. van der List het model onderuit: "De verantwoordelijke samenleving is een gemeenschappelijk ideaal van liberalen en christendemocraten". Op p.94 kiest F. Becker (adjunct directeur WBS) als morele extremen de vrijzinnigheid en de traditie. Dat lijkt inderdaad beter dan de polen van universaliteit en individualiteit. (terug)
  7. De bekende Nederlandse socioloog Aafke Komter geeft toe, in haar bijdrage aan de bundel Leven na paars? (2001, Prometheus) onder redactie van J. Bussemaker en R. van der Ploeg, dat wederkerigheid niet vanzelf kan ontstaan op een maatschappelijke schaal. Daarvoor is de anonimiteit te groot. Het hoogst bereikbare is een besef van welbegrepen eigenbelang (p.53). Dien ten gevolge moet de staat doelgericht een moraal van wederkerigheid bevorderen, via de oprichting van bijpassende instituties (p.58-60). Dit boek is geen evaluatie van Paars, maar toch belangwekkend, omdat het veel wetenschappers aan het woord laat. (terug)
  8. Vermeldens waard is de visie van Van Kersbergen en Nottelman op p.41 en 49 in Leven na paars?, dat het CDA moet worden gemeden als coalitie partner. Zij verwijten aan de christen-democratie, dat die streeft naar een passief beleid van sociale zekerheid. Dit dekt de opmerkingen in de hoofdtekst, die zijn ontleend aan van Huo in Third way reforms. Volgens De Beus op p.219 in European social democracy kiest de christen-democratie voor vervroegde uittreding als een instrument om de arbeidsproductiviteit te vergroten. Ook dat ondermijnt de participatie. Overigens is de christen-democratie pluralistisch. Enerzijds gebruiken de kabinetten Lubbers een zakelijk beleid. Anderzijds protesteren in 1998 de kerken tegen de koopzondagen en de 24-uurs economie. Zie p.123-124 in De balans van paars (2001, Uitgeverij Maarten Muntinga bv) onder redactie van R. Hopkins. De secretaris-generaal B. Plaisier van de Nederlands Hervormde Kerk beweert zelfs: "De economie wordt opgejaagd, met middelen die op eigen gewin zijn gericht zoals lastenverlichting. De consumptie rijst de pan uit"! (terug)
  9. Wellicht is geen toeval, dat in de jaren 70 van de vorige eeuw Schröder, Kok en Blair hard hebben moeten vechten om zich te handhaven tegenover de geradicaliseerde aanhang van de New Left. Schröder was voorzitter van de jongerenbeweging Jusos, toen die flirtte met het marxisme. Kok is als FNV voorzitter geconfronteerd met radicale vakbondsleiders zoals Groenevelt en Schelling. Blair wordt een lid van het parlement juist op het moment, dat Labour wordt geleid door de radicaal Foot, en de partij wegzinkt in een electoraal moeras. De partij pleit dan voor nationalisaties, protectionisme, en het verlaten van de EEG. Zij heeft dan zelfs een Trotskistische vleugel! Clinton, Kok en Blair hadden onderling goede relaties. De band tussen Clinton en Blair was zelfs het onderwerp van een film, The special relationship, die ook verkrijgbaar is op DVD. (terug)
  10. Zie New Labour (2006, Polity Press) van S. Driver en L. Martell. Merk op, dat de uitdrukking radical centre afkomstig is van Blair zelf. Op p.41 noemen de auteurs de Derde Weg ideologie revisionistisch. Op p.214 vermelden zij, dat deze ideologie nog steeds omstreden is binnen de Labour Party. Op p.173 in European social democracy stellen G. Holtham en R. Hughes zelfs: "Even in New Labour, however, perhaps 80 per cent of the parliamentary party would prefer the centre-left option to the conservative or radical-centre one". Eerder, na de Eerste Wereldoorlog, was het revisionisme succesvol. Maar successen in het verleden zijn geen garantie voor de toekomst, zoals onder andere de recente benoeming van de vergrijsde dogmaticus Corbyn tot partijleider aantoont. (terug)
  11. Niet onverwacht wordt dit thema verder uitgediept door H. Boutellier in Leven na paars?. Hij wijst op de uitbreiding van het gevangeniswezen (p.79), maar ook op nieuwe instrumenten zoals taakstraffen, en preventie via opbouwwerk en gezondheidszorg (p.82). (terug)
  12. Uw columnist baseert zich voor deze paragraaf op het boek The New Democrats and the return to power (2014, Palgrave Macmillan) van A. From. Natuurlijk zijn er tal van boeken over de loopbaan van president Bill Clinton. Maar boeken over zijn inhoudelijke beleid zijn nauwelijks beschikbaar. (terug)
  13. De onttakeling is dramatisch. Op p.11 van The New Democrats and the return to power wordt vermeld, dat al in 1972 de Democratische kandidaat McGovern in bijna alle staten verliest van Nixon. McGovern is nog een verstokte Keynesiaan. Carter wordt in 1976 de voorlopig laatste democratische president, dankzij het wangedrag van Nixon. Daarna boekt de republikein Reagan grote successen. Bij de presidentsverkiezingen van 1988 verliest Dukakis in maar liefst 40 staten. Interessant maar weinig bekend is, dat tot na de Tweede Wereldoorlog de DP sterk was in het zuiden, en daar de segregatie in stand hield. (terug)
  14. Zie p.145 in The New Democrats and the return to power. Clinton spreekt later van een New convenant (p.165). (terug)
  15. Het minimumloon is een stokpaardje van dogmatisch links. Ook de traditionele Democraten hechten nog sterk aan de gelijkheid van inkomens. Zie p.132 in The New Democrats and the return to power. Maar er zijn dus aantrekkelijke alternatieven, zoals de begunstiging via de inkomstenbelasting. Immers vele werkers met een minimumloon zijn in feite welvarend, bijvoorbeeld de tweeverdieners. De alternatieven maken de arbeid goedkoper, en scheppen zo banen. De left wing wordt door From aangeduid met old style politics. Merk op dat New Labour allebei heeft gedaan: minimumloon en belastingaftrek. Zie p.99 in New Labour. (terug)
  16. Maar in 1993 heeft Clinton de steun van de Republikeinse Partij nodig om NAFTA goedgekeurd te krijgen. Voormalig DLC voorzitter Gephardt stemt tegen, evenals de nu roemruchte Bernie Sanders. Zie p.208 in The New Democrats and the return to power. (terug)
  17. Op p.229 in The New Democrats and the return to power wordt vermeld, dat bijna de helft van de DP in het Congres tegenstemde, inclusief Gephardt. De nieuwe wet voorziet een bijstandsperiode van twee jaren, die kan worden gebruikt voor omscholing. Daarna moeten de ontvangers een baan hebben, of onbetaald maatschappelijk werk verrichten. (terug)
  18. In de tweede presidentiële periode komt de begroting wel in evenwicht. In het Huis stemmen 52 traditionele democraten tegen deze begroting, inclusief Gephardt, die zich intussen heeft verbonden aan de vakbeweging. Zie p.234 in The New Democrats and the return to power. Volgens From krijgen de afgevaardigden in het Huis 30% van hun fondsen via de vakbeweging (p.237). (terug)
  19. Zie p.92 in Paars in perspectief, p.44, 142, 216 en 262 in Zeven jaar paars, p.174 in Paars! (1994, Sdu Uitgeverij) van E. Bode, p.32 in De balans van paars (2001, Uitgeverij Maarten Muntinga bv), en p.11 in Paars en de managementstaat (2002, Garant) van J. de Vries. Veel boeken over Paars zijn afkomstig uit sociaal-democratische kringen, omdat juist die ideologisch in verwarring zijn. Zij zoeken naar een nieuw houvast.
    De politicologen K. van Kersbergen en B. Verbeek laten in hun bijdrage aan Paars in perspectief zien, dat in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog "paarse" coalities tussen liberalen en sociaal-democraten regelmatig voorkomen. Paars is bij hen een synoniem voor deze combinatie, ongeacht de bijkomende historische omstandigheden. Uw columnist bedoelt met Paars specifiek de kabinetten Kok I en II. (terug)
  20. Zie p.12 in Paars en de managementstaat. De Vries ontwaart drie typen van bestuurlijke veranderingen: (a) wijzigingen binnen de bestaande wetten (bijvoorbeeld een belastingverhoging); (b) wetswijzigingen; en (c) een structuurwijziging (hervorming). De Vries schrijft deze classificatie toe aan P.Hall, maar een voorgaande column laat zien dat Tinbergen haar al eerder gebruikt. De kabinetten Lubbers zijn hervormend. De Vries duidt de nieuwe bestuursstijl aan als managerial politics. De stijl is nogal technocratisch, en verkiest de doelrationaliteit boven de waarderationaliteit (p.23). (terug)
  21. Op p.18 in Paars en de managementstaat herinnert De Vries aan de Grote Depressie in het Interbellum, die de aanzet geeft tot het Kaleckiaans-Keynesiaanse beleid. Evenzo leiden de oliecrises en de begeleidende stagflatie in de jaren zeventig van de vorige eeuw tot het moderne aanbodzijde beleid. (terug)
  22. In feite is het D66 leider Hans van Mierlo, die kiest voor deze opstelling. Het stoort hem, dat sinds decennia het CDA (en diens voorgangers) altijd deel uitmaakt van de regering. Hij denkt dat daardoor het CDA een boven-proportionele macht kan ontwikkelen. Zie p.314 en verder in Zeven jaar paars (2001, Uitgeverij De Arbeiderspers) onder redactie van F. Becker, W. van Hennekeler, M. Sie Dhian Ho, en B. Tromp. Van Mierlo wil democratische vernieuwing. Het gaat hem niet primair om de ideologie van het radicale midden. Zie voorts p.39 in Paars en de managementstaat. (terug)
  23. Vermoedelijk volgde Kok simpelweg zijn gezonde verstand. Ook andere sociaal-democratische partijen komen tot dit inzicht, bijvoorbeeld New Labour. Zie p.169 in European social democracy. Nochtans biedt de wetenschap hier een extra rechtvaardiging. Het is bekend uit de economische theorie van oligopolies, dat ondernemingen hun afzet maximaal maken door allebei (bijna) hetzelfde product aan te bieden. De differentiatie is minimaal. Zo een situatie wordt een Hotelling probleem genoemd. Dit mechanisme wordt eveneens genoemd door T. Meyer op p.51 in European social democracy. Overigens is Kok geen grondlegger van Paars. Maar toen deze combinatie onvermijdelijk bleek, heeft hij haar omarmd. Op p.152 in Paars! vermeldt Bode een uitspraak van Kok tijdens het akkoord over Paars I in 1994: "Er kan iets moois groeien". Het boek van Bode geeft een goed inzicht in de politieke verdeeldheid en machtsstrijd binnen de diverse partijen.
    Terzijde zij opgemerkt, dat de journalist Emile Bode een persoonlijke kennis is. Hij gaf ooit ruimte aan uw columnist om in de krant De Telegraaf enkele grieven te uiten. Helaas heeft die media campagne weinig opgeleverd. Maar zij was nodig, en de bereidwilligheid van Bode stemt tot dankbaarheid.
    (terug)
  24. Zie p.318 in Zeven jaar paars. Op de revolutionaire golven van de New Left hopen deze partijen, dat een linkse meerderheid mogelijk is. Inderdaad ontwikkelen zij een meerderheidsstrategie. Zo mogelijk weren zij de centrum-rechtse partijen uit coalities. In 1972 formuleren zij het gezamelijke programma Keerpunt 1972. Naar hedendaagse maatstaven moeten delen van dit programma utopisch worden genoemd. Het zijn de hoogtijdagen van politisering en polarisatie. Soms wordt beweerd, dat indertijd ook de liberalen polariseren. Zie p.29 in Paars in perspectief onder redactie van P.G.C. van Schie. Uw columnist meent dat de VVD simpelweg stelling nam tegen de linkse polarisatie. In 2001 verdedigt Van Mierlo (D66) opnieuw de vorming van een progressieve volkspartij, zij het nu met een gematigd programma, op p.319 in Zeven jaar paars. Op p.320 zegt Van Mierlo: "Laat dat grote idee dat zou moeten bundelen maar weg", en op p.321: "Op een heleboel terreinen is er [EB onder Paars] ongelofelijk veel ideologisch opgeblazen onzin afgegaan". En op p.70 in De balans van paars zegt hij: "Het kabinet moet goed naar de maatschappij luisteren en vervolgens ruimte scheppen voor wat het hoort". (terug)
  25. Zie p.149 in Sociaal-liberalisme (2014, Boom) van F. de Beaufort en P. van Schie. Deze auteurs (van VVD huize) herleiden het sociaal-liberalisme ideologisch tot enkele denkers van ruim een eeuw terug (Bosanquet, Green, Hobhouse, Ritchie). In die definitie heeft het sociaal-liberalisme een neiging naar communitarisme. Op p.174 stellen deze auteurs zelfs: "Het sociaal-liberalisme zou dan ook als een vorm van liberaal conservatisme kunnen worden gezien". En op p.176: "Sommige linkse politici en partijen claimen wat al te gemakkelijk sociaal-liberaal te zijn. Zouden zij de werkelijke inhoud van het sociaal-liberalisme tot zich laten doordringen, dan kan dit wel eens als een koude douche worden ervaren". Uw columnist vindt het weinig zinvol om op historische gronden het sociaal-liberalisme communitaristisch te noemen. Feitelijk speelt hier natuurlijk dezelfde dubbelzinnigheid, die ook de definitie het radicale midden kenmerkt. De ideeën van Giddens en Etzioni staan tegenover elkaar, als twee extremen op een glijdende schaal. (terug)
  26. Zie p.108, 111-112, en 140 van Paars!. De harde bezuinigingen zijn mede nodig wegens een tegenvaller van 5 miljard gulden, die nog is ontstaan onder Lubbers III. Zie p.107 in Paars! en p.37 en 50 in Paars en de managementstaat. (terug)
  27. De band tussen de PvdA en Paars is een belangrijk aandachtspunt voor deze column. Op p.73 in Paars! schat Vermeend, dat meer dan de helft van de nieuwe PvdA-fractie voor een paars kabinet is. De sociaal-democratische informateur K. de Vries voelt weinig voor Paars (p.76). Paars is evenmin de eerste keuze van fractie-voorzitter T. Wöltgens en duo-voorzitter Vreeman. Zie p.173 in Zonder rood geen paars (1995, Uitgeverij Jan Mets). Maar de PvdA verzet zich niet tegen de formatie. Pas tijdens het Paarse tijdperk groeit de kritiek vanuit de PvdA. Zie p.135 (kritiek van financieel ideoloog De Kam) in Zeven jaar paars. Sinds de jaren 70 publiceert De Kam regelmatig over sociaal-democratische belastingpolitiek. Op p.156 klaagt R. van der Veen over onvoldoende fondsen voor de zorg en het onderwijs. Op p.301 beweert WBS directeur Kalma hetzelfde. Hij spreekt hier zelfs dramatisch van een "publieke armoede" (temidden van private rijkdom). De Beer stemt in met deze kritiek op p.124 en verder in De toekomst van de publieke sector (2011, WBS), en eist structureel hogere belastingen. Verrassend is dat op p.82 in De balans van paars ook de D66-politicus T. de Graaf meent: "De achterstand van de publieke op de private sector [is] in de afgelopen decennia enorm groot geworden". Op p.121-122 van Leven na paars? (2001, Prometheus) pleit F. van Waarden voor een onbeperkte toegang tot de zorg, ongeacht de kosten. Nogal moralistisch geeft hij daaraan de voorkeur boven "een groei van de bierconsumptie" (p.115). De socioloog K. Schuyt, overigens een tegenstander van "economisering", stelt op p.68, dat de zorgkosten niet sneller mogen stijgen dan het BBP. In dit boek zijn de PvdA kopstukken Bussemaker en Van der Ploeg wèl positief over Paars. Merkwaardiger wijze distantiëren zij zich toch van de Derde Weg (p.18). Ze vinden dat Giddens te veel win-win resultaten verwacht van de liberalisering. Op p.40 in dit boek steunen K. van Kersbergen en G. Nottelman zonder voorbehoud de Derde Weg. (terug)
  28. Zie p.88 en verder in Zeven jaar paars. De staatsuitgaven worden ontkoppeld van de inkomsten. Er is dus nauwelijks ruimte om tijdens een baisse de economie te stimuleren op Keynesiaanse wijze. De bezuinigingen zijn mede nodig om te voldoen aan de normen van de Europese Monetaire Unie. Zie ook p.46 in Paars en de managementstaat. Op p.87 in De balans van paars stelt VVD-politicus H. Dijkstal, dat het aflossen van de staatsschuld zorgt voor lagere rentelasten. Vervolgens kan het vrijkomende geld worden besteed aan publieke goederen. Zonder uitgavendiscipline glijdt de staat in snel tempo terug naar de situatie met oplopende werkloosheid [EB: kennelijk omdat de koopkracht en internationale concurrentie-positie worden aangetast door de stijgende rentelasten]. (terug)
  29. Zie p.132 (kritiek van De Kam) en p.297 (kritiek van Kalma) in Zeven jaar paars. De visie van Kalma illustreert de latente onvrede onder PvdA leden over het paarse beleid. Kalma verwerpt de Derde Weg (p.289 en 310). Hij wil vasthouden aan het traditionele Rijnland model. Daarom ergert hij zich over de plannen van Paars om meer macht te geven aan de aandeelhouders (p.301). Hij wil dat de macht in de ondernemingen in handen blijft van het bestuur (zeg, de technostructuur). Daarmee passeert hij de recente inzichten over de constructieve rol van de eigenaren in de economie. Later zal Kalma verder radicaliseren, en in zijn boek Makke schapen (2012) zal hij zelfs pleiten voor de terugkeer naar politieke polarisatie! Bussemaker en Van der Ploeg verwerpen op p.25 in Leven na paars? de "behoudende kritiek" van Kalma. R. Vreeman, indertijd de duo-voorzitter van de PvdA en een woordvoerder van de vakbondsvleugel, pleit op p.58 in Zonder rood geen paars eveneens voor het Rijnlandmodel. En op p.62: "[In de raden van commissarissen is] meer maatschappelijke en werknemersinvloed geboden". Her en der (p.62, 117, 174) pleit hij voor winstdeling van werkers (lees: eigendom van aandelen). De Beus stelt op p.222 in European social democracy: "We need modernizers like Blair, Kok and Schröder, but we also need to check their propensity to overshoot neo-liberalism. Perhaps Jospin can lead the pack here". Op p.219 pleit hij voor het inperken van de mondiale kapitaalstromen, zoals ooit het Bretton Woods systeem deed. Dit is een nogal utopisch verlangen, omdat dat systeem al in 1971 is afgedankt, op initiatief van de VSA. (terug)
  30. Zie p.80-81 in Zeven jaar paars, alsmede p.151 in Leven na paars?. Op p.156 in dit tweede boek stelt P. de Beer (WBS en hoogleraar namens de vakbond), dat de arbeidsproductiviteit kan stijgen dankzij de inzet van ICT en de verkorting van de werktijd. Hij denkt dat werkers hun tijd verspillen aan status verhogende communicatie! Uw columnist herkent zich hier niet in. Amusant is dat S. Cels en D. Rijcken in hetzelfde boek juist pleiten voor investeringen in de verspreiding van informatie. Zij verwachten, dat dit bevorderlijk is voor de maatschappelijke activering van individuen en groepen. Aldus neemt het maatschappelijk kapitaal toe. Een voorgaande column beschrijft de ontwikkeling van de groeivoet en van de arbeidsproductiviteit in enkele staten. (terug)
  31. Zie p.83 (afstand) en p.86 (sancties) in Zeven jaar paars. Zo wordt de armoedeval tegengegaan, dat wil zeggen, een daling van het inkomen, zodra men werk accepteert. Ter vergelijking: op p.19 van het PvdA-D66-PPR programma Keerpunt 1972 staat nog: "De normuitkeringen krachtens de Algemene Bijstandswet worden gelijk aan het netto-minimumloon"! Indertijd hanteren deze partijen een ondeugdelijk mensbeeld, waarin van alles mogelijk lijkt. (terug)
  32. Zie p.67 in Paars en de managementstaat. (terug)
  33. Een dergelijke samenloop van practijk en theorie geeft de meeste kans op hervormingen. Olson en Becker hebben het opportunisme van lobby's onderzocht. Voorheen was de veronderstelling, dat de bureaucratie zijn feitelijke opdracht getrouw uitvoert. Met name de socioloog Max Weber meende, dat de bureaucratie het algemeen belang zorgvuldig zou meewegen. Juist wegens deze oude visie dacht men, dat publiekrechtelijke organen goede resultaten zouden geven. Het egoïsme van de sociale partners werd onderschat. Deze hervorming van Paars wordt beschreven op p.47 van Paars en de managementmaatschappij, alsmede p.86 van Zeven jaar paars. Op p.144 van Zeven jaar paars wordt de kostenafwenteling genoemd. Berucht is het lozen van overtollige werkers in de Ziektewet en in de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO) door de verbonden van werkers en ondernemers. Op p.219 stelt WBS-ideoloog René Cuperus, dat het middenveld onvoldoende rekening houdt met het algemeen belang.
    Hoofdstuk 9 van Paars en de managementstaat beschrijft hoe de bureaucratie van de corporatieve toezichthouder zich fel verzet tegen de Paarse hervormingspoging. Zelfs moet staatssecretaris Linschoten tenslotte aftreden. Dit illustreert, dat de bureaucratie daadwerkelijk niet haar taak loyaal uitvoert, maar een eigen agenda hanteert.
    Sommigen in de PvdA bepleiten nog steeds de politieke behartiging van deelbelangen. Dit geldt bijvoorbeeld voor Vreeman, die op p.71 in Zonder rood geen paars klaagt: "Bij de sociaal-democraten [rust] zo langzamerhand een taboe op het ondersteunen van werknemers, die voor een goede zaak een arbeidsconflict aangaan". (terug)
  34. Zie p.69 van Paars en de managementmaatschappij over de afschaffing van de verplichte advisering, en hoofdstuk 6 over de opheffing van het Landbouwschap. Gedurende vele decennia is de landbouw overal in Europa gesteund door de staat, omdat de regeringen de eigen voedselvoorziening in stand willen houden. Bijvoorbeeld werden er vaste productprijzen gegarandeerd. Op p.86-87 herinnert De Vries ook nog aan de verzelfstandiging van de sociale woningbouw, nadat in 1988 grootschalige fraude met subsidies was ontdekt in de bouwsector. De subsidies worden afgeschaft. De rebelse PvdA parlementariër Duivesteijn verzet zich vervolgens tegen de decentralisatie. Pikant is dat nogal wat directieleden van bouwcorporaties sociaal-democraat zijn. Zie p.89-91. (terug)
  35. Zie p.84-85 en p.95 in Zeven jaar paars. Opvallend is dat de Duitse kanselier Schröder langdurig heeft gepleit voor de vorming van een Bündnis für Arbeit, in navolging van de Nederlandse Stichting van de Arbeid. Zie p.22 en verder in Und weil wir unser Land verbessern ... (1998, Hoffmann und Campe Verlag). Kennelijk is deze vorm van (neo-)corporatisme verenigbaar met het radicale midden. Huo betoogt in Third way reforms: social democracy after the Golden Age, dat enig corporatisme helpt om het beleid van het radicale midden te realiseren. Aldus is de verwantschap van het radicale midden en het corporatisme omstreden. Op p.22 in Paars in perspectief beweert de historicus P. de Rooy, dat het liberalisme en de sociaal-democratie allebei "het systeem van patronage en corporatisme" afwijzen. Overigens nuanceert hij deze claim op p.19, waar hij politieke richtingen opvat als dynamische stromingen. Op p.25 noemt zijn collega J.Th.J van den Berg de oprichting van de corporatistische Stichting van de Arbeid een initiatief van liberalen en sociaal-democraten. Op p.253 in European social democracy stellen Becker en Cuperus: "The corporatist system of consultation can count on applause, as long as the results are satisfactory". (terug)
  36. Zie p.265 in Zeven jaar paars. Daarom worden de instroom-doorstroom (ID) banen ook wel Melkert banen genoemd, naar de minister van Sociale Zaken. Na Paars is de loonsubsidie gesaneerd. Binnen de PvdA stuit de activering op enige reserve. Op p.81 en 181 van Zonder rood geen paars accepteert Vreeman de activering van werklozen, zolang de bestaande arbeidsvoorwaarden hieronder niet lijden. Op p.44 in Leven na paars? zijn Van Kersbergen en Nottelman wat ruimdenkender en pleiten voor enige risico-bereidheid bij mensen. Bijvoorbeeld is een laag loon (zeg, armoede) acceptabel, zolang het tijdelijk is (p.48). Merkwaardiger wijze ziet P. de Beer op p.151-152 nadelen aan participatie op de arbeidsmarkt. Daardoor neemt het aantal vrijwilligers af, en de milieubelasting en werkdruk nemen toe. Hij herhaalt dit argument op p.75 van Toekomst voor de publieke sector. (terug)
  37. Zie p.40 in Paars en de managementstaat. (terug)
  38. Ook die idee is theoretisch onderbouwd. In 1960 stelt de econoom Coase, dat het bieden van compensatie aan benadeelden van negatieve externe effecten kan leiden tot een voor allen bevredigende uitkomst. (terug)
  39. Zelfs de redacteurs van Leven na paars? flirten met linkse sentimenten, want ze nemen een tekst op van de Groen Links politici C. van Dullemen en J. van der Lans. Op p.232 roepen die in een parodie met serieuze inslag op tot "bestrijding van de heerschappij van het geld". Ze verlangen naar het toenmalige radicalisme van Den Uyl. Na 2002 sympathiseert de nieuwe PvdA leider Wouter Bos met het radicale midden, maar hij kan de terugkeer van links binnen de PvdA slechts afremmen. Tekenend voor de linkse opstand zijn de uitspraken van de populaire PvdA voorzitter Spekman. In 2012 zegt hij: "Ik hou niet van strategisch gekonkelefoes. Ik ga me niet anders voordoen dan ik ben alleen maar om de deur naar een nieuw paars kabinet open te houden". In dat zelfde jaar levert hij felle kritiek op de opstelling van Kok, die intussen functies vervult in het bedrijfsleven: "Veel PvdA-ers schamen zich dood. Ik ook". Waarom gaat dit? De raad van commissarissen van PostNL kent bonussen toe aan zijn directie, terwijl de vaste banen van postbodes worden vervangen door deeltijdwerkers. Kok en trouwens ook PvdA-er Wallage stemmen daarmee in als commissarissen. Uw columnist herkent zich niet in de aanval van Spekman, die een echo is van de historische PvdA-afkeer van het bedrijfsleven. Immers, het voortbestaan van PostNL moet de hoogste prioriteit krijgen. Dat kan alleen met een marktconform beleid - tenzij men PostNL opnieuw wil nationaliseren. Daarom behield Kok het vertrouwen van de ondernemingsraad van PostNL. Aldus maakt de aanval door Spekman op de integriteit van partijgenoot Kok een zeer persoonlijke indruk. Anderen binnen de PvdA neigen wat meer naar verzoening. Zo meent Vreeman op p.69 in Zonder rood geen paars: "Links moet de beslissende betekenis van de ondernemende ondernemer voor elke economie ook innerlijk accepteren. Naast het verdelingsvraagstuk moet het productievraagstuk bij ons meer aandacht krijgen".
    Volledigheids halve moet worden vermeld, dat de liberalen evenmin uitblinken door harmonie. Op p.17 in Paars in perspectief stelt P. de Rooy over het liberale verleden: "Ze [EB: de liberalen] waren zo ontzettend verdeeld. (...) Er waren voortdurend al dan niet tijdelijk afgescheiden groepjes, losse politici, querulanten en eenzame profeten". (terug)
  40. Zie Van waarde - sociaal-democratie voor de 21e eeuw (2013, Van Gennep) van M. Sie Dhian Ho. Uw columnist heeft lang geworsteld met dit project, onder andere in de column over arbeidsvreugde. Toen al, vier jaren terug, wekte het enig onbehagen op. De Gazet is zelfs mede ontstaan en gegroeid uit deze worsteling. (terug)
  41. De lezer herinnert zich de uitspraak van de economische filosoof Adam Smith: "It is not from the benevolence of the butcher, the brewer or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their own interest". (terug)
  42. Dit pleidooi wordt vooral verwoord in Toekomst voor de publieke sector (2011, WBS) van P. de Beer. Dit boek is de financiële onderbouwing van Van waarde, en krijgt een welwillend voorwoord van Sie Dhian Ho. De Beer vermeldt in dit boek vooral argumenten, die zijn visie rechtvaardigen - wat het subjectiever maakt dan uw columnist lief is. Op p.78 heet het letterlijk: "Sociaal-democraten [achten] een sterke rol van de staat onmisbaar". Interessant is bijvoorbeeld de argumentatie van De Beer om de staatsuitgaven te verhogen. Hij stelt dat in de private sector de arbeidsproductiviteit relatief snel stijgt. Dien ten gevolge zullen bij een gelijk blijvend materieel volume van private en publieke goederen de private bestedingen steeds meer kunnen dalen. Dan vormen de publieke bestedingen vanzelf een steeds groter deel van het BBP. Uw columnist is allerminst overtuigd. Bijvoorbeeld leidt een stijgende arbeidsproductiviteit niet per se tot een lagere productprijs, onder andere omdat de vakbeweging dan haar looneisen opschroeft. Dit soort mechanismen is niet in een paar regels te analyseren, en vereist eigenlijk een aparte column. Uw columnist las dit boek zes jaren terug voor het eerst, nog vermetel en onwetend (dat wil zeggen, veel werk gelezen van Den Uyl), en vond het toen te rechts! Het kan verkeren, en Paul krijgt altijd de schuld. (terug)
  43. De Beer noemt in Toekomst voor de publieke sector diverse bezwaren. Hij stelt dat de publieke diensten leiden tot positieve externe effecten. De vrije markt houdt daarmee geen rekening (p.35). Volgens uw columnist geldt dit niet, wanneer enkel de uitvoering wordt geprivatiseerd. Bovendien is het welhaast onmogelijk om de waarde van die positieve effecten in te schatten. Voorts stoort De Beer zich aan de kosten van reclame, een controversieel standpunt (p.36). De Beer verwerpt de private uitvoering ook met het argument, dat op dit soort quasi-markten geen echte concurrentie zou ontstaan (p.89). Daarom wil hij de geprivatiseerde uitvoering enkel toestaan voor de zogenaamde vrijwillige semi-publieke diensten. Dit zijn diensten, die individueel worden geconsumeerd, en zowel een individueel als publiek belang dienen. Voorbeeld: inentingen. (terug)
  44. Zie p.78 in Toekomst voor de publieke sector. De lezer herinnert zich de schimpscheut van Van Waarden jegens de consumptie van bier. De hedendaagse individualisering wordt hier genegeerd, of wellicht afgekeurd. Op p.81 gaat De Beer ver terug in de geschiedenis, naar 1963, en citeert instemmend uit een toenmalig PvdA document van Den Uyl, dat gemeenschappelijke voorzieningen van staatswege onmisbaar vindt voor de geestelijke en culturele zelfverwerkelijking! Echter zelfs Drees sr. noemde toen al dit rapport "lichtzinnig". (terug)
  45. In zijn boek Klare Worte (2014, Verlag Herder GmbH) zegt Schröder: "Erst das Land, dann die Partei" (p.85, 162, 233), en: "Ich folge meiner Überzeugung und riskiere damit, nicht wieder gewählt zu werden. Das ist doch der Kern von politischer Führung". Op p.65 in De balans van paars zegt Kok: "Het is de waarde van de partijdemocratie, dat wie verantwoordelijkheid draagt ook uitleg geeft. (...) Tegen de stroom ingaan geeft me wel een lekker gevoel". De Vries stelt op p.54 in Paars en de managementstaat: "Hij dient boven de partijen te staan en is minister-president van alle Nederlanders". De Beus stelt op p.211 in European social democracy: "One obtained governmental power by these [retrenchment] policies at the price of losing the confidence of the rank and file". (terug)