Michal Kalecki behoort tot de grote economen van halverwege de twintigste eeuw. Hij formuleerde tegelijk met J.M. Keynes de theorie van de economische dynamica. Parallel aan die werkzaamheden onwikkelde hij een conjunctuur-theorie. Over dat laatste gaat deze column. In essentie is zijn theorie een één sector model van het accelerator-multiplicator type. Kalecki maakt een zorgvuldige analyse van de investerings-functie, die altijd voorkomt in een dergelijk model. Een ander kenmerk van Kalecki's theorie is de aandacht voor de inkomens-verdeling in lonen en winsten.
In de eerdere column over conjunctuur-golven is een algemeen overzicht gegeven van de diverse in omloop zijnde theorieën. De huidige column ontleent zijn bestaan aan het boek Theory of economic dynamics, dat Kalecki publiceerde in 19541. Aangezien het een één-sector model betreft, is enkel het totale inkomen Y(t) van de private sector van belang. Uiteraard is dat in een conjunctuur-theorie een functie van de tijd t. Het totale inkomen kan worden gesplitst in de loonsom W(t) en de totale winst P(t):
(1) Y(t) = P(t) + W(t)
In de formule 1 is aangenomen, dat alle bedragen reëel zijn, dat wil zeggen, gecorrigeerd voor de inflatie. Er wordt voor alsnog geen aandacht besteed aan de internationale handel, of aan overheids optredens. De formule 1 weerspiegelt de functionele inkomens-verdeling, namelijk naar arbeid en kapitaal. Kalecki splitst nu de loonsom in een vast deel Wa en een variabel deel. Het vaste deel dekt de uitgaven, die moeten worden gedaan voor faciliterende diensten, zoals de administratie en de huishoudelijke dienst. Soms gebruikt men voor dit loon-type de aanduiding salarissen. De conjunctuur heeft weinig of geen invloed op dit deel.
Het variabele deel van de loonsom komt ten goede aan de werknemers in de productie. De producent benut zijn productie-capaciteit afhankelijk van de conjunctuur, en zal productie-werknemers aannemen of ontslaan overeenkomstig de veranderingen van het totale inkomen. In wiskundige gedaante wordt de variabele component beschreven door qw×Y(t), waarin qw de marginale loonquote voorstelt2. Uiteraard is die kleiner dan 1. Invullen van de twee loon-componenten in de formule 1 leidt tot
(2) Y(t) = (P(t) + Wa) / (1 − qw)
In de voorgaande column over conjunctuur-golven is al geschetst, dat het markt-gedrag een grote invloed uitoefent. Met andere woorden, hoe wordt het totale inkomen besteed? Kalecki neemt aan, dat de loonsom in zijn geheel wordt uitgegeven om er consumptie-goederen voor te kopen. Hij gebruikt hiervoor graag het Engelse gezegde "workers spend what they earn". Maar ook de ontvangers van de arbeidsloze inkomens (de winsten) hebben behoefte aan consumptie-goederen. Kalecki modelleert de vraag van deze groep kapitaal-bezitters met behulp van de consumptie-functie:
(3) C(t) = Ca + ck × P(t − θ)
De consumptie-functie bevat interessante informatie over het bestedings-gedrag van de kapitaal-bezitters. Ze hebben bepaalde levens-behoeften, die ze onder alle omstandigheden zullen willen bevredigen, desnoods door hun kapitaal aan te spreken3. Men noemt dit onveranderlijke deel de autonome consumptie Ca. Echter in goede tijden stijgen de winsten, zodat de kapitaal-bezitters rijker worden en hun consumptie kunnen laten toenemen. Blijkens de formule 3 stelt Kalecki, dat die variabele component varieert als ck × P(t − θ). Hierin wordt ck de marginale consumptie-quote genoemd. Aangezien mensen altijd wat conservatief zijn, nemen zij hun consumptie-beslissing op basis van de winst, zoals die een tijdje θ eerder was. Dat heet een vertraging (in de Engelse taal lag). De waarden van de constanten Ca en ck gelden voor de hele groep, en zouden kunnen worden bepaald met behulp van consumenten-onderzoek.
Uit het voorgaande betoog is direct duidelijk, dat de kapitaal-bezitters een som S(t) = P(t) − Ck(t) sparen. Kalecki neemt aan, dat geldt:
(4) I(t) = S(t)
De formule 4 stelt aldus de investeringen I en de spaar-tegoeden S aan elkaar gelijk. Met andere woorden, er zullen alleen investeringen worden gedaan, indien de kapitaal-bezitters ze terug verdienen in de gedaante van spaar-tegoeden bij de banken of van effecten-bezit. De investeringen kunnen bestaan uit nieuwe outillage voor de productie. Maar ook is denkbaar, dat de markt niet alle consumptie-goederen kon afzetten. In dat geval krijgen de investeringen de gedaante van goederen-voorraden4.
Door de formules 3 en 4 te combineren vindt men P(t) = I(t) + Ca + ck × P(t − θ). Dit is een recursieve betrekking voor P(t). Dat wil zeggen, men kan deze formule invullen in zichzelf. Als dit N maal wordt gedaan, dan is het resultaat
(5) P(t) = P(t − (N+1)×θ) × ckN+1 + Σn=0N (Ca + I(t − n×θ)) × ckn
In de term van de autonome consumptie kan Ca buiten de sommatie worden gebracht, waarna de term tot Ca / (1−ck) kan worden gereduceerd5. Dat ligt iets gecompliceerder bij de term van de investeringen, maar des ondanks kan die worden versimpeld tot I(t − ν×θ) / (1−ck), met 0≤ν≤N als neven-voorwaarde6. De vereenvoudigde vorm van de formule 5 wordt aldus
(6) P(t) = (Ca + I(t − ν×θ)) / (1−ck)
Een opvallend aspect aan de formule 6 is dat kennelijk de winst op tijdstip t wordt bepaald door de investeringen, die een tijd ν×θ tevoren zijn gedaan. Kalecki keert hiervoor het zojuist genoemde gezegde om in "capitalists earn what they spend". De winst is groter dan de gedane investeringen, omdat 1 / (1−ck) groter is dan 1. Deze factor wordt gewoonlijk de multiplicator genoemd7.
De formule 6 kan worden ingevuld in de formule 2, waarna het totale inkomen Y(t) kan worden berekend. Daarmee is de conjunctuur-theorie van Kalecki voltooid. Strikt genomen is voor de conjunctuur enkel de verandering in Y van belang. Daarom kan des gewenst de formule 2 worden versimpeld tot
(7) ΔY(t) = ΔI(t − ν×θ)) / ((1−ck) × (1−qw))
De formule 7 heeft uiteraard betrekking op de verandering ΔY gedurende een zeker gegeven (klein) tijds-interval Δt. Zij heeft als een bijkomend voordeel, dat de autonome termen Wa en Ca in de formule 2 zijn verwijderd.
De beschrijving van Kalecki's theorie moet hier helaas summier en beknopt blijven. Je kunt een boek niet samenvatten in één column. En de lezer zal intussen hebben begrepen, dat de conjunctuur behoort tot de meest complexe economische fenomenen. Er wordt hier verder volstaan met de opmerking, dat de bezettings-graad van de productie-capaciteit een essentiële rol speelt in het voorgaande betoog. Investeringen scheppen koopkracht, maar vergroten niet direct het markt-aanbod. Dat markt-aanbod moet komen van de productie met tot op dat moment onbenutte productie-faciliteiten. Zie ook de beschouwingen van Kalecki en Sherman dien aangaande8.
Bij een nadere beschouwing van de formules 6 en 7 is duidelijk, dat daarmee niet alles is gezegd. Het mag zo zijn, dat de investering zichzelf terug betaalt via de winst. Maar in de reële economie wegen de ondernemers en de beleggers bij hun beslissingen ook nog het rendement mee van hun investeringen. Dien ten gevolge zal de investerings-functie op enigerlei wijze dat rendement in rekening moeten brengen - en daarmee ook de winst-verwachting. Dit thema wordt nader uitgewerkt in de volgende paragraaf.
Kalecki was één van de eersten om een gedetailleerde investerings-functie voor te stellen. Dit is een heikele onderneming, omdat je er voor in de gedachten-wereld van de ondernemers en financiers moet duiken. Het uitgangs-punt van Kalecki is de formule
(8) I(t) = Ia + aS × S(t−τ) + aP × ΔP(t−τ) / Δt − aK × ΔK(t−τ) / Δt
Deze formule heeft uiteraard enige uitleg nodig. In de volgende alinea's worden de vier termen stuk voor stuk in detail behandeld9.
Alvorens te duiken in de bijzonderheden van de formule 8 zijn enkele algemene opmerkingen op hun plaats. Ten eerste moet worden afgesproken of de vervangingen van versleten outillage zijn ingesloten in de formule 8. Als dat zo is, dan stelt I(t) de bruto investeringen voor. Dit is de keuze, die Kalecki heeft gemaakt in zijn uiteenzettingen. Dus I(t) is de som van de vervangingen en de netto (nieuwe) investeringen. Een tweede punt betreft de veranderingen in de voorraden. Als je voorraden laat inkrimpen, dan is dat een negatieve investering. Kalecki verwaarloost deze component, omdat zij volgens hem weinig invloed uitoefent op de conjuncturele dynamiek10.
Aldus is de investerings-functie van Kalecki verklaard. Nu is er wel wat voor te zeggen om te veronderstellen, dat de conjunctuur voornamelijk invloed uitoefent op de netto investeringen. Met andere woorden, de ondernemers zullen in de cyclus hun vervangingen op een constant niveau δ houden. In dat geval geldt dat de voorraad aan outillage binnen een klein tijds-interval verandert als ΔK(t)/Δt = I(t) − δ. Dat is belang wekkend, want de formule 8 krijgt nu een recursieve gedaante:
(9) I(t) = (Ia + aK×δ) + aS × I(t−τ) + aP × ΔP(t−τ) / Δt − aK × I(t−τ)
In de formule 9 zijn de vervangingen ondergebracht bij de autonome investeringen, die voortaan zullen worden geschreven als I'a. Je kunt de recursieve formule 9 invullen in zichzelf, net zoals dat is gedaan bij de formule 5. Na enig rekenwerk vindt men als resultaat14
(10) I(t) = (I'a + aS × I(t − ω×τ) + aP × ΔP(t − ω×τ) / Δt) / (1 − aK)
Volgens Kalecki ligt de waarde van de parameter ω ergens tussen 0 en 1. Je zou de factor aP / (1 − aK) een accelerator kunnen noemen. Als een winst-stijging wordt verwacht, dan dwingt dat de investeringen omhoog15. Het oogt aardig om met behulp van de formule 6 de term ΔP te vervangen door een investerings-term. Het resultaat is
(11) I(t) = (I'a + aS × I(t − ω×τ) + (aP / (1 − ck)) × ΔI(t − ω×τ − ν×θ) / Δt) / (1 − aK)
De formule 11 bekroont de theorie van de investerings-functie bij Kalecki. De lezer zij er aan herinnerd, dat θ de tijd is, waarin de kapitaal-bezitters hun consumptie aanpassen. Zij zal wellicht enkele maanden bedragen. Voor de tijd τ, die de levertijd van outillage voorstelt, lijkt een waarde van enkele maanden tot één of uiterlijk twee jaren redelijk (zie ook de voetnoten). Dan zijn θ en τ allebei kleiner dan de periode T van de conjunctuur-cyclus (typisch drie tot tien jaren). De waarde van ν zal rond 1 liggen (zie opnieuw de voetnoten).
Helaas kan niet eenvoudig worden voorspeld tot welk conjunctuur-gedrag de verbanden in de formule 11 aanleiding zullen geven. Kalecki heeft er numerieke berekeningen mee uitgevoerd, en concludeert daaruit dat zowel explosieve als gedempte oscillaties kunnen ontstaan, afhankelijk van de waarden van ck, aK, aP, ω×τ en ν×θ. Met name leiden grote waarden van aP / (1−ck) tot explosieve oscillaties16. In een volgende column zal de werking van de formule 11 worden geïllustreerd aan de hand van een min of meer plausibel rekenvoorbeeld. De lezer houdt dit dus te goed.
Tenslotte moet worden vermeld, dat de conjunctuur-theorie van Kalecki in verschillende categorieën is onder te brengen. Bij de aanhef is zij gekwalificeerd als een multiplicator-accelerator model. H.J. Sherman deelt haar echter in bij de winst-knijp (in de Engelse taal profit squeeze) theorieën, omdat zowel de vraag als het aanbod er in bijdragen aan de conjunctuur-golven17. In de formules 3 en 11 werkt de winst in op de vraag, respectievelijk de consumptieve en de productieve. In de formule 1 werkt de winst in op het aanbod, namelijk op de productie-kosten. De kosten-post is in dit geval vooral het arbeids-loon. Als de kosten verder worden ontleed, dan zouden daarbij ook de arbeidsloze inkomens zoals de rente en de huur horen, die allebei worden betaald uit de winst. De winst is afhankelijk van de investeringen (zie ook de formule 6), en de investeringen zijn afhankelijk van de winst.